Wansink over het parlementair onderzoek

Onderstaande column van Hans Wansink komt uit De Volkskrant van 27 februari 2007.
=================================================
Strijd om de klas

Het opkrikken van het onderwijs staat haaks op het bestrijden van de schooluitval. Voor veel leerlingen is minder onderwijs waarschijnlijk beter dan méér onderwijs. Help hen aan de slag – buiten de school.

Mariëtte Hamer behoorde tot de velen die op het lijstje van Wouter Bos stonden, maar het kabinet nèt niet haalden. Ze stond bekend als een capabele woordvoerster Onderwijs van de fractie van de Partij van de Arbeid, zonder dat ze zich onderscheidde. De crisis in het onderwijs leek aan haar voorbij te gaan, net als aan het establishment van de PvdA als geheel. Maar het unieke protest van scholieren en studenten tegen staatssecretaris Bruno Bruins bracht daar verandering in.

Als leerlingen gaan klagen over gebrek aan inhoudelijke lessen en contacturen, moet de nood wel heel hoog zijn. Op het congres van de PvdA in Zwolle liet het partijbestuur weten dat de PvdA ‘een herstart moet maken in het denken over onderwijs’ en moet ‘leren van de fouten van het blauwdrukdenken’. Tussen het officiële onderwijsbeleid en datgene wat er werkelijk in de klassen gebeurt, is een enorme kloof gegroeid.

Hamer nam het initiatief tot een parlementair onderzoek naar twintig jaar onderwijsvernieuwing. Om een dergelijk onderzoek had de Onderwijsraad al eerder gevraagd, maar toen was er in de Kamer geen meerderheid voor.

Nu wel. De centrale vraag is waarom vernieuwingen als de basisvorming (1993), de tweede fase (1999) en het vmbo (1999), die met brede steun in de Kamer werden ingevoerd, zo snel op een mislukking uitliepen. De Kamer veronderstelde een breed draagvlak in de scholen, maar dat bleek er helemaal niet te zijn.

Vervolgens wil Hamer in kaart brengen of het klopt dat het niveau in het onderwijs is gedaald en welke rol het ‘nieuwe leren’ (waarin, kort gezegd, vaardigheden belangrijker zijn dan kennis) daarin speelt. Uiteindelijk komt onontkoombaar de verhouding tussen de overheid en de besturen aan de orde. Onder de ministers Van der Hoeven en Hermans konden de besturen hun gang gaan. Zij voerden het nieuwe leren van bovenaf in. Als middel om greep te krijgen op de gang van zaken in de klas, maar ook als middel om te bezuinigen op het contact tussen docenten en leerlingen.

De politieke inzet van het parlementaire onderzoek is de vraag of de overheid teveel ruimte aan ‘het middenveld’, lees: de schoolbesturen, de docenten en hun koepelorganisaties, heeft overgelaten. Hamer wil niet vooruitlopen op het antwoord op die vraag. Ze pleit er terecht voor dat er met haar onderzoek haast gemaakt moet worden: de klus moet in een half jaartje geklaard kunnen zijn.

Parallel aan dat onderzoek oriënteren de nieuwe bewindslieden van Onderwijs, minister Plasterk (PvdA, hoger onderwijs en emancipatie) en de staatssecretarissen Van Bijsterveldt (CDA, voortgezet onderwijs) en Dijksma (PvdA, basisonderwijs en kinderopvang) zich gedurende honderd dagen op het ‘onderwijsveld’.

In het regeerakkoord staat een aantal randvoorwaarden die van belang zijn, zoals het vastleggen van diploma-eisen, het schrappen van de premie op fuseren en de uitbreiding van het budget met een miljard euro. Er is meer geld voor scholen met leerlingen in achterstandsituaties en de schoolboeken worden gratis. Prioriteit nummer één is het halveren van de schooluitval in het voortgezet onderwijs (nu 56 000 leerlingen per jaar).

Voordat we deze goede voornemens voor kennisgeving aannemen, wil ik wijzen op een tegenstrijdigheid. Het vastleggen (en bewaken) van de kwaliteit van het onderwijs via harde diploma-eisen zal in eerste instantie de schooluitval eerder vergroten dan verkleinen. Achter het probleem van de schooluitval zit een grote weerstand bij leerlingen tegen het regime van de school. Veel leerlingen en studenten vinden het onderwijs vervelend en spreiden een ver doorgevoerd calculerend gedrag ten toon. De leerlingen voelen feilloos aan dat hun invloed op het onderwijs marginaal is, zodat spijbelen de enige manier is om zich aan het regime te onttrekken.

Ik denk dan ook niet dat verlenging van de leerplicht de oplossing is. Om eens een taboe te doorbreken: voor sommige leerlingen is minder onderwijs misschien wel beter dan meer onderwijs. Minister Plasterk kan deze groep het beste helpen door gebruik te maken van zijn positie in de nieuwe ‘zeshoek’, de groep van ministers die gezamenlijk het sociaal-economisch beleid maakt.

Nu de arbeidsmarkt vrij krap is, zal het bedrijfs- en beroepsleven meer dan anders bereid zijn mee te werken aan stages en ‘opstapbanen’ voor leerlingen vanaf een jaar of zestien die op school weinig te zoeken hebben. Plasterk moet dan ook de werkgevers en vakbonden medeverantwoordelijk maken voor het bestrijden van de schooluitval. Niveauverlaging is in elk geval géén oplossing voor het probleem van de uitval.

Om de crisis in het onderwijs te lijf te gaan, kunnen de Kamer en de nieuwe bewindslieden heel goed gezamenlijk optrekken. Ze moeten kiezen voor de belangen van de ouders, de leerlingen, de studenten en de maatschappij.

Pas daarna zijn de docenten aan de beurt. Net als de schoolbesturen zitten zij niet te wachten op een parlementair onderzoek. Toch hebben zij bij zo’n onderzoek meer te winnen dan te verliezen. Het probleem zit bij de vetlaag van managers en bestuurders.
=============================================

3 Reacties

  1. Pas daarna zijn de docenten aan de beurt?
    Pas daarna zijn de docenten aan de beurt? Wat is dit voor een rare zin? Sinds wanneer is beter onderwijs, zeker na hoe docenten de afgelopen twintig jaar zijn ondergesneeuwd, loskoppelbaar van de belangen van docenten?

    En docenten zouden niet zitten te wachten op een parlementair onderzoek? Hoe komt Hans Wansink erbij!?

    • Wansink heeft gelijk en ongelijk
      Wansink heeft mijns inzien gelijk als hij zegt dat de belangen van de ouders, de leerlingen, de studenten en de maatschappij voorgaan aan de belangen van de docenten (mits in verhouding natuurlijk). School draait niet om de docenten, het draait om de leerlingen klaarmaken voor de maatschappij.

      Dat docenten niet zitten te wachten op een parlementair onderzoek, daar bedoelt Wansink waarschijnlijk mee dat de vakbonden daar niet op zitten te wachten. Verschrijfinkje van Wansink, hij weet volgens mij heel goed dat de vakbonden niet namens de docenten spreken, maar namens zichzelf.

      Stuur hem een emailtje hierover, zijn adres is h.wansink at volkskrant.nl

      • Er is geen sprake van een getrapte orde in de belangen
        maar een evenredige orde: wat goed is voor docenten is meestal ook in het belang van ouders, leerlingen enz. Kortom, de soep wordt niet zo heet gegeten.

        Dat leraren vanzelfsprekend bij een conflict de horige partij dienen te zijn lijkt me beslist geen wet van meden en perzen.

Reacties zijn gesloten.