Waarom competentiegericht leren niet deugt

Op mijn school heet het competentiegericht leren, maar er zijn vele benamingen: Probleem Gestuurd Onderwijs, Prestatieleren, Nieuw Leren etc. Ik verzet me er (als nieuwe doctrine) al een tijd tegen. Mijn bezwaren:

1 Er wordt gebruik gemaakt van een glibberig begrippenapparaat. Evenals de vele benamingen zijn er ook vele definities. In discussies draait het er steeds weer op uit dat juist de elementen waar ik zo onderbouwd bezwaar tegen maak, helemaal niet noodzakelijk bij het Competentie Gericht Leren (CGL) zouden horen. Dat wordt dan wel lastig om er een goede gedachtenwisseling over op te zetten. Zelfstructurerend? Hoeft niet persé! Intrinsieke motivatie? Is leuk maar het kan ook zonder. Verplichte samenwerking? Hoe kom ik erbij! Vage doelstellingen? Helemaal niet, allemaal toetsbaar en in waarneembaar gedrag. (huh? ‘klantvriendelijk optreden’, ‘samenwerken’? )

2. Er zijn vele problemen in het MBO. Voortijdige schooluitval is daarvan de belangrijkste. Het is op geen enkele manier onderzocht, laat staan bewezen, dat het CGL daar een oplossing voor biedt. De redenering is simpel: er zijn problemen, dus moet alles gewoon radicaal anders. Ik noem dat de Amerikaanse wonderdieet-benadering. Niet gehinderd door logica, maar vooral door het geloof dat iets anders per definitie ook iets beters is. Ik acht mijn leerlingen te goed om ze aan dit soort experimenten te onderwerpen. Problemen moet je stuk voor stuk analyseren en per probleem een oplossing zoeken. Dat kost moeite en tijd en is inderdaad veel lastiger dan gewoon een nieuw geloof aanhangen.
In mijn sector zou onderwijsverbetering vooral betekenen dat er véél en véél meer tijd is voor intensieve begeleiding van een leerling. Als hij afwezig is: metéén bellen, te lang afwezig, studiefinanciering intrekken (geef dat maar in handen van de school ipv de IB-groep). Bij problemen moet er via de school iemand zijn die kan helpen. Echt waar, als je door je vader de straat op wordt geslagen, dan is er een echte belemmering voor je onderwijsprestaties. Als je problemen krijgt met justitie is dat niet bevorderlijk voor het halen van je diploma. We moeten helaas ook constateren dat zélfs niveau 2 voor veel leerlingen niet is weggelegd. Dat los je niet op door het diploma maar ‘weg te geven’en het niveau te verlagen. Wél kun je leerlingen proberen te begeleiden naar werk, als een diploma (voorlopig) geen haalbare kaart is. Al deze voorzieningen heeft een school niet. Als een leerling geluk heeft doet een betrokken docent dit in zijn eigen vrije tijd, meestal met stank voor dank van de school.

3. Voor mijn doelgroepen (de lage niveaus) geldt dat men met deze werkwijze (aangetoond) minder leert. Mijn leerlingen geven zelf aan dat ze structuur en een consequente aanpak nodig hebben. Op eigen motivatie lukt het niet. Juist leerlingen die niet al te rationeel te werk gaan hebben grote moeite met samenwerken, zeker als je bedenkt hoeveel levensstijlen en culturen er juist in deze groepen zitten. Ook het zelf aanbrengen van structuur is een enorm struikelblok. Nou boffen ze, want dat wordt aan deze lage niveaus in hun toekomstige werk beslist ook niet verwacht. Om het wat kort door de bocht te zeggen: ‘op tijd komen, mond dicht en doen wat je gezegd wordt’ is het soort werk waarvoor ze worden opgeleid.

4. Een onderwijsverandering moet zéér zorgvuldig wordt voorbereid. Niet door er propaganda voor te maken (we zijn op klassieke Oostblokwijze bestookt met ronkende teksten, dat heeft kapitalen gekost), maar door een onderwijskundig verantwoord curriculum te maken, faciliteiten te scheppen voor praktijkruimtes, open leercentra, naslagwerken en software, extra begeleiding, evaluatie en herontwerp. Juist deze broodnoodzakelijke faciliteiten zijn er helemaal niet. Docenten die toevallig uren over hebben moeten binnen de bestaande mogelijkheden maar iets verzinnen. Iets op papier zetten is niet nodig. Doen is het motto!
Echt waar: ik denk dat praktijk gestuurde opdrachten, mits goed doordacht aangeboden en georganiseerd, absoluut een bijdrage kunnen leveren aan goed onderwijs. Het lijkt me alleen niet verstandig dat het de énige onderwijsvorm is, want er zijn een aantal, met name voorwaardelijke kennis en vaardigheden, die geïsoleerd moeten worden aangeboden en geoefend. Eigenlijk ben ik niet zó mordicus tegen als men soms denkt. Het CGL is echter ongeschikt als totaalconcept en zeker geen panacee voor alle kwalen.

5. Het CGL heeft minachting voor kennis en overschat de studievaardigheden. Echt waar, met opzoeken alleen kom je er niet. Voor mijn vakken Nederlands en Maatschappijleer, geldt dat er binnen het CGL helemaal geen ruimte meer voor lijkt te zijn. Arme leerlingen: jullie zijn toch dom, hou dat maar zo!
Waarom stelt men niet voor om op het VWO Nederlands of Aardrijkskunde te laten vallen? Deze leerlingen hebben immers toch al zo’n voorsprong en bovendien kunnen zij wél zelfstandig informatie zoeken. Nee, alleen voor de lage niveaus wordt de noodzaak niet gezien.

6. Tenslotte een politiek signaal: Ik vind dat er van het bedrijfsleven teveel gevraagd wordt bij het opleiden. Als de hele opleiding toch tijdens de praktijk gebeurt, waarom moeten er dan nog scholen zijn? Wij maken onszelf als scholen overbodig.
Of………. is het alleen omdat je dan een praktijktijd ‘stage’ kunt noemen zodat het bedrijf subsidie kan opstrijken en geen salaris hoeft te betalen? In feite begint het ‘werkend leren’ (waarbij leerlingen gewoon een arbeidscontract hebben en dus ook betaald worden) steeds meer te vervagen. Het werk wordt tegenwoordig consequent ‘stage’ genoemd en er wordt steeds meer gemorreld aan de status van werknemer. Dat is ook een manier om bedrijfskosten door de maatschappij te laten overnemen. Noem ze de eerste paar jaar ‘stagiair’ en schrijf ze in op een school, maar laat ze tegelijkertijd wel gewoon productief in je bedrijf werken. Mooier kan het bijna niet.

Ook hier weer: ik ben benieuwd of lezers van mijn blog hier nog aanvullingen op hebben.

6 Reacties

  1. Intrekken studiefinanciering bij te lange afwezigheid
    Ik heb geen aanvullingen; het is een glashelder betoog, waarvoor dank.

    Overigens schrijf je: “… te lang afwezig, studiefinanciering intrekken (geef dat maar in handen van de school ipv de IB-groep).”

    Kijk, dit lijkt me een mooi punt dat in een concrete beleidsmaatregel omgezet zou kunnen worden. Wat mij betreft kan dit punt worden toegevoegd aan je verlanglijstje.

  2. van boven
    En dan vergeet ik nog het aspect wat bij velen de grootste weerzin oproept: het van bovenaf droppen en verplicht opleggen van een andere didactiek. Docenten moeten hun mond dicht houden en uitvoeren. Kritische vragen bewijzen dat je conservatief bent en da’s per definitie slecht. Zo speel je mensen die hetzelfde zouden moeten willen tegen elkaar uit.
    Ik ben echt niet de enige leraar die dolgraag verbeteringen aan wil brengen. Alle analyses die ik maak en verbetervoorstellen die ik doe worden zelfs nauwelijks gelezen. Op de (ook door mij) gesignaleerde problemen is maar één legitiem antwoord: competentiegerichtleren. Waarom krijgen docenten die het anders en beter willen gaan doen niet ruim baan? Is het niet logisch dat we allemaal intrinsiek gemotiveerd zijn om te zoeken naar verbeterpunten?
    Wij worden als professionals niet serieus genomen. Deze website bewijst hoeveel oprechte betrokkenheid er in het onderwijs leeft.

    Ik kan bijna niet geloven dat dit alleen met verkeerd gespeelde machtsspelletjes, of -erger nog- met bezuinigingsdrift te maken heeft. Men ziet toch wat een last de maatschappij heeft van niet gemotiveerde jongeren?

    • (be)sturen is een top-down bezigheid
      Hoe meer schaalvergroting, hoe meer de werkeljk belangrijke zaken van bovenaf bepaald worden. Daar wordt met een andere bril naar zaken gekeken. Wat doen de concurrenten? Wat vraagt de markt? Waar zijn de projectgelden binnen te halen? Een conservatieve benadering is om dat te kiezen wat de anderen ook lijken te doen, wat “hot” is. De mening van je voetvolk is dan niet interessant. En managers lager in de hierarchie moeten vooral uitvoeren wat van boven komt en worden daar ook op geselecteerd.
      Verder is de mening van het voetvolk niet bijster sexy natuurlijk. Niet groots en meeslepend. Eerder degelijk en afhankelijk van de individuele klasse van de docenten zelf. Dat laatste is weinig managebaar en de kwaliteitscontrole van de tandpastafabriek (procescontrole) gaat hier ook mis. Kortom: de bestuurder kan minder sturen.
      Hoe meer managers, hoe meer ze willen managen. Hoe meer onderwijskundigen, hoe meer onderwijshervormingen, hoe meer schoonmakers, hoe meer er gepoetst wordt. Die managers en onderwijskundigen zijn niet tevreden met op de winkel passen of met bescheiden veranderingen. Minder leuk en slecht voor de eigen carriere. Elke hervorming die je aanstuurt (gelukt of niet) levert een schat aan ervaring wat op je CV erg goed van pas komt. Stel dat je enkel 10 jaar leiding hebt gegeven aan een goeie school? Dus geen domheid, zelfs niet enkel foute machtsspelletjes, maar de consequentie van de basisstructuur en bekostiging van het onderwijs. Dat verklaart waarom inhoudelijke argumenten geen deuk in een pakje boter scheten. En je direct leidinggevende, degene met wie je de discussie aangaat, kan zich niet permitteren het met je eens te zijn, want dan moet hij/zij dat tegenover zijn baas gaan hardmaken. Vaak zal die direct leidinggevende ook zijn uitgekozen om de eigenschap het naar boven niet te lastig te maken.

      • herkenning, maar
        Hallo Gerard,
        Ik herken de strekking van je verklaring, maar zoals jij het beschrijf lijkt het ook wel helemaal hopeloos (en nogal zuur!).
        Kun je de analyse ook nog voortzetten? Wat zouden we wél kunnen aangrijpen om kwaliteit weer tot prioriteit te krijgen. Er móet ergens een zwak punt in de verdediging zijn. Er was een tijd dat niemand zichzelf zelfs maar directeur durfde te noemen. De tijd van de ‘gelijkheid’ en teveel tijdverspillende democratie. De huidige managers waren coördinator of zo. Ooit is dat proces ook tot stand gekomen; als onderdeel van een maatschappelijke tegenbeweging. Dat zouden we hier ook voor elkaar moeten krijgen.

        • Niet helemaal hopeloos
          Ik moet zeggen, ik ben lang erg somber geweest en dat klinkt ongetwijfeld door. Somber omdat ik gemerkt heb dat vanuit de basis door mijzelf niets werkelijk te veranderen was. Het systeem werkt denk ik echt zoals ik heb beschreven en daaruit volgt simpelweg dat je met inhoudelijke argumenten niets bereikt. Maar het is nog sterker denk ik. Ook met procedurele argumenten bereik je niets. En met tactische en stategische plannen lukt het ook niet. Ook een leidinggevende die met je meedenkt is geen enkele garantie voor succes. Overigens is dat generaliserend en sluit ik niet uit dat er plaatsen zijn waar het anders is, maar hoe meer schaalvergroting, hoe kleiner de kansen.

          De enige weg die ik niet direct zie doodlopen is het mobiliseren van “de markt”. Vreselijke term, maar als ouders aan de grens hun kinderen naar Belgie op school doen, dan weten ouders meer in het “binnenland” ook dat er iets mis is, alleen is België te ver weg. Als er vanuit die kant (en vanuit studenten) maar duidelijk genoeg geargeerd wordt, dan kan “de markt” plotseling verschuiven (zoals de kiezersmarkt en het Fortuyn effect). Ik verwacht dat dan in een rap tempo een fiks aantal besturen en instellingen omgaan. Simpel omdat de ruif ergens anders staat. En dezelfde mensen die nu “Het Nieuwe Leren” promoten zullen “Het Nieuwe Leren, nu met EXTRA KENNISOVERDRACHT” gaan promoten. Scheelt ook omdat dezelfde instituten dan (weer) vakgerichte nascholing kunnen bieden en de projectgelden lopen opnieuw naar hetzelfde afvalputje. De rokken worden weer korter. Nieuwe mode, alsof het 20 jaar geleden ook niet zo was.

          Ok, ik geef toe, nog steeds geen positief verhaal en het blijft me steken dat dezelfde instanties opnieuw het belangrijkste geld wegvreten, maar in ieder geval wordt het onderwijs dan beter.

          • gymnasium
            Maar de enorme toeloop naar gymnasia zou je op dezelfde manier kunnen duiden. Het vervelende is dat daarmee degelijk onderwijs dus alleen beschikbaar is voor de hele slimmen (en de mensen met de ‘goede’ culturele achtergrond) Wat dat betreft zou een gewone schoolse MAVO of HAVO misschien best veel publiek kunnen trekken. Als ik alleen al denk aan al die kinderen met autistiforme stoornissen. Zij kunnen de vrijheid van het nieuwe leren echt niet aan en missen de sociale vaardigheden om tot iets productiefs te kunnen komen met groepjes.

Reacties zijn gesloten.