Spellen

Op 13 Januari 2007 stonden er twee artikelen in de kranten over spelling. Het bovenste is uit Trouw, het onderste uit de NRC.
________________________________________________________
Resultaat taaltoets verrast niet

Hoe komt het dat eerstejaars rechtenstudenten slecht spellen en verkeerde zinsconstructies maken? Oud-hoogleraar Wim Meijnen: “De verpakking van een verhaal vinden we in het middelbaar onderwijs al jaren minder belangrijk.”

Een goede gedachtengang achter een betoog krijgt tijdens de lessen Nederlands veel aandacht. Of de zinnen grammaticaal kloppen en komma’s op de goede plaats staan, wordt als minder belangrijk gezien. Logisch, redeneert Wim Meijnen, oud-hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam, dat bijna de helft van de eerstejaars rechtenstudenten zakken voor een toets die juist die verpakking meet.

Bijna 650 eerstejaars van de Rotterdamse Erasmusuniversiteit maakten in oktober zo’n toets, 45 procent haalde een onvoldoende. De toets was vrijwillig en een proef. Al jaren klagen docenten dat studenten het Nederlands zo slecht beheersen. De rechtenfaculteit beslist volgende maand of de taaltoets een verplicht onderdeel van de studie wordt.

De Onderwijsraad constateerde vorige maand al dat leerlingen in het voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs kampen met een tekort aan kennis van de Nederlandse taal en wiskunde. Onderwijsinstellingen bieden steeds meer ‘reparatieprogramma’s’ aan om dat te compenseren, schreef de raad, na een onderzoek op verzoek van minister Van der Hoeven (onderwijs).

Bij het vak Nederlands is de woordenschat, kennis van grammatica en zinsopbouw gebrekkig, aldus de Onderwijsraad. Leerlingen en studenten hebben ook moeite met complexe taalvaardigheden, zoals het onderscheiden van hoofd- en bijzaken en redeneren.

De oorzaak zoekt de raad in de veranderde inhoudelijke eisen in het onderwijs. Zo is er meer aandacht voor het opdoen van vaardigheden in plaats van kennis. Bij het vak Nederlands ligt de nadruk meer op het presenteren en opzoeken van informatie in plaats van zelf formuleren.

Meijnen denkt dat de Rotterdamse taaltoets vijftien jaar geleden ook slecht gemaakt zou zijn. “Al in de jaren zeventig kwam het debat op gang dat er meer aandacht voor inhoud moest zijn dan voor de vorm, dus spelling werd minder belangrijk.”

Hij ziet dat er nu ‘een soort restauratie’ aan de gang is. “Je hoort steeds vaker zeggen: dit kan zo niet meer.” Het baart hem geen zorgen. “Eerst vond niemand het erg, maar als men vindt dat er weer meer nadruk moet komen op de vorm, dan zal die er wel komen. In de examens zie je er dan meer van terug. De docenten passen hun lessen op die behoefte aan. Dit fluctueert met de maatschappelijke prioriteit die er aan gegeven wordt.”

Minister Van der Hoeven heeft nog niet gereageerd op de bevindingen van de Onderwijsraad. Zij wacht eerst een ander onderzoek over het onderwerp af, dat in de eerste helft van dit jaar zal verschijnen, meldt haar woordvoerster.
______________________________________________________
Ook de blondste leerlingen

Universiteiten beginnen ‘bijspijkercursussen’ voor studenten die niet kunnen spellen

Joost (19) had een onvoldoende voor zijn taaltoets. Hij zit tussen de andere eerstejaars Rechtsgeleerdheid in een collegezaal van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De studenten moesten een kort juridisch betoog schrijven, dat werd beoordeeld op inhoud én op taalvaardigheid. Nu ligt voor Joost een A4-tje op tafel dat vol doorhalingen staat.

“Ik had veel slordigheidsfoutjes en ik heb wat punten vergeten te zetten”, zegt hij. “Als je snel typt, mis je ook wel eens een hoofdlettertje. Ook was mijn taalgebruik af en toe iets te informeel. Maar ik had geen grote spellingfouten.”

Van de eerstejaars rechten op de Erasmus Universiteit had 46 procent een onvoldoende voor de taaltoets, zegt Robert Jan de Paauw, jurist en neerlandicus en docent inleiding tot de rechtswetenschap aan de Erasmus, die de toetsen heeft nagekeken. “Het is ongelooflijk wat je soms leest.” Hij is nog “mild” geweest in zijn oordeel, zegt hij. Maar meer dan de helft van de blaadjes stond vol strepen. “Ik heb me vaak afgevraagd tijdens het nakijken hoe sommige van deze studenten hun vwo gehaald hebben.”

De taaltoets werd vorig academisch jaar voor het eerst afgenomen op de Erasmus. Hij werd ingevoerd omdat er de laatste jaren steeds meer klachten kwamen van hoogleraren en docenten dat de eerstejaars niet meer konden spellen en slordig geschreven werk inleverden, zegt Jeanne Gaakeer, hoogleraar rechtstheorie aan de Erasmus. “Voor juristen is taalbeheersing enorm belangrijk”, zegt Gaakeer. “We hopen dat studenten zich door deze toets bewust worden van het belang van correct taalgebruik.”

Van de 630 studenten die hebben meegedaan in oktober, hebben slechts drie de beoordeling ‘uitstekend’ behaald. Vijfentwintig studenten hebben “zeer intensieve begeleiding nodig”, zegt De Paauw. Slordigheid is bij de eerstejaars het grootste probleem. “Ik heb heel veel zinnen gezien met komma’s op het eind, in plaats van punten. En heel vaak korten ze in een zin ‘mevrouw’ en ‘de heer’ af tot ‘mw.’ en ‘dhr.’ Of ze schrijven namen van verdachten verkeerd over. Verder formuleren ze slordig. Zo schreef iemand: ‘hij blijft in staat van beschuldig’. Of ‘de verdachte is van bewust dat’. Ik heb sommige studenten gevraagd of ze dat soort dingen niet zien als ze de tekst nog eens nalezen. ‘Nalezen?’ vragen ze dan. Die stap zetten ze helemaal niet.”

En dan de d- en de t-fouten, zegt Hugo van Driel, universitair docent bedrijfsgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit. Hij kijkt jaarlijks schrijfopdrachten na die eerstejaars studenten bedrijfskunde moeten maken. “‘Ik vindt’ is een topper, of ‘het gebeurd niet’. Daar is Van Driel niet eens meer streng over. “‘Ik weet niet wat er is gebeurt’ is bijvoorbeeld een instinker. Dat schrijf je gauw fout. ‘Hij werdt’ vind ik veel erger. Daar spreek ik de studenten zeker op aan.”

Verder gebruiken ze verkeerde verwijzingen of lidwoorden, zegt De Paauw. Dus bijvoorbeeld ‘de meisje die’ of ‘de jongen dat’ of ‘het onderzoek die’, ‘de informatie dat’. “Dat is vooral een probleem voor studenten voor wie Nederlands niet de eerste taal is. Maar ik hoor het tegenwoordig ook de blondste kinderen in het openbaar vervoer zeggen.”

Sommige studenten zijn alleen met zeer intensieve begeleiding te helpen, zegt De Paauw. Hij citeert wat een studente heeft opgeschreven. “‘Is de opzet die in de beschrijving van het begrip moord staat bewezen en is er ook sprake van een voorbedachte rade die een eis is bij het begrip moord zonder twijfels bewezen, omdat Peter Jansen niet echt een eigen wil had door zijn slechte jeugd en slechte partner keus.’ Ik begrijp echt niet wat daar staat. Het is vrijwel onmogelijk dat zo iemand zijn bul haalt.”

Deze week is de Erasmus Universiteit begonnen met een bijspijkercursus Nederlands. Alle studenten met een onvoldoende hebben een oproep gekregen. De cursus is niet verplicht. De Paauw zou dat wel graag willen, maar het is te lastig om het bachelor-programma te wijzigen. “Er zijn 175 aanmeldingen binnengekomen, ruim de helft van het aantal onvoldoendes voor de taaltoets. Dat laat zien dat studenten het probleem serieus nemen”, zegt De Paauw.

De Erasmus Universiteit is niet de enige instelling voor hoger onderwijs waar aan het taalniveau van studenten gesleuteld wordt. Ook op de Haagse hogeschool is een cursus Nederlands begonnen. Aanvankelijk was deze reparatiecursus bedoeld voor studenten van allochtone afkomst. Maar omdat ook studenten van Nederlandse afkomst wilden meedoen, doen nu alle eerstejaars een “instaptoets” om te bepalen of hun taalvaardigheid voldoende is. Ook op de universiteit Leiden “wordt nagedacht over een taaltoets”, zegt universitair docent rechtsvinding en rechtsmethodologie Carel Smith. Ook uit Leiden kwamen steeds meer klachten van docenten over studenten die niet foutloos kunnen schrijven.

“Twintig jaar geleden viel het op als iemand slecht was in spellen en formuleren”, zegt Janny Hoekstra, hoogleraar direct marketing aan de Rijksuniversiteit Groningen, die al twintig jaar les geeft aan studenten. “Tegenwoordig valt het op als iemand géén fouten maakt.”

De Universiteit van Amsterdam diende vorig jaar een subsidieaanvraag in bij de stichting Surf (een samenwerkingsorganisatie van het hoger onderwijs en onderzoeksinstellingen), voor een bijspijkercursus Nederlands aan de faculteit Rechtsgeleerdheid. Het verzoek werd ondersteund door de faculteiten Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit, de Universiteit van Tilburg, die van Groningen, Utrecht en de Hogeschool van Amsterdam.

Hoogleraar vergelijkend staatsrecht en onderwijsdirecteur Gerard van Wissen analyseert: “De jongere generatie heeft een beeldcultuur in plaats van een leescultuur. Ze zijn hooguit gewend aan snelle, korte berichten. Langere stukken schrijven is voor hen heel gecompliceerd.”

De subsidieaanvraag werd afgewezen. “De stichting oordeelde dat ‘gewone taaldeficiënties’ het probleem zijn van het voortgezet onderwijs. En als het juridische deficiënties betreft, zo oordeelde de stichting, dan moeten de faculteiten het oplossen”, zegt Van Wissen. De UvA heeft nu een website opgezet voor taalproblemen (www.taalwinkel.nl).

De afwijzing van de subsidieaanvraag voor bijspijkercursussen staat haaks op aanbevelingen van de Onderwijsraad. Eind vorig jaar kwam deze met een advies aan de minister van Onderwijs, waarin staat dat er “sterke signalen zijn dat er een niveauverlies is voor de vakken Nederlands en wiskunde in alle onderwijssectoren”. Kennistekorten voor Nederlands en wiskunde zouden moeten worden gerepareerd. En initiatieven als die van de faculteiten Rechtsgeleerdheid zouden door het ministerie van Onderwijs moeten worden beloond met subsidies, zo stelt de raad.

Vorig jaar april meldde de Inspectie van het Onderwijs al dat het Nederlandse leesonderwijs flinke steken laat vallen. Een kwart van alle leerlingen verlaat na groep 8 de basisschool met een leesniveau dat niet hoger is dan dat van groep 6. De Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) sloeg diezelfde maand alarm over het feit dat op steeds meer regionale opleidingencentra (ROC’s), scholen op mbo-niveau, de Nederlandse taal als vak wordt afgeschaft en onderdeel wordt van andere (praktijk)vakken. De SLO is bang dat de kwaliteit van de taalbeheersing daar onder lijdt.

En in mei van het vorig jaar concludeerde de Groningse hoogleraar onderwijskunde Greetje van der Werf dat sinds de invoering van de basisvorming (vijftien verplichte vakken) in 1993 het niveau van het onderwijs is gedaald. “De prestaties van de leerlingen, in ieder geval voor wiskunde en Nederlands, zijn lager, terwijl veel meer leerlingen in de hogere opleidingen terechtkomen en daar ook minder vaak blijven zitten. Dit betekent dat leerlingen soepeler beoordeeld worden.”

Bij eerstejaars student rechten Joost is het op de basisschool fout gegaan, zegt hij. “Daar heb ik heel slecht Nederlands gehad, heel vluchtig, er werd amper aandacht aan besteed.” Dat hij uiteindelijk op zijn eindlijst op het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam een zesje haalde voor Nederlands, dankt hij aan de goede lessen Nederlands aldaar. “Zinnen ontleden, opstellen schrijven tot het je neus uitkwam”, zegt hij.

Iedereen van zijn oude basisschool is slecht in Nederlands, zegt Joost. Hij wil niet zeggen hoe de basisschool heet, omdat deze het taalonderricht nu misschien heeft verbeterd. “Ik ben met een aantal van mijn oude klasgenoten op het Barlaeus beland. Als we daar een dictee hadden, scoorden wij altijd het laagst. Ik denk dat dat komt doordat de basis gammel is geweest. We deden wel veel aan toneelspelen, ook leuk hoor, en we hadden leuke projecten waarmee we aan de slag gingen. Zo kan ik je bijvoorbeeld wel van alles over de aboriginals in Australië vertellen.”

Volgens het Cito (Centraal instituut voor toetsontwikkeling), dat landelijke toetsen voor basis- en voortgezet onderwijs maakt, is er de laatste tien jaar inderdaad minder aandacht voor spelling en grammatica op school. “Het taalonderwijs lijkt toch meer het accent te leggen op communicatieve vaardigheden van leerlingen”, zegt Frank van der Schoot, projectleider bij Cito. “Ze krijgen meer kringgesprekken en training in interactie. De effectiviteit van het spellingonderwijs laat in ieder geval te wensen over.”

“Scholieren krijgen steeds minder kennis overgedragen en daarvoor is helaas niets in de plaats gekomen”, zegt Vincent Icke, hoogleraar theoretische sterrenkunde aan de Universiteit van Leiden en bijzonder hoogleraar kosmologie aan de Universiteit van Amsterdam. “Het is een meetbaar feit dat de studenten die wij in het eerste jaar door het vwo aangeleverd krijgen, aanzienlijk minder weten dan hun voorgangers zo’n vijftien jaar geleden. Dat is iets dat ik van collega’s in alle takken van de wetenschap te horen krijg. Ik durf een eerstejaarstentamen van tien jaar geleden niet meer aan de huidige eerstejaars voor te leggen zonder voorafgaande oplapcursus.”

Op zichzelf is het “fantastisch” dat scholieren leren presenteren en spreken in het openbaar, zegt Icke. “Het is buitengewoon nuttig om jezelf vooraf de vraag te stellen hoe je iets wilt gaan formuleren en om je aan kritiek van de groep bloot te stellen. Maar daaraan hoort wel iets vooraf te gaan. Namelijk dat je zélf een idee vormt, op basis van kennis die je krijgt overgedragen. En dat laatste gebeurt niet meer. Studenten kunnen inderdaad prima presenteren. Maar ze presenteren andermans bedenksels. Ik lees heel vaak werkstukken waarin een aantal clichézinnen achter elkaar staat. Ik weet niet wat ze er zelf mee willen zeggen.”

Maar voor we nu conclusies trekken, zegt Frank van der Schoot van Cito, het is niet bewezen dat het kennisniveau van scholieren is gedaald. Er zijn geen harde cijfers. Cito heeft wel onderzoek gedaan naar het niveau van taal en rekenen van basisschoolleerlingen aan het einde van groep 8. Maar het laatste afgeronde onderzoek betrof het tijdvak van 1988-1998. Het onderzoek over de laatste tien jaar gaat pas in 2008 van start.

Borrelpraat, zeggen sommige hoogleraren dan ook, in reactie op de stelling dat studenten minder goed zijn gaan spellen. “Tien jaar geleden was het ook al slecht gesteld met de taal”, zegt universitair docent Carel Smith uit Leiden. Ook Kees de Glopper, hoogleraar taalbeheersing aan de Rijksuniversiteit Groningen betwijfelt of het niveau is afgenomen de laatste jaren. “Maar zelfs als dat zo zou zijn, kijk dan ook eens naar de enorme aantallen studenten die de universiteiten de laatste twintig jaar te verstouwen hebben gekregen. De groep wordt breder, is het dan gek dat het niveau daalt?”

Op de arbeidsmarkt begint het inmiddels op te vallen dat jonge mensen minder goed spellen. Uitzendorganisatie en headhuntersbureau Vedior Groep Nederland signaleert een “lichte daling van het taalniveau” bij aankomende werknemers, vooral hoger opgeleide jongeren, zegt woordvoerder Annemarie Muntz. Sollicitatiebrieven zijn slordiger geworden en er staan meer spelfouten in. Vooral bij de schrijftesten die worden afgenomen bij Vedior valt op dat het niveau is afgenomen. “Veel sollicitanten hebben moeite met het opstellen van een goed onderbouwd verhaal, het plaatsen van alinea’s in de juiste volgorde en met het formuleren van een voor de lezer pakkende, bondige inhoud”, zegt Muntz.

Taalcursussen zijn een gat in de markt. De Onderwijsraad signaleert in zijn rapport dat huiswerkbegeleidingsinstituten “als paddestoelen uit de grond schieten”. En trainingsbureaus zijn naarstig personeel aan het werven om de vraag naar taalcursussen aan te kunnen, zegt Jos Scheren, taaltrainer bij ITA Talencentrum in Amsterdam. “De laatste drie jaar is de vraag naar taalles geëxplodeerd”, zegt hij. De grootste doelgroep: werknemers uit het bedrijfsleven die net promotie hebben gemaakt en die nu voor het eerst voorstellen moeten schrijven en die moeten presenteren. Ze komen vaak op aanraden van hun directe superieuren.” Een cursus kost ongeveer 2.500 euro.

“Vijftien jaar geleden begonnen we de cursus meteen met instructies voor het opbouwen van een helder betoog”, zegt Scheren. “Nu zijn we eerst bezig met d’s en t’s, met ’tkofschip en hoe je werkwoorden vervoegt. Veel deelnemers zeggen dat ze dyslectisch zijn. Maar ik denk dat het aan de vooropleiding ligt. Sommigen doen maar wat. Het is echt ongekend.”

“Jongeren doen het slechter dan ouderen”, zegt hoogleraar direct marketing Janny Hoekstra. “Ik heb de indruk dat de generaties van veertig jaar en ouder de taalregels er nog aardig ingestampt hebben gekregen. Bij de generaties beneden de 35 jaar bestaat een attitude van ‘laat maar waaien’. Dat vind ik zorgwekkend.” Waarom is het zo erg? Het stáát zo knullig, een tekst vol taalfouten, zegt ze. “Ik neem zo iemand niet serieus. En zijn boodschap ook niet.” “Onhelder formuleren is onhelder denken”, zegt Vincent Icke.

Eerstejaars Joost is vast van plan zijn kennis van de taal bij te spijkeren. Hij gaat vanaf deze week naar “alle taalcursussen die er op de faculteit worden aangeboden” en hij gaat veel huiswerk maken en blijft veel lezen, zegt hij. “Ik ben met mijn neus op de feiten gedrukt: mijn Nederlands is slecht. Daar moet ik nu iets aan gaan doen.”
_______________________________________________________

59 Reacties

  1. het Nederlands van 5 vwo-ers
    Toevallig zei ik gisteren tegen mijn collega Nederlands dat we eigenlijk de afspraak moeten maken dat alle leraren vanaf de brugklas taal- en spelfouten als fouten moeten rekenen. Met uitzonderingen voor de dyslectische leerlingen natuurlijk.
    En vanavond krijg ik een mailtje van een leerlinge. Het is vooral aan medeleerlingen gericht. Enkele citaten: “Alle2 de data zijn voor mij (voor zover ik weet) geen probleemos!!!! “, “Als iedereen nu gwn ff hut volgende lijstje invult dan schiet al misschien een btje meer op”
    Het zal een moeilijk proces zijn. Ze zijn gewend aan dit sms-taaltje. Voor het gemak slaan ze ook woorden over.
    Een tweede, belangrijker probleem is dat er ook nieuwe leraren zijn die de spelling niet beheersen.
    Toch moeten scholen er consequent aan gaan werken. We moeten dan wel een uitzondering maken voor die instellingen waar ze met DHL experimenteren, voor hen zou dat niet te doen zijn.

    • Dyslect, dyscalculant.
      Sinds tijden reageer ik weer eens.
      Maar waarom dat tolerante beleid jegens dyslectische leerlingen? Alsof dyscalculistische leerlingen altijd voldoendes moeten krijgen voor hun wiskundetoetsen.
      Dyslectie is in wezen een leesstoornis. Schrijven zou iedereen moeten kunnen. Leer de regels en gij zijt daar waar u wezen moet. Mijn broer deed als dyslect als eerste Nederlander zijn CSE op labtop, reden: dan kan hij makkelijker de fouten weghalen.
      Uitstekende oplossing, maar als docent tolereer ik geen enkele dyslectieverklaring van leerlingen als het gaat om ‘d’ of ’t’ gebruik!
      Wel tolereer ik deze ter verdediging van omgekeerde hulpwerkwoordvormen en dergelijke.

      Historia vitae magistra

    • knuffelbeleid voor dyslecten
      Ik ben ook tegen al dat knuffelbeleid voor dyslectische kinderen waarbij ze extra hulp krijgen en voor elke taak tot wel 10% meer tijd. Je geeft ze de illusie dat er
      aan hun dyslexie wel een mouw te passen valt. Alsof een werkgever bij een sollicitatie zal zeggen: “U ben dyslectisch? Dat komt mooi uit want we hebben hier
      een dyslexiebeleid. U krijgt 10% meer tijd voor elke taak dan een ander.” De waarheid is heel anders, want zelfs in technische bedrijven wordt er veel geschreven,
      en worden mensen behalve op de inhoud van hun schrijfsels, terecht ook op de vorm daarvan beoordeeld. Vaak wordt dyslexiebeleid gerechtvaardigd met de stelling dat
      de dyslexie een handicap is die intelligentie aan het oog onttrekt; maar voor mij is ook correct taalgebruik een vorm van intelligentie. Iemand die goed is in wiskunde
      maar ook correct Nederlands bezigt sla ik toch echt iets hoger aan dan iemand die goed is in wiskunde en enkel kromme zinnen produceert. Ik ben overigens nog
      nooit één getalenteerd wiskundige tegengekomen die niet ook gewoon zijn eigen taal behoorlijk beheerste. Ook wordt vaak het voorbeeld gegeven van de wereldberoemde dyslect A. Einstein, om te betogen dat dyslexiebeleid nodig is om verspilling van talent te voorkomen. Wel, als de casus Einstein één ding aantoont is het wel dat een intelligente dyslect kennelijk, in een omgeving waarin ten aanzien van dyslexie geen compromissen worden gesloten, in staat is zijn met dyslexie samenhangende terkortkomingen succesvol te omzeilen. Sterker nog, het heeft er alle schijn van dat juist het ontbreken van een dyslexiebeleid voor intelligente dyslecten heilzaam kan werken.

  2. Minder slecht… of erg slecht?
    Iedereen kent wel het effect van een foto die langzaam verandert van kleur: het gebeurt terwijl je er naar kijkt, maar je merkt de verandering niet op.

    Ik vermoed dat het zo ook gaat met taal. Wie echter de moeite neemt om werkelijk te kijken naar geschreven teksten van 10 jaar geleden, 20 jaar geleden, enz. die zal waarschijnlijk versteld staan. (Het moet voldoende zijn om voor een dergelijk onderzoek even contact op te nemen met een willekeurige onderwijskundige faculteit, want ik twijfel er niet aan of zij hebben, in hun onbedwingbare wetenschappelijke drift om het onderwijs helemaal te leren kennen, een grote voorraad opstellen van leerlingen opgeslagen in hun archiefen: vergelijken moet dus niet moeilijk zijn. En dank zij hun wetenschappelijke ijver kan deze discussie gemakkelijk beslecht worden. Ik kreeg tenminste altijd het verzoek om ieder jaar wat werk van leerlingen op te sturen- die pedagogen streven op een bijzonder rigoreuze manier naar volledigheid. Hebben jullie dergelijke verzoeken nooit ontvangen? [Leuk he, een empirische wetenschap die een hekel heeft aan haar eigen onderzoeksveld?])

    Bovendien is taal moeilijk te onderzoeken. Spelfouten gaat nog, maar wat als je ook een poging doet om de stijl er bij te betrekken? Krijgen leerlingen alles gezegd wat ze eigenlijk hadden willen zeggen? (Een taaluiting kan ook mislukken, nietwaar?)

    Volgens mij -persoonlijke indruk, maar morgen ga ik naar een pedagoog: dan wordt alles rechtgezet- is het heel slecht gesteld met de taalvaardigheid van leerlingen.

  3. Dalend taalniveau?
    Ik denk dat we de dyslecten even buiten deze discussie moeten laten, dat lijkt me te complex en bovendien heeft het niet zo veel met het hoofdonderwerp te maken.
    Hoewel ik weinig inzicht heb in het taalonderwijs op basisscholen in Nederland, denk ik dat daar niet de hoofdoorzaak ligt van de gesignaleerde taalachterstand in beide artikelen. En ook niet in het voortgezet onderwijs. We hebben elders al eens uitgebreid gediscussieerd over deze kwestie, die voor velen een heet hangijzer is. Ieder, wiskundeleraren, juristen, hoogleraren direct marketing (kunnen die lui niet een fatsoenlijk Nederlands woord voor hun studie bedenken?), theoretisch sterrenkundigen, een hoogleraar vergelijkend staatsrecht, historici en ga-zo-maar-door, heeft een verklaring. Ik zou mij wel driemaal bedenken om als Neerlandicus bijvoorbeeld de abominabele staat van onze economie in een bepaalde periode te wijten aan slecht economieonderwijs, maar goed.
    Dàt het slecht gesteld is met formuleren en spellen kunnen we allen constateren. Maar nog meer en nog intensievere lessen in die onderdelen zullen niets oplossen, die hebben pas effect als studenten doorkrijgen dat correctheid noodzakelijk is. Jongeren zijn nonchalant t.a.v. taal en daar ligt de werkelijke oorzaak. Pas als correct formuleren en spellen in eindexamens voor alle vakken wordt geëist, zodat je niet slaagt met een onvoldoende op dat terrein, is het hoger onderwijs (misschien!) van deze ellende verlost. We zullen dan ook moeten accepteren dat de helft tot driekwart van de huidige studentenpopulatie zijn heil elders moet zoeken. Het is maar waar je voor kiest.

    • Basisonderwijs is wel degelijk zeer verantwoordelijk
      Het basisonderwijs loopt al jaren “voorop” in de onderwijsvernieuwing. Alles moet in thema’s, en binnen thema’s moet veel in projecten. Dat is een uitermate ineffectieve/inefficiënte manier van leren.
      Daar komt bij dat er veel meer probleemkinderen in het basisonderwijs zijn dan vroeger en dat de nieuwe docenten slechter zijn opgeleid.
      Dit is een voorbode, want het VO gaat precies dezelfde weg. De resultaten zijn al zichtbaar!

    • Niet alleen vormfouten, maar ook denkfouten
      Ik denk dat het taalonderwijs niet alleen moet streven naar vermijding van vormfouten (spelling/mondeling taalgebruik). Voor mij is taal ook ons belangrijkste (enige) denk-hulpmiddel. bij taal moet je ook leren ‘zuiver’ te redeneren. Je moet bijvoorbeeld onderscheid kunnen maken tussen bewering en argument en je zou moeten leren argumenten op hun waarde te beoordelen en de juiste conclusies uit redeneringen te trekken.
      Tegenwoordig lees je zelfs van wetenschappers veel kletskoek. Ik vermoed dat ook dit aspect van taalonderwijs véél te weinig aandacht heeft gekregen.

      • Schoenmaker….
        Hinke heeft natuurlijk een punt dat denkfouten erger zijn dan taalfouten. Maar in het vak ’taal’ op de basisschool en het vak ‘Nederlands’ op de middelbare school moet het toch vooral (ook) om de vorm gaan. Dit is namelijk het enige vak waar dit ter sprake komt. Denkfouten komen ook ter sprake in wiskunde, economie etcetera.

        Leraren Nederlands vinden al die aandacht voor vorm misschien wat saai, maar dan hadden ze maar geen leraar Nederlands moeten worden.

        • Wie bepaalt die leest eigenlijk?
          Het spijt me vreselijk, maar deze opmerking vind ik beneden elk niveau: “Leraren Nederlands vinden al die aandacht voor vorm misschien wat saai, maar dan hadden ze maar geen leraar Nederlands moeten worden.”
          Het is eigenlijk te dom voor woorden en getuigt van een schrikbarend bekrompen inzicht in taalonderwijs. En sinds wanneer bepalen amateurs wat andermans vakinhoud dient te zijn?

          • Soep niet zo heet gegeten
            Beste Jacques, de soep wordt vast niet zo heet gegeten: als ik de post van Mark goed lees bedoelt hij dat iedere docent (en niet exclusief de docent nederlands) aandacht moet besteden aan de inhoud van de taal. Maar docenten nederlands zouden de kinderen in ieder geval eerst het nederlands moeten bijbrengen (want dat kunnen wij niet, daaarin zijn wij afhankelijk van jullie), en daarna pas aandacht besteden aan redeneren e.d. Overigens, volgens mij bedoelt Mark79 met vorm alle zaken die traditioneel bij het nederlandse taalonderwijs horen: opstel, lezen, e.d.

          • De maatschappij bepaalt de leest
            Kijk een naar geschiedenis. Een paar mensen dachten dat het leuk was om twee thema’s op het eindexamen te hebben en chronologie en overzicht het onderwijs uit te gooien. Dus weten sommige Nederlandse VWO’ers een heleboel over ‘de katoenteelt in de zuidelijke staten van de verenigde staten tussen 1800 en 1850’ maar weten ze niet wie Nederland het eerder bezette: Napoleon of Hitler.

            Daar heeft ‘de maatschappij’ nu een stokje voor gestoken.

            Wat er in het onderwijs geleerd moet worden is aan ‘de maatschappij’ (de amateurs). Leraren bepalen natuurlijk of deze wensen wel redelijk zijn en hoe het onderwijs vorm krijgt.

            Als de maatschappij spellen en grammatica belangrijk vindt dan zal iemand dat de leerlingen moeten leren. Deze personen zijn de onderwijzer op de basisschool en de leraar Nederlands. Je komt niet weg met ‘dat is een collectieve verantwoordelijkheid van alle docenten’, het is jouw taak vriend. Wel mag je steun van je collega’s in andere vakken verwachten, maar de leraar Nederlands is hoofdverantwoordelijke.

            Natuurlijk vind ik dat dingen als literatuur ook behandeld moeten worden in het vak Nederlands.

            Waar ik me aan erger is dat sommige leraren Nederlands vinden dat zij leerlingen vooral moeten leren argumenteren en dat spelling en grammatica niet belangrijk zijn.

            Voor wiskunde geldt hetzelfde: veel leraren wiskunde zeggen ronduit dat zij het niet belangrijk vinden of hun leerlingen kunnen rekenen of algebra kunnen. Hun doel is dat leerlingen leren ‘argumenteren’ en ‘wiskundige communiceren’ (wat dat ook moge zijn).

          • Precies wat ik dus bedoelde!
            Je weet volstrekt niet weet waar je het over hebt. Als je mocht denken dat je middels het onderwijs in spelling en grammatica (en ook al denkt de hele maatschappij dat, dat is nog geen criterium voor een juist inzicht) kinderen tot perfecte moedertaalgebuikers kunt omsmeden, dan vergis je je. Een moedertaal verwerven is de mens aangeboren en als het onderwijs leerlingen ontvangt is al een overgroot deel van de grammaticale structuren gevormd. Door de communicatie met zijn omgeving verfijnt het kind zijn taal en daar zal de basisschool heus een aantal belangrijke elementen aan bijdragen, zoals het benoemen van begrippen, maar het overgrote deel groeit vanzelf. De taalmethodes die ik ken uit het basisonderwijs, zijn overigens behoorlijk doordacht. Op de middelbare school zijn de native speakers uitontwikkeld en kunnen we nog wat aan grammatica doen, maar gezien het feit dat die grammatica tamelijk lastig te beheersen is, is de transferwaarde meestal gering. Ik moet het eerste bewijs nog zien dat grammaticaonderwijs ook een transfer zou maken naar de eigen taalbeheersing. Grammatica op niveau, zoals je dat tegenkomt bij de klassieke talen, heeft zijn nut bewezen voor het analytisch denken, maar over het algemeen kom je daar niet aan toe in ‘gewone’ klassen.
            Het enige wat de docent Nederlands kan doen, is zijn leerlingen in zo veel mogelijk talige situaties (lezen, schrijven, spreken en luisteren) zien te manoeuvreren en daarbij te stimuleren tot reflectie. Wat daarnaast geleerd moet worden aan spellingregels en wat er voor aardige stijlfiguren en -fouten bestaan, wordt allemaal behandeld in elke methode Nederlands. Helaas voor de drillers, andere smaken hebben we niet.
            Leerlingen die hun moedertaal goed beheersen kun je natuurlijk veel fijne kneepjes bijbrengen, maar daarvoor moet je meestal niet op de grote scholengemeenschappen zijn.

          • Wat is dan de reden dat het niveau zo enorm is gekelderd?
            Je zegt dat moedertaal verwerving grotendeels aangeboren is en vanzelf gaat. Dat de basisschool daar weinig aan kan doen en dat er op de middelbare school al bijna helemaal geen transfer van grammatica onderwijs kan zijn.
            Ik heb een paar vragen daarover:
            1 Hoe kan het dan zijn dat spelling en zinsconstructies de laatste jaren zo enorm achteruit gegaan zijn? Ligt dat allemaal aan de eerste levensjaren en aan veranderde genen?
            2 Heb je het over luisteren en spreken of ook over schrijven en lezen? Wat dat laatste betreft lijkt het me uitgesloten dat dat onafhankelijk van de basisschool gebeurt. Onderzoek toonde dat laatst ook aan overigens.
            3 Door heel veel in projecten te werken is de opbouw van de lesstof op de basisschool de laatste 20 jaar enorm veranderd. Meer in context leren en minder geïsoleerd en gestructureerd. De afname van m.n. de schrijfvaardigheid lijkt parallel te lopen met deze veranderingen (al zijn er natuurlijk meer verschijnselen die parallel lopen met genoemde afname)
            4 Hoe kan het zijn dat op middelbare scholen in een vwo groep de verschillen tussen de verschillende brugklasleerlingen (havo/vwo advies) op het gebied van grammatica kennis enorm zijn. Leerlingen die van basisschool A afkomen zijn aanzienlijk beter dan leerlingen die van basisschool B afkomen. School B geeft veel aandacht aan gestructureerd grammatica onderwijs.

            Tenslotte gaat het denk ik niet over drillen. Wat mij betreft ben je een heel eind als je regels aanleert en goed oefent, en verder bij veel dingen die je doet in andere dan taallessen die regels nog eens herhaalt. Dat kan tussen neus en lippen door: “wil je wat water Kees?” (en de docent zegt nog even dat er hier geen wilT staat omdat je achter de persoonsvorm staat) Je kunt bij bijna elke zin die je als docent uitspreekt een opmerking over grammatica of spelling maken. Vanzelfsprekend zeg ik niet dat je dat ook altijd moet doen, maar op gezette (dubbel t, zonder n aan het eind) tijden wel degelijk.

          • Ontlezing
            1944, ik denk dat u een flink deel van de waarheid boven water heeft.
            Ik wil daar nog wel aan toevoegen dat er VEEL minder wordt gelezen.
            Lezen was ooit voor velen een vermaak; nu is het veel meer een plicht.
            Wiens schuld is dat nu weer? Graag geef ik de lieve PABO-juffen van nu de schuld (zelf amper gealfabetiseerd?), maar dat zou wel eens oneerlijk kunnen zijn.

            Maar hoe dan ook: zou daar nou niets op te vinden zijn? Ik zit nu toch ook zonder boek of pen te lezen en te schrijven? Waarom die kindertjes dan niet?

          • Gekelderd niveau
            1. Het ligt aan geen van beide. ‘Native speakers’ beheersen hun moedertaal nog steeds tot in de puntjes.
            2. Ik kan niet voor het basisonderwijs spreken. Is er hier niemand anders die dat kan?
            3. idem. Je aanname lijkt me erg onwetenschappelijk, zoals wel meer bijdragen in dit onderwerp.
            4. aanleg

          • Ik begrijp je werkelijk niet
            Native speakers beheersen hun moedertaal tot in de puntjes???
            Dus alle taalproblemen die we hier bespreken zijn enkel aan de orde bij allochtonen? Je moet hier haast wel iets anders mee bedoelen, maar ik begrijp dat niet.

            Ik kan redelijk voor het basisonderwijs spreken Heb jaren op een pabo gewekt en veel basisscholen van binnen gezien en veel met collega’s over didactiek gesproken

            3 Het lijkt me common sence eerlijk gezegd. Ik heb pabo studenten herhaaldelijk gevraagd waarom ze bepaalde lesen in hun stage in geintegreerde vorm danwel projectvorm aanpakten. Ik kreeg steeds hetzelfde antwoord: dat moet toch zo?
            Bij doorvragen… niets… geen enkele argumentatie (terwijl die er soms best is, maar zeker jniet voor alles, sommige dingen kun je beter geisoleerd aanleren)
            4 Hoe kan het dan zijn dan de ene basisschool kindeen met meer aanleg levert dan de andere basisschool (zelfde witte wijken, zelfde HAVO/VWO advies, kortom: veel hetzelfde, maar aandacht voor grammatica en spelling anders)

          • Nou nog één keer dan (in twee delen): 1
            Het vermogen tot taalverwerving is aangeboren. De mens spreekt inmiddels enige tienduizenden jaren. Beheerst dus een serie taalregels, of grammatica, in de theorie ‘langue’ genoemd. Maken we een opname van een gesprek en schrijven dat uit, dan horen we talloze fouten in de zinsbouw, versprekingen, onafgemaakte zinnen, redundantie etc. Taal die je uit een mond hoort, noemt men ‘parole’. Dus ondanks het bestaan van regels, ‘zondigt’ de spreker ertegen. We kunnen niet bij die ‘langue’, het is een neurologisch circuit of iets dergelijks. We kunnen wel commentaar geven op de ‘parole’, maar of je daarmee aan die ‘langue’ kunt prutsen, is speculatie. De ‘langue’ beschrijven is ook een klus, aangezien met een beperkt aantal regels een mens onbeperkt weet te kwekken. Jij was toch wiskundige? Noam Chomsky heeft m.b.v. de wiskunde gepoogd een transformationeel generatieve grammatica te ontwerpen door gebruik te maken van reeksen. Konden jullie niet een oneindige reeks (het onbeperkt kwekken) in een formule (taalregels) vangen? Kijk maar bij Chomsky voor de details – ik zit er niet meer zo in. Traditionelere grammatica’s blijven voortdurend ter discussie onder taalkundigen en het is nog steeds niet gelukt om alle idiote variaties die de een wel en de ander niet ‘grammaticaal’ vindt, te ordenen en in regels te vangen.
            3500 jaar geleden begon het schrift, dat is relatief kort geleden. Het eerste schrift was geen probleem, want het waren pictogrammen. Pas toen we letters gingen gebruiken, begon het gemuggezift over spelling, maar spelling heeft dus GEEN MOER met ‘langue’ te maken. Wie goed of slecht spelt is wellicht handig of onhandig bij het hanteren van regels, maar niet per se voorzien van een betere ‘langue’.

          • Nou, nog één keer dan (in twee delen): 2
            Met lezen en schrijven kwam de ‘parole’ duidelijker in zicht. Het gesproken woord verwaait, maar het geschrevene niet. Dus ontwikkelde zich kennis op het gebied van ‘correct’ schrijven en kon de ene mens de andere de maat nemen. Tallozen beijver(d)en zich in het vastleggen van regels die echter dienen mee te bewegen met veranderingen in de ‘langue’. Wij kunnen immers niets beginnen met 17e-eeuwse voorschriften. Redenen om die langue aan te passen zijn o.m. homoniemenvrees na overheersing door andere volkeren, culturele en maatschappelijke veranderingen, vereenvoudigingen die de taal efficiënter maken etc.
            De historische taalkunde leert ons dat dit een onstuitbaar proces is. Hedendaags voorbeeld: leer je kinderen maar eens af om dat vreselijke ‘vet cool’ te gebruiken. Het dilemma van elke Neerlandicus is, dat hij zijn leerlingen in het spoor van een ‘maatschappelijk gewenste’ parole moet zien te krijgen, maar tegelijkertijd beseft hij dat zijn reglementen vlottend zijn en kan hij als taalkundige de wetten van de verandering niet ontkennen. Daar komt bij dat je kinderen nooit regels kunt stellen voor de potentieel oneindige reeks taaluitingen die zij in hun leven bezigen. Dus zul je het moeten doen met reflectie. Leer ze kritisch kijken. Laat ze schrijven en geef er commentaar op. Stamp de spellingregels. Behandel stijlfouten. Wijs ze op grammaticale incongruenties.
            Die ‘langue’ is nog immer aanwezig (dat was punt 1). De ‘parole’ is bij velen slordig en we blijven bezig er aan te schaven en kinderen ertoe te bewegen zorgvuldiger te zijn, maar ik heb in mijn 27 jaar voor de klas nooit ervaren dat ik er veel aan kon veranderen, noch met zachte, noch met harde hand. Ik kan alleen maar hopen dat ik kinderen geïnspireerd heb tot bewustwording van hun taalgebruik.

          • blijft het probleem van de achteruitgang van de taalvaardigheid
            Dank voor je verhandeling over langue en parole. Langue is verborgen, daar kunnen we niet aankomen, parole is de verwoording die op basis van de langue tot stand komt. Het zal te kort door de bocht zijn, maar dit is hoe ik je betoog interpreteer.
            Dan zijn alle bewuste taal leeractiviteiten (op school en door ouders thuis) dus impliciet gericht op de parole.
            In je laatste zin geef je aan dat je daar eigenlijk niets aan hebt kunnen veranderen. Dat alle activiteiten in die richting tamelijk nutteloos zijn. Maar toch zijn er miljoenen kinderen van de basisschool (lagere school) afgekomen met een redelijke parole, eentje die aansluit bij de gangbare schrijfwijzen van de taal. De laatste 15 jaar gaat dat proces kennelijk minder goed: het niveau daalt.
            Dat kan verschillende oorzaken hebben, maar ik wil de veranderingen in het basisonderwijs uitdrukkelijk als mogelijke oorzaak noemen. Dát is alles wat ik wilde zeggen. Jij zegt, als ik het goed begrijp, dat ook die parole autonoom is en zich niet laat sturen door scholing. De taal verandert lijkt je devies. Alleen verandert die taal voor ieder individu anders en de consequentie van jouw stellingname lijkt dat iedereen een essentieel andere parole zal hanteren. Niet enkel dat de ene uitgebreider is dan de andere, maar essentieel verschillend. Dat lijkt me voor de communicatie niet erg wenselijk

          • Onderlinge verschillen in langue en parole
            25-12 1944 schrijft: “Alleen verandert die taal voor ieder individu anders en de consequentie van jouw stellingname lijkt dat iedereen een essentieel andere parole zal hanteren. Niet enkel dat de ene uitgebreider is dan de andere, maar essentieel verschillend. Dat lijkt me voor de communicatie niet erg wenselijk.”

            Uit het feit dat hoog- en laagopgeleiden elkaar niet altijd begrijpen zou je dat kunnen afleiden. De paroles van beide groepen zijn in ieder geval verschillend, maar wellicht niet essentieel. Omdat hij die meer leert, meer moet benoemen, breidt zijn woordenschat uit, maar de langue is het regelsysteem om die woorden te ordenen en die verschilt niet wezenlijk. Wel zien we hoogopgeleiden meer bijzinnen hanteren en dat wijst op een soort rekbaarder taalgeheugen.
            Gistere hep u fergete de specie te bestelle. (metselaar tot baas)
            Redelijkerwijs is de consequentie van deze handelingen niet significant. (advocaat to rechter)
            Beiden ‘weten’ hoe deze zinnen geformuleerd moeten worden en houden zich aan tal van fijnmazige regels, zoals bijvoorbeeld congruentieregels of de regel dat na een bijwoord inversie optreedt van onderwerp en persoonsvorm.
            Natuurlijk kunnen misverstanden optreden, maar moedertaalgebruikers die tot dezelfde groep behoren, kunnen altijd communiceren. Je langue ontwikkelt zich zoals in de kudde wenselijk is.

          • Welnee!
            Jacques,
            Ja dat hele verhaal over de moedertaalsprekers heb ik ook gehad tijdens mijn opleiding. Toch ben ik het nu niet met je eens. Aanleg mag aanwezig zijn, bij de een meer, bij de ander minder. Het gaat over ontwikkeling van die aanleg. Sommigen krijgen die ontwikkeling (en de stimulans daartoe) van huis uit mee. Zij hebben een geweldige voorsprong op mensen die dat niet meekregen. Wat we in de school doen is de verdere ontwikkeling van die aanleg. We proberen eruit te halen wat erin zit, ondanks de verschillen in sociale milieus. Ik ben ervan overtuigd dat we daarin veel kunnen betekenen. Geschreven zinnen zijn pas correct als ze grammaticaal deugen (daar zijn inmiddels opvattingen over hoor) en als ze precies die boodschap overbrengen die ze willen overbrengen. Dat kun je misschien niet helemaal aanleren, maar je kunt een stevige stap verder in de ontwikkeling gaan. Dat betekent dat je niet blij moet zijn met elke letter die een leerling op papier zet, maar dat je er ook eisen aan stelt. Desnoods moet het opnieuw geschreven worden. Belangrijk daarbij is dat de leerling begrijpt waarom je het niet goed vindt. En dan maar vaak oefenen! Soms valt er wat te lachen als je een verkeerd voorbeeld voor ze bedenkt. Snappen ze opeens hoe het niet moet.
            Jouw redenering haalt in mijn ogen het vak Taal of Nederlands een beetje onderuit.

          • Wat schrijf ik nou?
            Citaat uit mijn eerdere bijdrage:

            Leer ze kritisch kijken. Laat ze schrijven en geef er commentaar op. Stamp de spellingregels. Behandel stijlfouten. Wijs ze op grammaticale incongruenties.

            Hoe kunnen jullie nou beweren dat ik niets doe aan de ‘parole’ van mijn leerlingen of dat ik bijvoorbeeld ongrammaticale zinnen zou goedkeuren? (dat is de suggestie)
            Sorry, explicieter als hierboven kan ik het niet formuleren en als mensen niet fatsoenlijk kunnen lezen wat er staat, houdt elke discussie op.

          • Kom kom Jacques
            Spelling en grammatica wordt door de maatschappij belangrijk gevonden. Op TV gezien: zo een personeelszaken mevrouw die zegt dat sollicitatiebrieven met spelfouten en/of grammaticale fouten meteen de prullenbak ingaan. Mensen die niet goed kunnen spellen/niet goed zijn in grammatica hebben een groot probleem op de arbeidsmarkt. Kinderen uit de betere klassen krijgen dit vaak van huis uit mee (of hun ouders die het nog wel geleerd hebben controleren hun sollicitatie brieven), kinderen uit de lagere klassen niet (hun ouders kunnen het namelijk ook niet). Hier heeft de school een taak. Jacques ziet dat blijkbaar niet zo, als kinderen het van huis uit niet meekrijgen dan is dat pech voor hen.

            Verder schrijft Jacques dat taalmethodes uit het basisonderwijs goed doordacht zijn en dat spellingsregels behandeld worden in elke methode Nederlands. Waarom kunnen studenten dan tegenwoordig niet meer spellen en maken ze allerlei grammaticale fouten? Is het toch niet gewoon een gebrek aan oefenen?

            De laatste alinea van Jacques past perfect bij Het Nieuwe Leren: “Het enige wat de docent Nederlands kan doen, is zijn leerlingen in zo veel mogelijk talige situaties (lezen, schrijven, spreken en luisteren) zien te manoeuvreren en daarbij te stimuleren tot reflectie.”

            Allemaal eigen verantwoordelijkheid van de leerling, de docent hoeft zich voor niets te verantwoorden.

          • Jacques heeft gelijk hoor!
            Als je leerlingen in veel talige situaties wilt manoevreren ben je nog niet direct een aanhanger van HNL. Ik ben het geheel met Jacques eens. Correct taalgebruik bereik je niet alleen met ‘weten hoe het zit’, maar vooral met veel oefenen in heel veel verschillende situaties. Ook als het niet om correct gaat, zou het correct moeten zijn. Daarnaast denk ik dat er véél meer gelezen moet worden. Bovendien geloof ik in ouderwetse propaganda. Correct taalgebruik is belangrijk!!!!! Een spelfout vernielt meer dan je lief is, dat soort dingen.
            Ik ben ervan overtuigd dat de motivatie om het goed te willen doen een enorme oppepper nodig heeft. Het is te dol voor woorden dat ik met mijn leerlingen nu al discussies heb over de hoofdletter. ‘Niemand gebruikt tegenwoordig hoofdletters mevrouw!’.
            Zoiets geldt ook voor goed lezen: behalve de technische leesvaardigheid en de woordenschat, moeten leerlingen véél geoefend hebben en het ook (precies) WILLEN begrijpen. Bij dat laatste zit vaak het probleem. Ze denken veel te snel dat ze het al snappen, of er met trial en error (zoals je ook de computer of het mobieltje leert gebruiken) zelf wel uitkomen.

          • Jij hebt wel gelijk Hinke, maar Jacques niet
            Ik vind

            “Het enige wat de docent Nederlands kan doen, is zijn leerlingen in zo veel mogelijk talige situaties (lezen, schrijven, spreken en luisteren) zien te manoeuvreren en daarbij te stimuleren tot reflectie”

            toch echt heel iets anders dan jouw optie om veel te oefenen in veel verschillende situaties. Dat verschil is geen academische discussie, maar vormt de essentie van het verschil tussen HNL-achtige aanpak en een degelijke aanpak.
            HNL zegt: laat ze maar in contact komen dan gaat het verder vanzelf door zelfreflectie en door samenwerken met “gelijken”. Jij hebt het over correct taalgebruik en hulp door een vakdocent.

            Ik reageer hier op omdat ik denk dat de essentie van HNL fout is en dat er veel goedwillenden zeggen HNL aan te hangen omdat ze vinden dat er veel praktijk in de lessen moet zitten. De tegenstelling HNL en echt leren is niet hoeveel theorie en hoeveel praktijk er is, maar ligt grotendeels in de rol van de docent: legt hij (ook) uit, stuurt hij het leren, of is hij enkel coach en zoekt de leerling het zelf maar uit.
            (Al is er bij HNL zelden plaats voor enige theorie)

          • Heel scherp
            gezegd: en dan leg je hier de vinger op de (begripsmatige) zere plek. Het gaat niet om verschillen als niet-in-de-klas, wel-in-de-klas, wel-opdrachten-maken, niet-opdrachten-maken, enz. Het gaat louter en allen om de rol van de docent! Alle andere opmerkingen en verwijten doen niet ter zake. Moeten ze het zelf uitvogelen of leggenwij het eerst even uit. Dat is de enige echte dichotomie die een rol speelt in dit debat.

            Heb jij zo scherp leren denken omdat je kon rekenen, of omdat je goed grammatica onderwijs gehad hebt?

          • komt door de andrenaline
            Dank voor het compliment;-) Ik heb uitstekend onderwijs gehad. Zowel PO, VO als later aan de universiteit. Ik vond het toen al goed, maar naarmate ik ouder word waardeer ik het elke dag meer. Dat is ook één van de redenen dat ik zo boos om leer-onzin word. Ik heb (zoals vele anderen) meegemaakt hoe fijn goed onderwijs kan zijn.

            Ik heb wel eens begrepen dat iedereen harder kan lopen als hij werkelijk door een beer achterna wordt gezeten. Schijnt iets met andrenaline te maken te hebben.
            Ik merk dat ik door boosheid scherper word. Misschien is dat wel de geheime agenda achter HNL. Mensen zo boos om die onzin maken dat er vele grijze cellen door andrenaline geprikkeld worden 😉

          • Geen gelijk
            Ook hier word ik misselijk van. Je hebt geen enkel idee wat reflectie inhoudt bij taalonderwijs. Ook hier de suggestie: Jacques is HNL, dus gediskwalificeerd.

            Erg kortzichtig en dom, het spijt me wel.

          • Hoezo kom op?
            Volgens mij kun je niet lezen, zeker een slechte basisschool en leraar Nederlands gehad?

            De laatste twee alinea’s zijn voor mij een heel eng signaal. Ben ik hier in een gezelschap ongenuanceerde scherpslijpers terecht gekomen?
            In de eerste plaats is het een stropopredenering en in de tweede plaats schemert hier voor mij een soort verblind-zijn door. Kijk jongens, hij doet aan HNL! Gooi hem op de brandstapel!

            Je valse argumentatie toont aan dat je niet weet waar je over praat en geen fatsoenlijke tegenargumenten hebt.

            Treurig!

          • Je hoeft niet op de brandstapel
            Volgens jou is er geen probleem met het taalgebruik. Je schrijft immers
            “Native speakers beheersen hun moedertaal nog steeds tot in de puntjes.”
            Die hoogleraren die genoemd worden in het NRC artikel hebben het dus mis? Hun studenten beheersen de taal tot in de puntjes, die hoogleraren zien bergen spel- en taalfouten die er helemaal niet zijn?
            Of komt hier het onderscheid ‘langue’ en ‘parole’ om de hoek kijken: met de ‘langue’ is niks mis, maar met de ‘parole’ wel?

            Het gaat natuurlijk niet om de ‘langue’ (als die al bestaat kunnen we hem niet meten), maar om de ‘parole’. Dit is waar mensen in de maatschappij op beoordeeld worden (bijvoorbeeld bij het vinden van een baan).

            Je hoeft overigens niet op de brandstapel Jacques (ook niet als je wel een aanhanger van Het Nieuwe Leren was). Ik ben echter erg allergisch geworden voor mensen die zeggen dat alles de eigen verantwoordelijkheid van de leerling is. Je “we blijven bezig er aan te schaven en kinderen ertoe te bewegen zorgvuldiger te zijn” geeft weer iets anders aan.

            Mijn tegenargument is heel simpel: leerlingen beheersen hun moedertaal heel slecht. Hoe dat te verbeteren is aan de experts, niet aan mij. Maar die experts komen er niet mee weg door te zeggen dat we deze achteruitgang maar moeten accepteren.

          • precies wat ik dus bedoelde 1
            M’n commentaar op Jacques moet in tweeën.
            Beste Jacques, je schrijft:

            Een moedertaal verwerven is de mens aangeboren en als het onderwijs leerlingen ontvangt is al een overgroot deel van de grammaticale structuren gevormd.

            Er is (hoogstwaarschijnlijk) wel wat aangeboren: logische structuren in het handelen, de taal en het denken van het jonge kind (Piaget), de universele grammatica (Chomsky) schieten me te binnen, maar dat zijn niet de grammaticale structuren van talenonderwijs. Ze maken deze laatste, volgens de bijbehorende theorie, mogelijk.

            Door de communicatie met zijn omgeving verfijnt het kind zijn taal en daar zal de basisschool heus een aantal belangrijke elementen aan bijdragen, zoals het benoemen van begrippen, maar het overgrote deel groeit vanzelf.

            Verfijnen is niet het goede woord; daar ben je snel klaar mee; verrijken is veel meer op z’n plaats. Dat drukt goed uit dat er geen grens aan is. Groeien en rijpen vindt plaats op het niveau van de overgang van de ene naar de volgende veronderstelde piagetaanse stage, niet tijdens leren. Dat laatste is een romantische mythe.
            Tot straks,
            Willem Smit

          • Precies wat ik dus bedoelde 2
            Jacques schijft vervolgens:

            Op de middelbare school zijn de native speakers uitontwikkeld en kunnen we nog wat aan grammatica doen, maar gezien het feit dat die grammatica tamelijk lastig te beheersen is, is de transferwaarde meestal gering. Ik moet het eerste bewijs nog zien dat grammaticaonderwijs ook een transfer zou maken naar de eigen taalbeheersing. Grammatica op niveau, zoals je dat tegenkomt bij de klassieke talen, heeft zijn nut bewezen voor het analytisch denken, …

            Er is op voorhand geen reden waarom uitgerekend grammatica zich aan transfer zou onttrekken. Grammatica is het tegendeel van de vage algemene vaardigheden en als er enige overeenkomst is tussen twee grammatica’s dan zal er, als de leraar het wil, transfer optreden. Op de achterhand moet ik je referenties schuldig blijven, ik ben geen taalkundige.
            En grammatica draagt niet bij aan analytisch denken, misschien bedoel je zinsanalyse (zinsontleding).

            Willem Smit

          • Als de leraar het wil zal transfer optreden
            Je zit nogal op de kleinste slakjes zout te leggen, Willem. Ik moet in kort bestek niet-taalkundigen zien uit te leggen hoe het zit met moedertaalverwerving en -onderwijs. Dus gezeur over verfijning of verrijking en zinsontleding of grammatica acht ik overbodig.

            Wellicht kunnen jij en de overige geachte deelnemers zich eens verdiepen in de wetenschappelijke publicaties op dit gebied en nog eens wat verder rondvragen bij hun oudere collega’s Neerlandici.

            Verder mag ik hopen dat de hier geventileerde standpunten over moedertaalonderwijs zich niet via een machtsovername door BON over het Nederlandse onderwijsveld zullen verspreiden.

            Tenslotte nog dit: sinds wanneer kan een leraar, als hij het wil, transfer doen optreden? Transfer geschiedt niet op commando.

          • als de leraar het wil
            Beste Jacques,
            Bedankt voor je uitvoerige en heldere reactie. Ik ben geen vakgenoot en geen wiskundige maar ik kon je uitleg begrijpen en ben het na die uitleg met je eens dat mijn onderscheid tussen verfijning of verrijking, zinsontleding of grammatica niet erg terzake was. Buitenstaanders kunnen de grens tussen terzake en niet terzake niet waarnemen zonder fouten te maken. M’n opmerking over de leraar die transfer veroorzaakt moet je zien als een opkikkertje dat ik (en de lezer, dacht ik) na m’n droge betoog wel konden gebruiken. We zitten hier toch op de ontspannen en sophisticated BON-site?
            Kern van je betoog is het onderscheid tussen langue en parole. De eerste is aangeboren, zeg je, daar begin je mee, maar wat wil dat zeggen? Legio zaken, de meeste erfelijke zaken, kleur van je haar, intelligentie bv. zijn aangeboren voor minder dan 100% en voor de rest dus kneedbaar.
            Sorry, ik moet stoppen, morgen meer.

            Willem Smit

          • langue et parole
            Vooral Ferdinand de Saussure is de taalwetenschapper die zich met deze 2 begrippen heeft beziggehouden. Stond in de jaren 60 op het programma van menige taalstudie. Mooie tijden!

          • Als de leraar het wil 2
            De overige reacties lezend, met name die van Mark 79, 25 12 en Hinke D., zie ik af van mijn aanvankelijke plan nog iets over Piaget en Chomsky te schrijven.
            De kaarten liggen inmiddels ook zonder analyses zo dat langue onzichtbaar is en hypothetisch, en ook parole volgens Jacques bijna niet te manipuleren is. Dat standpunt impliceert dat taalonderwijs op een misverstand berust en praten erover ook.

            Willem Smit

          • Niet te hard van stapel, Willem!
            Eigenlijk is dit de verkeerde plek om een wetenschappelijke discussie te voeren, want misverstanden liggen op de loer. Uit mijn bijdragen valt overduidelijk op te maken dat ik leerlingen wel degelijk stimuleer en zelfs dwing om zich bezig te houden met hun ‘parole’. Ergo, taalonderwijs is daarmee nog geen misverstand! Verder dienen we onderscheid te maken tussen taalonderwijs en moedertaalonderwijs, want je leert kinderen wel Frans, maar NIET hun moedertaal, want die zit er al. (ongeveer zoals mijn oude tante Bets zei toen ik Nederlands ging studeren: ‘Hoezo, dat kan je toch al?!’) De artikelen waarmee deze draad begon, handelen over correct gebruik van de moedertaal. Misschien mag ik dat vergelijken met etiquette, het zich netjes gedragen, niet slordig zijn, maar conscientieus, volgens normen en waarden handelen. De Neerlandicus tracht aan taalopvoeding te doen. Gelijk de andere vormen van opvoeding heden ten dage in Nederland niet immer succesvol zijn, geldt dat m.m. voor de taalopvoeding.

          • Heb ik iets gemist?
            Je schrijft “veel leraren wiskunde zeggen ronduit dat zij het niet belangrijk vinden of hun leerlingen kunnen rekenen of algebra kunnen.”

            Is dat zo? Lijkt me uiterst onwaarschijnlijk… als dat waar is… dan is dat wel bijzonder zorgelijk. Of heb ik iets gemist?

          • Iets te ongenuanceerd
            Het gestelde was iets te ongenuanceerd (misschien wel iets veel).

            Maar kijkt u eens naar de reactie van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren op de resonansgroep wiskunde. Deze staat hier.
            De minachting voor algebraische vaardigheden spat van het scherm af.

            Enkele quotes:
            “Stuk voor stuk belangrijke vaardigheden, zeker in een tijd waarin degene die het hardste roept gelijk heeft, althans vaak krijgt, en veel breder inzetbaar dan algebraïsche technieken als het haakjes wegwerken.”

            “Dat die routinematige algebraïsche vaardigheden minder zijn geworden, staat buiten kijf.. Je kunt tijd maar eenmaal gebruiken, de omvang van de vakken is verminderd, de contacturen zijn soms rigoureus teruggebracht en andere vaardigheden zijn ook belangrijk.”

            “als je onverkort terugwilt naar het niveau van algebraïsche vaardigheden van voor de 2e fase gaat dat ten koste van zeer wezenlijke onderdelen van het huidige programma, met alle risico’s van dien: demotivatie, veel uitval”

            “Het WO/HBO neemt ook verantwoordelijkheid voor de aansluiting, accepteert een lager niveau van de algebraïsche vaardigheden, als compensatie van meer vaardigheden op andere terreinen.”

            Hier staat echt: algebra is niet erg belangrijk en als het hoger onderwijs het wel belangrijk vind, dan is dat niet ons probleem.

          • Zoiets…
            Ik geloof dat de voorzitter van de NVvW weliswaar namens de vereniging spreekt, maar ik weet niet of veel leden het met de strekking en toon van die brief eens zijn. Een fout die bestuurders wel meer maken geloof ik.:-)

            Maar helemaal onzin is het ook niet, alleen (daar was ie weer) liggen de zaken toch weer ingewikkelder. Ik denk zelf dat wiskunde doen zonder voldoende basisvaardigheden/kennis (rekenen, getalgevoel, algebraische vaardigheden, etc.) volstrekt onzin is. Inzicht zonder uitzicht noem ik dat altijd maar… Aan de andere kant is het aanleren van algebraische vaardigheden sec natuurlijk ook niet iets waar we naar terug willen.

            Maar misschien hoort die discussie ergens anders… ik ben hier veel te bang om spelfouten te maken…:-)

          • Leer ze lopen voordat je aan de horden begint!
            Daar willen we dus wel naar terug.
            Het aanleren van algebraische vaardigheden is zoals je zelf zegt essentieel. Noodzakelijk om wiskunde te doen, noodzakelijk om wiskunde te gebruiken in andere domeinen.
            Kun je dat niet, niet vlot genoeg of niet foutloos, dan staat alle leren stil. Ik heb momenteel met redelijk slimme eerstejaars HBO economie studenten te maken. Ze kunnen niet met algebraische expressies overweg. Ze zijn dan in de les bezig met na te denken hoe je y=2x+1 kunt omschrijven naar x=….
            Wat ik werkelijk kwijt wil KAN NIET OMDAT ZE DE TAAL NIET SPREKEN.
            Niemand zegt dat algebraische vaardigheden het enige is, maar het is de absolute basis. Elk ander leren stopt. Elke andere wiskunde activiteit wordt een frustratie voor de leerlingen. Opnieuw begrijpen ze het niet. Het zelfvertrouwen in dat vak gaat weer verder naar de kloten. Leer ze nou %$#$^$# eens gewoon lopen voordat je aan de horden begint

          • Wel een diploma maar niets geleerd
            Een havoleerling van welk profiel dan ook zou geen enkele moeite mogen hebben met de basisvaardigheden die nu zo node gemist worden. Toch kan je ondanks dat een havo-diploma bemachtigen. Hoe kan dat?

          • omdat elke diepte ontbreekt
            Als je blijft bij contextprobleempjes die bijna uit het hoofd opgelost kunnen worden, dan heb je minder algebra vaardigheden nodig. Als je met een grafische rekenmachine mag inzoomen op een snijpunt van twee parabolen om de waarden te bepalen, dan heb je geen algebra meer nodig. Voordat “we” in de wiskunde de mooie algebra en het positiestelsel gebruikten, was er ook wiskunde mogelijk. Maar de huidige taal maakt het allemaal zo veel makkelijker.

            Bij toepassen van de wiskunde gaat het mis en bij verdieping van de wiskunde gaat het ook mis. Wiskundige puzzeltjes kun je ook zonder algebra soms wel oplossen.

            Overigens stel ik me jouw vraag ook herhaaldelijk. Hoe kan het zijn dat die student ooit de HAVO heeft gehaald (bij mn zoon nog vorig jaar;-), en kom dan tot het vorige antwoord, tesamen met fraude vanuit de school: ophogen die cijfers.
            En dat geldt voor wiskunde (rekenen), Nederlands, Engels, Geschiedenis, … Hoe kan het zijn dat ze dat niet weten, dat ze dat niet kunnen?

            Nu weet ik ook wel dat mijn eigen idee over wat ik kon toen ik 18 was wel wat vervuild kan zijn, maar voor wiskunde ken ik het examenprogramma nog goed uit die tijd. En ik weet ook dat ik 20 Engelse boeken heb gelezen (en 2 Franse, want geen eindexamen). Altijd tricky om achteraf te denken dat je vroeger al dat of dat wist, maar bij nogal wat onderwerpen kan ik het “documenteren”

          • Inderdaad: wel een diploma maar niets geleerd
            Als aanvulling op wat 1944 schreef. Afgelopen jaar een open dag van onze wiskunde opleiding (nog in Nederland, ik werk inmiddels in Amerika). Een aantal studenten die wiskunde wilden gaan studeren. We gaven een paar praatjes en lieten ze ook zelf met wat opgaven stoeien (ik was de begeleider bij het stoeien). In 1 van de opgaven moest een kwadratische vergelijking opgelost worden (als onderdeel van een groter probleem). In de 5 minuten die ik ze gaf om er zelf uit te komen lukte het niemand. Na een discussie kwam 1 iemand met de abc formule. De anderen: o ja…. En dit zijn dus de beste leerlingen in wiskunde die Nederland heeft.

            Zoals Willem zegt: als je naar de eindtermen kijkt dan zouden leerlingen dit moeten kunnen. Als je naar de schoolboeken kijkt dan wordt er ook enige aandacht aan besteed. MAAR ZE KUNNEN HET NIET en krijgen toch een diploma.

          • ook een vwo-diploma
            Er worden ook vwo-diploma’s gehaald zonder dat er kennis is opgedaan! Jammer genoeg komen sommigen daar pas achter als ze met hun vervolgstudie bezig zijn.
            Overigens is het zonder goede kennis van het Nederlands onmogelijk een vreemde taal te leren.

          • Ben je lid van de NVvW?
            Schrijf een brief naar het bestuur. Plaats een stukje op hun forum (een paar mensen hebben dit al gedaan). De NVvW heeft een blad, Euclides. Probeer daar een stuk hierover gepubliceerd te krijgen (als het even kan met andere leden). Als de leden van de NVvW niet in opstand komen tegen deze brief van hun voorzitter dan spreekt de voorzitter dus wel namens hen (of lijkt het voor de buitenwereld in ieder geval zo).

          • ’t Is ingewikkeld hiero
            ’t Is ingewikkeld hiero…:-) Maar ik ben wel lid ja… maar ik ben meer van de praktische uitvoering… ik heb aan de bijdragen op Reactie NVvW op voorstel Resonansgroep weinig toe te voegen. Eigenlijk begrijp ik er steeds minder van… maar dat is misschien juist wel goed…:-) Dat zouden meer mensen moeten doen!!!

          • Actie Willem!
            Maar met wie ben je het dan eens, met degenen die het met het bestuur eens zijn of degenen die het niet met het bestuur eens zijn?

            Een 1 regelig berichtje op het forum van de NVvW met jouw mening pro of contra is al een grote bijdrage.

            Bedenk wel dat het bestuur van de NVvW ook namens jou een brief heeft gestuurd naar de minister waarin ze hele lelijke dingen zegt over algebra en over bepaalde mensen. Wie zwijgt stemt toe.

            Het onderwijs is nu in de grote problemen omdat docenten zwijgen (“ik ben meer van de praktische uitvoering”) en de kwakzalvers (ik bedoel hier niet zozeer de voorzitter van de NVvW mee, maar meer de onderwijskundigen) hun gang laten gaan.

          • Welke andere vaardigheden?
            Dit is diep treurig en dom. Algebraische vaardigheden minder belangrijk is zo iets als niet vlot kunnen lezen bij een taal.
            Het is altijd hetzelfde: eerst wordt een nieuwe didactiek opgelegd. Dan blijkt dat de leerlingen daar niet beter maar slechter door zijn geworden en daarna zegt men dat datgene wat nu niet meer aangeleerd wordt eigenlijk ook niet belangrijk is.

            In plaats daarvan zijn er “andere vaardigheden” Welke dan? En wie heeft bedacht dat die andere vaardigheden belangrijker zijn dan de taal van de wiskunde te beheersen? Zijn die ander vaardigheden eigenlijk wel wiskundige vaardigheden? En wie heeft gezegd dat die andere vaardigheen wel persé bij wiskunde geleerd moeten worden? Ik word dar zo ziek van.

            “De kreet: ja maar daar gaat het eigenlijk ook niet om” lijkt wel haarlemmerolie voor onderwijsgekte. Roep iets vaags verhevens aan als doelstelling, klink abstracter en intelligenter dan algebra leren. “Eigenlijk gaat het er om dat de leerling een beter mens wordt”. Wie kan daar nou tegen zijn. Dat is werkelijk oneindig veel belangrijker dan algebra… maar wat heb ik nu aan algebra nu ik voor de keuze sta…..

            Zo was ik jaren geleden al eens in een VMBO klas (wiskundeles) waar de leraar beweerde dat het in die klas niet om wiskunde ging. Nee hoor, het ging er om de kinderen structuur te bieden, ze moesten hun boek meenemen, ze moesten op de lijntjes leren schrijven. Daar ging het om. Niet om de wiskunde.
            En ik zag die pubers van destijds slechts 5 nationaliteiten, die wiskunde moeten doen in een klas waar de leraar wiskunde niet belangrijk vindt.
            En dat allemaal met de beste bedoelingen natuurlijk. Er is een verheven doelstelling in het spel. Jank!

          • Andere vaardigheden
            Die andere vaardigheden weet ik wel. Dat is tekstverwerken, presenteren en smoezen verzinnen waarom je geen zin hebt je werkelijk bezig te houden met school.:-)

        • echt niet saai
          Aandacht voor een correcte vorm vind ik helemaal niet saai. Het is een fantastische uitdaging en het is geweldig als je ziet dat het (zo’n beetje) lukt. Ik wilde alleen maar zeggen dat ik ook andere dingen (begrijpend lezen en logica) belangrijk vind.

        • Vorm en inhoud versterken elkaar
          Het lijkt me een non-discussie, eerlijk gezegd. In het geval van taal kunnen vorm en inhoud heel goed samengaan. Natuurlijk moet een taaldocent (veel) aandacht besteden aan goed gevormuleerde betogen/scripties/presentaties.
          Taal heeft betrekking op sytaxis, semantiek en pragmatiek (vorm, betekenis en effect). Wat dat aangaat heb ik taal ook altijd als de natuurlijke compagnon van rekenen/wiskunde ervaren.
          Je hebt uitstekende taalbeheersing nodig als je de binnen de wiskunde goed wilt formuleren. Anderzijds heeft de wiskunde-taal als niet-natuurlijke taal, veel kenmerken met natuurlijke taal gemeen.
          Net als dat de wiskunde docent niet enkel aandacht aan algebraïsche vaardigheden zal besteden, zal de docent Nederlands niet enkel aan spelling en grammatica doen. Maar alsjeblieft ook aan literatuur (zowel poezie als proza)

      • Wat het vak Nederlands allemaal zou moeten doen
        Ja Hinke, daar sla je dus een spijker op een kop. Ooit heeft het hoger onderwijs aangegeven dat leerlingen geen redenaties kunnen opzetten en geen argumentatieleer kennen. Je kan nog wel meer deelgebieden noemen waar de Neerlandicus zich vandaag mee bezig dient te houden. Daartoe behoort sinds de invoering van de Tweede Fase dus jouw argumentatieleer (een subdomein). Ik ga de andere lezers niet vermoeien met de details, maar behalve spelling en stijl (die vroegâh alleen in de onderbouw werden behandeld, net als grammatica) moeten we ze leren zich te documenteren, gedocumenteerd te schrijven, zich te presenteren, te debatteren en te discussiëren, teksten te lezen en samen te vatten, moeten we literatuur in al zijn facetten behandelen en dat alles en nog meer in drie maal 45 minuten per week. Ook na drieën.

        Nog steeds vind ik dat een zorgvuldiger selectie ergens onderweg ook voor Neerlandici een geweldige verbetering zou opleveren. Wanneer havisten en vwo’ers hun taal al naar behoren beheersten (en ik denk daarbij niet vanwege hun vooropleiding maar vanwege hun aangeboren talige intelligentie, die deel uitmaakt van hun totale denkniveau) zou je meer energie kunnen steken in al die prachtige leergebieden. We merken nu dat steeds meer taalincompetente leerlingen ook helemaal niets van argumentatie of documentatie begrijpen, omdat ze niet kunnen lezen. Voor dergelijke leerlingen besteden we veel te veel tijd aan extra spelling en stijl. Hoe die het examen doorkomen? Herkansen, gokken, zakken en opnieuw examen doen, cito-manipulaties? We weten het hier wel.

        • In Frankrijk pikt de minister het niet meer.
          Na eerst de moderne leesmethoden aangepakt te hebben heeft de Franse minister van Onderwijs Robien de middelbare scholen in Frankrijk verplicht om vanaf nu wekelijks gedurende 3 uur gestructureerd. degelijk taalonderwijs te geven. Meer aandacht zal voortaan besteed moeten worden aan grammatica, vervoeging, vocabulaire en spelling. In plaats van in groepjes op goed geluk de leerlingen zelf uit te laten dokteren wat een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een bijwoord, een medewerkend voorwerp of een lijdend voorwerp is, zal de docent zelf deze onderdelen eerst behandelen, klassikaal.
          In de maand maart 2007 belooft hij het rekenonderwijs aan te pakken. De lagere scholen hebben dit onderdeel te lang verwaarloosd.Teveel Franse jongeren zijn al het slachtoffer geworden van de wazige ideeen van de Franse onderwijsvernieuwers.De minister eindigt zijn verhaal met de woorden:”posseder les fondamentaux, c’est une vision d’avenir et non pas une vision passeiste”. (passeiste=ouderwets).

  4. Computer en taalfouten
    Veel taalfouten liggen veelal aan het niet willen nakijken van het geschreven stuk. Ook op dit forum zijn veel talige fouten te vinden. Hetzij verkeerde vervoegingen, hetzij ‘d’ -of ’t’ gebruik. De computer speelt hier een grote rol in. Zoals Joost ook aangeeft, ‘Als je snel typt, mis je ook wel eens een hoofdlettertje.’ Dit is natuurlijk te idioot voor woorden.
    Werkstukken worden tegenwoordig uit de losse pols getypt, studenten en leerlingen lezen het daarna niet meer. Ze maken zich er met een jantje van leiden af.
    Ik ben bang dat het voornamelijk luiheid is. Als Joost zijn teksten niet naloopt dan kan hij wel alle taalcursussen volgen aan de faculteit, maar zal het resultaat nog immer marginaal zijn. En zijn Nederlands zal enkel iets verbeteren, door de extra oefening, maar dat is helaas niets meer dan een hondje een kunstje laten doen.

    Historia vitae magistra

    • en docenten lezen het ook nauwelijks
      De verandering van reguliere toetsen naar allerlei werkstukken betekent een enorm beslag op de tijd van docenten. Goed nakijken werkt tegen je. Je krijgt al die scripties en werkstukken dan nog een keer voor je kiezen.
      Bij projecten is het nog erger. Een groepje doet ene project. Er is een eindpresentatie. Daarbij horen toehoorders, Dat zijn de andere studenten van de groep.
      Er worden dus dagen georganiseerd waarbij het in een groep van 30 studenten een tiental (of veelvoud) voordrachten worden gehouden. DAt betekent vuur de toehoorder dus een hele dag “hoorcollege” gegeven door medestudenten, die verre van perfect presenteren (begrijpelijk) en die inhoudelijk niet boven de stof staan (ook begrijpelijk). Wat gebeurt er dan als je als docent kritisch wordt op het resultaat?
      OP de eerste plats wordt de beoordelingsdag nog veel langer als je niet uitkjkt (discussie enzo) en als je afkeurt, dan moet de presentatie opnieuw gedaan worden. Vaak weer met dezelfde toehoorders. De afgekeurde prestaties zijn niet van de beste studenten. Dus opnieuw een matig resultaat.

      Enige oplossing: Keihard afkeuren zoinder discussie en geen herkansing. Dan oet men het hele project opnieuw doen. Maar dat levert studeerbaarheidsproblemen. Het si groepswerk, dus er zijn studenten in die groep die wellicht wel redelijk gewerkt hebben en het levert studievertraging op (doodzonde)

Reacties zijn gesloten.