Van Bijsterveldt ontvangt docenten op OC&W voor Ronde Tafelgesprek

Geachte mede-BONners,

Regelmatige forumbezoekers herinneren zich nog wel de afsluitende 100-dagen-het-land-in sessie met onder andere Van Bijsterveldt eerder dit jaar in de Utrechtse Jaarbeurs. Dat ging toen over maatschappelijke stages. Niet veel meer van gehoord sindsdien, maar na afloop van die bijeenkomst heb ik toen met haar afgesproken dat ik haar het boek van Prick zou geven (“Drammen, dreigen, draaien”) en dat zij dat zou gaan lezen. Dat boek heb ik haar ook doen toekomen, vergezeld van een korte persoonlijke brief waarin ik mijn verontwaardiging uitspreek over een aantal misstanden die ik ben tegengekomen sinds mijn overstap naar het onderwijs.

Tot mijn verbazing kreeg ik vlak voor de zomervakantie opnieuw een uitnodiging, dit keer voor een “Ronde Tafelgesprek” over onderwerpen die er veel méér toe doen:
– lerarenproblematiek (waaronder personeelsbeleid, beloning);
– VMBO: aansluiting VMBO-MBO; samenwerking met instanties zoals Jeugdzorg;
– het nieuwe leren;
– kleinschaligheid;
Welnu, deze sessie had vanavond (woensdagavond) plaats, op het ministerie van OC&W.

Ik heb gemengde gevoelens bij dit soort sessies, want volgens mij weten zij en Plasterk inmiddels al heel goed hoe de vork in de steel zit. Je gaat je dan al gauw afvragen wat hier dan wél de bedoeling van is: naar de kiezers kunnen laten zien dat de bewindslieden wel degelijk contact onderhouden met de werkvloer? Ik weet het niet. Maar ik ben er toch maar heengegaan. Alleen al uit nieuwsgierigheid, en ook, ik zal het maar toegeven, omdat ik praten met mensen op hoge posities behoorlijk interessant vind. Maar toch vooral omdat ik vind dat wij als BON overal met onze neus bovenop moeten zitten. En, bedenk ik me nu, wie weet hebben dit soort sessies voor bewindslieden nóg wel een functie: naar andere belanghebbenden als vakbonden en besturenclubs kunnen zeggen dat de bewindslieden ook met loslopende docenten en schoolleiders praten, en dat de geluiden die daaruit naar boven komen heel anders zijn, en dat wij sowieso bepaald niet het clubje verzuurde docenten zijn waarvoor sommigen ons proberen te houden.

Aanwezig waren twee schoolleiders en een stuk of tien docenten, waaronder ook twee ex-docenten: een jonge en een gepensioneerde. Mevrouw Van Bijsterveldt (VB) werd geflankeerd door de heer Van der Vlugt, die binnen OC&W aan het hoofd staat van de afdeling Voortgezet Onderwijs. Ik had me voorgenomen om VB expres niet te vragen of ze “Drammen, dreigen, draaien” inmiddels al gelezen had, maar ze begon er zelf over: ze was eraan begonnen!

Hoewel ik op een aantal punten niet gerust ben, ben ik toch positief over de algehele teneur van de bijeenkomst. Hoewel de meeste docenten voor zover ik te weten ben gekomen geen BONners waren, had het BON-geluid bij de meeste onderwerpen duidelijk de overhand. Dit is ook een geluid waar Van Bijsterveldt, die de bijeenkomst op een prettige manier leidde (tempo, geen valse onderbrekingen of oeverloze verhalen toelaten, iedereen kon goed zijn of haar zegje doen), zeker open voor stond.

Hieronder een verslag van e.e.a. op basis van de aantekeningen die ik heb gemaakt en wat ik er verder nog van onthouden heb; alles natuurlijk gekleurd door mijn achtergrond en waarneming. Het is een lang verhaal geworden; waarschijnlijk niet voor iedereen even interessant. Alleen de moderator,die heeft écht pech; die moet er helemaal doorheen…

Allereerst kwam het gesprek op het adviesrapport van Rinnooy Kan (ACL/Advies Commissie Leraren); VB (Van Bijsterveldt) wilde weten hoe wij daar over dachten. Ik heb gezegd dat veel BONners er behoorlijk positief over waren, dat we eigenlijk weinig negatieve punten in hebben kunnen ontdekken. Licht aan het einde van de tunnel! Maar al snel ontstond er ook een discussie over de beloningsverschillen tussen eerste- en tweedegraders, en jullie raden natuurlijk al hoe dat ging: tweedegraders vinden niet dat eerstegraders alleen op basis van hun hogere opleiding meer betaald zouden moeten krijgen, werken met VMBO-kinderen is óók zwaar, docenten in het VMBO zijn óók schaars (want moeilijk te vinden), en noem maar op. VB meldt, en ik vond dat toch wel zorgelijk, dat haar visie op dit punt enigszins afwijkt van het ACL: het gaat niet alleen om opleidingsniveau, het draait ook om, en daar komt het c-woord weer: competenties. Op mijn waardering voor de voorgestelde omzeiling van de schoolbesturen in het ACL reageert één van beide schooldirecteuren, die functioneert in een grote scholenorganisatie, geprikkeld.

Maar waar VB heenwil is het volgende: hóe moet volgens ons vorm worden gegeven aan dat lerarenfonds waar docenten hun na-/bijscholing mee kunnen regelen? De eerdergenoemde schoolleider stelt een soort van polderalternatief voor, iets met met meerdere vertegenwoordigingen, waarin het belangrijk was dat de leerling centraal stond (ik had die zin al in geen vijftien maanden meer live gehoord!), maar daar gaan meerdere docenten onmiddelijk tegenin. Ik maak zelf kenbaar dat ik het liefst zie dat de overheid dit voorlopig regelt. Maar eigenlijk voel ik me enigszins overvallen door de vraag en weet ik het antwoord niet goed. Ik herinner me uit het ACL dat het SBL wordt genoemd. Die naam laat VB op een gegeven moment ook vallen, om te peilen wat we daarvan vinden, maar ik zie meteen de BIO-competentieclub voor me en dát lijkt me helemaal niks; ik laat dus weten dat het SBL bij veel docenten niet bepaald lekker ligt, wat enkele andere aanwezige docenten beamen. De vraag van VB blijft echter onbeantwoord, en op zulke momenten denk ik dan: kon ik maar even mijn vrienden op het BON-forum om raad vragen.

Ik heb verder wel duidelijk gemaakt dat het niet voor niets is dat er de afgelopen twintig jaar niet zo’n docentenvertegenwoordiging is opgestaan: deels door de roofbouw die er in het onderwijs is gepleegd en deels door verdeeldheid en strijdige belangen bij docenten onderling (zoals bijv. 1e/2e graads, voor/na-hos). En dat het ook nu dus niet van onderaf kan komen. BON is ook geen docentenbelangenvereniging, en dat e.e.a. voor docenten dus voorlopig van bovenaf door de overheid georganiseerd moet worden. Overigens zal VB ook over dit onderwerp in overleg treden met ons bestuur, maar het lijkt me óók een interessant discussieonderwerp voor hier op het forum: hoe zien wij dit eigenlijk zelf idealiter voor ons? VB is er in ieder geval wel van doordrongen dat een polderoplossing met bijv. vakbonden en besturen in dit verband géén goed idee is. Sterker nog: ze meldde dat ze voorafgaande aan de onderhavige bijeenkomst overleg had gehad met de vakbonden, en dat een aparte positionering van de leraar en dus het borgen van de docentenbelangen, door vakbonden als een bedreiging gezien wordt. Mocht je twijfelen: je leest het goed.

Dan een ander onderwerp dat tijdens de hele bijna twee uur durende bijeenkomst vaak over tafel gegaan is: kleinschaligheid. VB liet weten duidelijk voorstander te zijn van kleinschaligheid, zowel qua organisatie als ook fysiek qua gebouw, maar ze gaf tegelijkertijd duidelijk aan dat grootschalige besturen volgens haar kunnen werken mits die besturen kleinschaligheid faciliteren. Ik heb daar tegenin gebracht dat het belangrijk blijft dat ouders in een bepaalde regio echt iets te kiezen moeten kunnen hebben en dat grootschaligheid de kans vergroot dat dát juist verkeerd afloopt. Wie als enige van de genodigden geen probleem had met grootschaligheid behoeft geen toelichting, maar daar zeg ik meteen bij dat de ándere aanwezige schoolleider, een schoolleider van één van de zestien (!) overgebleven categoriale mavo’s in Nederland, juist een warm pleidooi hield voor kleinschaligheid en sterk gestructureerd onderwijs. Voor veel van de aanwezige docenten was het prijsschieten geblazen op middenmanagement en grootschaligheid.

VB laat verder weten dat ze zorgen heeft over de lerarenopleiding, vooral over het kennisaspect daarbinnen.

Dan naar het vmbo en het mbo. Vooraf heeft Hinke voor mij de belangrijkste problemen die spelen binnen het mbo kort en bondig op een rij gezet, want van dit deel van het onderwijs heb ik weinig kaas gegeten. Echter, de discussie werd strak gestuurd richting het onderwerp “aansluiting tussen het vmbo en mbo”.
VB laat weten dat het beeld van het vmbo negatiever is dan verdiend, en dat ze bij werkbezoeken heeft gezien dat in het vmbo heel veel goeie dingen gebeuren. Zelf werk ik niet in het vmbo, dus eigenlijk moet ik er m’n mond over houden, maar hier klinkt wellicht nog wat Van-der-Hoeven echo in door. Toch denk dat we te maken hebben met een andere staatssecretaris dan die we dit voorjaar in EénVandaag bij Karel van der Graaf zagen.

Er vliegt van alles over tafel: doorlopende leerlijnen die niet doorlopen, te weinig passende stageplekken (in ziekenhuizen etc.; die investeren hier zelf veel te weinig in), het niveau van de instroom in het mbo is vaak veel te mager, sommige mbo’s zijn begonnen met toelatingstoetsen, ook voor vmbo-scholieren mét diploma, ze doen te weinig vakkennis op en daar balen de bedrijven en instellingen weer van. Dat laatste beaamt VB sowieso: “de balans is zoek; leerlingen doen te weinig vakkenis op. Er moet, al wordt het een vies woord gevonden, ook frontaal les (kunnen) worden gegeven”. Over CGO gaat de discussie niet, dus Hinke, als je dit nog niet gedaan hebt, lijkt het me goed dat jij die bal er zelf in gaat schoppen. Schrijf haar vooral een duidelijke brief, en zet er vooral die zin in die je pas op het forum schreef: “overal waar CGO wordt ingevoerd, ontstaat chaos”. Ik krijg niet de indruk dat VB dagelijks wordt overladen met brieven van betrokken docenten en ik kan uit persoonlijke ervaring zeggen dat je brief ook daadwerkelijk aandacht krijgt. Doen dus.

Dan hebben we nog een kwartier over om het over 1945’s favoriete onderwerp te hebben: het Nieuwe Leren. Ik probeer me te herinneren of er geluiden zijn geuit ten gunste van HNL, en inderdaad: een docent heeft binnen een bepaald, los, klein, in vrijheid (onaangestuurd door de schoolleiding) met drie collega’s opgezet project succes geboekt; leerlingen die normaal niet vooruit te branden waren; gingen hard aan het werk. Maar zodra de schoolleiding dit plan overnam om het schoolbreed in te voeren, ging het meteen helemaal mis. Een andere docente kan HNL alleen als iets positiefs zien, als dat neerkomt op “afwisseling in je les”, of “op die momenten die dingen doen die het beste werken”. De gepensioneerde docent merkt op dat leerlingen wel degelijk goed en lang geconcentreerd kunnen luisteren, maar dan moet er wel iets verteld worden door een docent die wat te vertellen hééft, en (mooi beeld) bij voorkeur als het buiten donker weer is met regen die tegen de ramen tikt. Dus niet even vijf minuten instructie en dan achter de computer iets in elkaar moeten flanzen en spelletjes gaan doen. VB verwijst naar aanleiding daarvan met waardering naar een uitspraak die Fortuyn ooit eens heeft gedaan, over de kracht van verhalen, van docenten die verhalen vertellen. De conclusie werd niet openlijk getrokken, maar is natuurlijk onontkoombaar: HNL kan worden bijgezet in het museum van mislukte onderwijsvernieuwingen.

Bij de slotronde mag iedereen nog even iets zeggen. De gepensioneerde docent herhaalt koel dat het wel degelijk óók om de financiële beloning draait; dat dat een onontkoombaar aspect is van het verhogen van de status van de docent. Ik had zelf gemerkt dat sommige aanwezigen er in de discussie op hebben gewezen dat je docenten beter kunt scholen door ze meer stage te laten lopen, dus ik maak van de slotronde gebruik om te benadrukken dat vakkennis echt de kern van de zaak is, dat het vooral dáárom moet draaien in zowel de hbo- als postdoctorale lerarenopleiding, en dus niet om het eindeloze gepraat en gedoe met werkvormpjes, en dat je het daadwerkelijke lesgeven pas kunt gaan leren als je je vakkennis op niveau en paraat hebt.

VB moet snel weg; we praten nog wat na. Daarbij overigens nog iets over het Luzac gehoord wat ik nog niet wist: bij het Luzac Lyceum bieden ze docenten tegenwoordig gewone contracten aan, met een pensioenvoorziening en een ook in de zomervakantie doorlopend salaris. Dit alles dus in plaats van dat uitzendcontract dat ze vroeger boden. Ook deze school, met z’n kleine klassen, heeft dus moeite om docenten binnen te halen en te houden; ze schijnen zelfs veel met studenten te werken. En iets anders: mocht er iemand nog zin hebben in een baan natuurkunde/scheikunde op een categoriale mavo in het midden van het land waar het gestructureerde onderwijs en het grenzen stellen aan wangedrag nog de norm is: mail me even op m’n inbox.

11 Reacties

  1. Mooi verslag EM70
    Een ding is me wel duidelijk: er moet heel snel een beroepsgroep van eerstegraadsdocenten komen. Zou Plasterk niet geneigd zijn om te willen helpen bij het opzetten daarvan?

    Als je betaalt naar competenties is dat ook niet zo erg: dan zul je er eventueel ook bij uit kunnen komen dat eerstegraders dezelfde competenties hebben als tweedegraders, en dat ze daarbij beter betaald worden omdat ze extra kennis meenemen. Komt op hetzelfde neer. -Of je moet competenties zo slinks definieren dat het feit dat je in het vmbo werkt al een competentie is, maar dat lijkt me verlakkerij.

    Beide graders moeten didactisch en pedagogisch bekwaam zijn, met ouders kunnen omgaan, enz. Je zou als extra competentie kunnen opnemen dat omgaan met een bepaalde categorie kinderen zwaarder is: maar dan hebben we het over achterstandswijken.

    Dat je een en ander niet direct weet te beantwoorden, betekent dat dat je in de nahand ook niet de kans krijgt om het te beantwoorden: nagezonden suggesties?

    • @Simon: Betalen naar competenties is wèl erg
      want van de zeven kerncompetenties gaat er maar een over vakinhoud, en dan nog maar half: op één hoop geveegd met didactiek. Soms verdwijnt hierin de vakinhoud ook nog geruisloos: zie bijvoorbeeld HIER. Alle ruimte dus om de vakinhoud te blijven miskennen.
      In plaats daarvan zouden er, ALS het dan persé in competenties moet (beter van niet..), drie kerncompetenties moeten zijn:

      1. Vakkennis
      2. Pedagogisch-didactische competenties
      3. Overige (bijkomende, vaak vanzelfsprekende) competenties, zoals kunnen samenwerken.

      Het spreekt vanzelf dat de vakkennis bij een eerstegraadsdocent absoluut op de eerste plaats komt, terwijl op dat punt aan een vhbo-docent minder zware eisen gesteld behoeven te worden.

    • Het heeft de minister behaagt
      Om schoolsoorten en schoolklassen op te delen in een eerstegraads en tweedegraads sector.
      Het zou de minister dus wat waard moeten zijn om toezicht te houden op de bevoegdheid van de docenten die in die sectoren de lessen verzorgen.
      Wat is er tegen het volgende idee:
      Kort de financiering van schoolbesturen als de lessen door onbevoegde docenten worden verzorgd.
      Zo haal je de prikkel weg om lessen door niet bevoegde docenten te laten verzorgen; dat kost geld.
      Uiteraard moeten alle docenten betaald worden naar vakmanschap maar als je meer eerstegraads docenten aan het onderwijs wilt binden moet je ook vakkennis belonen. Daarvoor moet je kunnen concureren met ‘de markt’ en dat doe je niet door alle docenten over dezelfde kam te scheren.

      • vakmanschap
        Eerstegrader en vakmanschap is sinds de invoering van de Bama maar zelden een vanzelfsprekende zaak, zo maak ik van nabij mee.

        • Universiteit Afschaffen
          Ik kan uiteindelijk maar een goede conclusie trekken, en dat is dat we in Nederland maar beter de universiteit kunnen afschaffen. Wie iets wil leren, kan na de HAVO ook wel terecht bij een van de vele op maat gemaakte cursusjes aan de HBO’s, waar een prettige instructeur je wegwijs maakt in de kleine, practische probleempjes van alledag.

          Een universitaire opleiding is echt de moeite niet, en het niveau van de leerlingen en de docenten en de hoogleraren van tegenwoordig is ook al belabberd. Terecht dus dat de school besturen de tweedegraads-collega’s er tegenwoordig toe aanzetten om hun eerste graads collega terecht te wijzen en te vernederen.

          Wat wil je later worden? Leraar? Dan volg je cursus A en misschien ook nog cursus B en dan ben je bekwaam en dan mag je gezellig de rest van je leven ‘hard’ werken met kinderen, zeulen en trekken, en je hoeft ze niks te leren, want die kinderen krijgen later ook wel een cursus op maat.

          Een land zonder universiteit, wie wil dat niet? Als het aan de schoolbesturen ligt, schaffen we alles wat boven het niveu van een hbo (is dat eigenlijk wel nodig? doorleren na de havo?) is onmiddelijk af. Een universiteit, dat is meer iets voor heel erg ouderwetse landen als Engeland en Frankrijk.

  2. ze noemden het toen “construeren” collega, niet “fantaseren”
    Straks kan ik enkel nog in het onderwijsmuseum vertellen over die dwaze tijd van HNL. Maar misschien is dat ook wel een mooi toekomstbeeld. Ik zie dat wel voor me. Oudere docent met natuurlijke krijtstrepen op zijn ietwat afgedragen kostuum. Een gewoon zwart schoolbord waarop in schoolschrift de 10 meest onzinnige HNL kenmerken staan geschreven.

    En hele groepen kinderen, netjes in de rij en geëscorteerd door jongere docenten (ook passend gekleed) die de kinderen vertellen dat het er nu (in 2012) weer op dezelfde manier aan toe gaat op school als in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Dat dat nu ook heel normaal lijkt en niemand vindt dat het allemaal gekanteld moet worden. Maar dat er een tijd was, beste kinderen, dat mensen werkelijk dachten dat docenten beter helemaal niets konden weten en dat kinderen hun eigen kennis moesten fantaseren. Waarna ik zachtjes de jonge collega verbeter: ze noemden het toen “construeren” collega, niet “fantaseren”

  3. Lof Em70
    Voor dit verslag en de manier waarop je de BON standpunten voor het voetlicht brengt.
    Het bestuur heeft je hopelijk wel de kosten van “Drammen, dreigen en draaien” vergoed.

  4. Wat verstaan we nou eigenlijk onder HNL?
    Voor mij blijft HNL een containerbegrip waar je lekker tegen aan kunt schoppen of waar je euforisch over kunt zijn maar waar schop je nou eigenlijk tegen aan of waar ben je nou eigenljik euforisch over? Een meer gedetailleerdere definitie van HNL zou discussie’s over de voor- en nadelen van HNL wat transparanter maken.
    Zo ben ik tegenstander van CGO. Ik heb zelf lange tijd met mijn competentiematrix geworsteld tijdens mijn (deeltijd) lerarenopleiding. Omdat het objectieve kennis bij HNL volgens mij ‘uit’ is en subjectieve kennis ‘in’ heeft men waarschijnlijk CGO ingevoerd waaraan naar mijn idee door haar pure subjectieve karakter alleen maar subjectieve beoordelingscriteria gehangen kunnen worden wat CGO naar mijn idee ongrijpbaar en onwerkbaar maakt.
    Daarentegen ben ik weer groot voorstander van gedeeltelijke integratie van vakken wat volgens mij ook weer onderdeel is van HNL. Ik ben er van overtuigd dat er in ons onderwijssysteem een ontwerpfout zit die er al 140 jaar in zit. Onderwijs wordt van vroeger uit alleen maar bottom up gegeven en het top-down aspect is men misschien bewust vergeten. Zoals bij de Bèta vakken zouden algemene vakken als ANW of techniek als kapstok gebruikt kunnen worden door de specialistische mono-vakken als natuur- schei- wiskunde en biologie. Ook bij de gamma vakken kan ik me een dergelijke inrichting van vakken voorstellen. Leerlingen kunnen dan op deze manier losse abstracte begrippen uit de mono-vakken koppelen aan toepassingen in het grotere geheel wat de begripsvorming naar mijn idee alleen maar ten goede komt.
    Het zou volgens mij wel handig zijn om een lijstje op dit forum op te stellen wat nu allemaal binnen HNL valt om meer genuanceerd met dit fenomeen om te gaan voordat HNL in het museum verdwijnt. Ik heb met deze posting alvast een begin gemaakt:
    HNL bevat:
    1. CGO
    2. Integratie van vakken
    3. Subjectieve kennis vs objectieve kennis
    4. …..

    • Bergop en bergaf
      Als ik vakkenintegratie beschouw als een bergwandeling zie ik de monovakken als de weg bergop en de geintegreerde vakken als de weg bergaf. Wil je op enig niveau vakkenintegratie kunnen toepassen dan zul je eerst een stuk bergop moeten klauteren. Wat er nu gebeurt heeft veel weg van een ‘bergwandeling’ over molshopen; terwijl ik in me op het hooggebergte wil richten.
      Kennis toepassen is pas zinvol als je eerst kennis hebt verworven.

    • Het Nieuwe Leren gaat uit van het feit
      dat Het Oude Leren niet meer voldoet. De overgang van stoom naar stroom was logisch en de voordelen waren tastbaar in de praktijk. HNL is ’n samenraapsel van oorspronkelijk goede bedoelingen. Uitgegroeid tot iets, wat nu bijna onaantastbaar, de onderwijsmarkt dreigt te willen regeren. Niet omdat het oude leren niet meer voldeed, HNL is ’n aanpassing aan de eisen van de “consument”. Stroom was duidelijk en beter dan stoom. HNL is ’n eigen leven gaan leiden, zonder meetbare resultaten en voordelen. Althans niet op korte termijn. En die is nu voorbij.
      Terug naar stoom is ondenkbaar. Terug naar de jaren 50 ook. HNL is ’n handicap waar het onderwijs nu mee zit. Hoe langer het onderwijs zich aanpast aan leerlingen, in plaats van andersom en hoe langer het voor ’n dubbeltje moet, zoveel te langer duurt het voordat er weer ’n soort evenwicht ontstaat.
      ’n Beetje stoom en wat stroom. Uiteindelijk stroom.
      Naast elkaar en nooit in ’n museum.

      En ouders die nee zeggen.

Reacties zijn gesloten.