35 Studeren in Frankrijk : Pleidooi voor het Frans

9 juni 2008
Deze bijdrage is ook geïnspireerd door een paar opmerkingen van bloggers als Malmaison, Vercors e.a.

Il n’est pas nécessaire d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer)*. (Het is niet nodig iets te verwachten om te ondernemen of succes te hebben om vol te houden)

Iedere ontwikkelde Fransman kent deze uitspraak die de enige is van puur vaderlandse herkomst, als we Willem de Zwijger als zodanig mogen beschouwen. En terecht, het omvat de kwintessens van onze moeilijke beginjaren: standvastigheid, moed, altruïsme. Het is het mythische beeld waar een Nederlander die in het buitenland woont zich graag mee identificeert. En tot voor kort werd het redelijk goed ingevuld, het werd mogelijk gemaakt door een lange traditie van tolerantie, vrijheid, handel, ondernemerszin, ook overzee. En ja, goed onderwijs. Het geheel was een tempel die zelfs de engelen met schroom zouden moeten betreden. Respectloze beleidmakers zijn erin tekeergegaan, niet alleen met edele democratische bedoelingen, ook met hun ‘arrogant belief in the unquestionable superiority of free trade’ en alles wat daaruit voortvloeit aan economisch beleid, holle internationalisering (uitverkoop!), precariteit, opgedrongen meningen en niet te vergeten misplaatste bescheidenheid en subalterne opstelling.

Het onderwijs moet per definitie behoudend, structurerend en veeleisend zijn. Want hoe kan het anders zijn rol vervullen om nieuwe gedachten te onderbouwen, inhoud te geven aan de vernieuwing zonder in oude denkfouten te vervallen, weerstand te kunnen bieden aan nieuwe ideologieën en modieuze ideeën? ‘Geen nieuwkomer mag van ons verleden worden uitgesloten’ (Finkelkraut). De artikelen die men over het onderwijs leest staan bol van verwaarloosde basiskennis, allerlei soorten ongerief en ‘l’absence d’un projet collectif exaltant’. En dat percoleert door naar de universiteit die tot nu toe verbazingwekkend redelijk buiten schot is gebleven. Frankrijk is ook die richting op gegaan. Het zeer grote verschil met Nederland is dat hier in Frankrijk nog veel scholen zijn ‘die nog onderwijs in stand houden die de naam waardig is, waar de elite zich … bestendigt van de ene generatie op de andere’(J.P. Brighelli). Het begrip ‘elite’ is hier niet zo belast, want ondanks alle democratische retoriek is het uiteindelijke doel van Links en van Rechts ‘la promotion de tous et la selection des meilleurs’.

In Nederland is niet alleen de drempel verlaagd, maar door het Frans quasi af te schaffen (alsmede het Duits) is een heel paneel van onze traditie ingestort dat was opgebouwd met zoveel duurzame inspanning, en zijn andere dingen (…moeilijk, abstract, onweegbaar, verheffend, intellectueel, respectvol…) in de algemene kennissfeer op hun beurt marginaal geworden of uitgedund. Talenkennis was de roem van het land, de vector waarlangs het zich internationaal ontwikkeld heeft, het was de troost van de geïnteresseerde intellectueel, de aanknoping met culturen waar we mee verweven zijn, de brug naar ons verleden, het venster op de wondere Latijnse wereld, een valoriserend obstakel in het onderwijs. Het is weg. Maar we hebben de ‘internationalisering’ via de kleinste gemene deler ervoor terug gekregen, we zetten alles in op ‘Ienternational Inglies’ en aangepaste grammatica. Wij, het gidsland, pronken nu met andermans veren, niet de mooiste veren uiteraard, maar met de grauwe veren van een TOEFL550 armoede. De Wereld moet ons dankbaar zijn. Onze studenten gaan weliswaar veel minder naar het buitenland dan men zou denken, maar gelukkig is het polderengels niet zo moeilijk en we hoeven zelfs niet eens met de periskoop over de dijken heen te kijken. ‘Ze’ kijken wel naar ons zoals die Chinezen en Saoediërs en de Duitsers in Groningen, oh! wonder-boven-wonder, die gaan breeduit zitten op de beschikbare plaatsen. Degene die twijfelt aan de meerwaarde voor ons land en dat men er beter aan doet het eigen talent via goed middelbaar onderwijs te ontwikkelen, is een kniesoor; degene die denkt dat het Geld en niet de Kwaliteit de doorslag geeft is een Miesmacher; degene die zich niet de vraag stelt hoe het mogelijk is dat zo’n 300 Duitsers die in eigen land niet aan de bak komen, in Groningen kunnen uitblinken, is niet alleen dom, maar ook onverantwoordelijk. Internationalisering? Daar waren de Nederlanders toch altijd al zo goed in. Het beleid van hogerhand had moeten zijn te versterken waar we traditioneel goed in waren. Daar viel het internationale bedrijfsleven onder, het bankwezen, het lucht- en zeetransport en ja, het onderwijs en een specifieke vorm van verdraagzaamheid. Een nieuwe generatie maakt er een puinhoop van.

Geen Frans meer… Ik ben geen Jean Jacques Rousseau (oervader van de Socialisten † 1778) die zijn intuïtie kon analyseren en het overtuigend wist te verwoorden met een fenomenaal helder taalgebruik en het dan vaak in Amsterdam moest laten drukken. In Frankrijk wordt hij nog veel gelezen. Waar kwam het goede Frans vandaan van mijn ouders die in 1910 geboren zijn? Dat was gebaseerd op uit je hoofd leren, het trotseren van de dorheid van de grammaticale abstractie, een inspanning over een lange tijd uitgesmeerd. Leraren die niet alleen hun vak kenden, maar ook wisten te inspireren. Hella Haasse wist dat onder woorden te brengen in haar boekje ‘Toen Ik Schoolging’. Het lijkt me dat dit soort discipline en methode ook de andere vakken ten goede kwam. Een zeer vruchtbare kruisbestuiving, een opstuwing naar het hogere. Een leescultuur, algemene kennis, een beter gevoel voor samenhangen kwamen daaruit voort. ‘Het verstoorde Leven’van Etty Hillesum geeft eindeloos meer inzicht dan op het Internet te zoeken hoeveel Joden er werden vermoord. Frankrijk representeert zoveel meer dan de taal alleen. Zijn levendige intelligentsia heeft een universele pretentie net als de Amerikanen, maar anders, minder banaal. Hun onderwijssysteem, al kraakt dat in de voegen, blijft geconcentreerd op algemene kennis, wiskunde en taalbeheersing. Een bevriende journalist die hier alle economische kopstukken heeft geïnterviewd zei dat ze zonder uitzondering een grote intellectuele bagage hadden. Het is waar dat men hier niet op de Ecole Polytechnique of de HEC komt zonder een gedegen algemene kennis. Gelukkig wordt dus dit land nog niet zo geteisterd door ‘experts’ die het kennisgat (inzicht in de samenhangen) moeten opvullen zoals dat kennelijk in Nederland het geval is. ‘Standing tall, seeing far’ is hier nog mogelijk bij de overheid, bij sommige universiteiten, in het hogere bedrijfsleven, in de ‘haute finance’. Door de verengelsing van de Nederlandse universiteiten klakkeloos te omarmen heeft men een formatterende banaliteit in huis gehaald. Men smoort de eigen stem, het is een soort vrijwillige domheid die vooralsnog welig tiert in de florissante petro-economie die Nederland in wezen is. En ‘standing tall and seeing far’ is er bij ons ook niet meer bij nu de meeste en de beste internationale bedrijven verkwanseld zijn en daarmee een hele hiërarchie van ambities is afgetopt. ‘Onze technische systemen nemen steeds meer plaats in beslag en hun levensduur wordt steeds korter…, hun functie is niet gebonden aan een land, een taal of een godsdienst… Overal waar men de vooruitgang ziet, is dat in de vorm van een technische en wetenschappelijke ontwikkeling. Daar tegenover staat dat de cultuur zoals die zich uitdrukt in de taal, de gewoonten, de godsdienst, de mensheid fractioneert in niet uitwisselbare persoonlijkheden, etniciteiten, volkeren, beschavingen. Wat dat betreft heeft de cultuur een heel andere, en remmende, uitwerking dan de techniek. In 100 jaar is daar niet veel aan veranderd. De techniek is absoluut noodzakelijk voor de materiële éénwording van Europa en is absoluut onvoldoende voor het smeden van een identiteit’ (vrij naar Regis Debray: Un mythe contemporain: le dialogue des civilisations, november 2007). Kortom de techniek is nomade, de cultuur is honkvast. Tegen die achtergrond is de verengelsing van de universiteit absurd, een student is geen fongibel ‘technisch object’ zonder identiteit die overal ter wereld kan worden ingezet. Zo werkt dat echt niet en a fortiori niet voor de alfa’s. Over dit soort dingen wordt in Frankrijk veel meer nagedacht.

Het publieke debat (in ruime zin) in Nederland staat duidelijk op een lager niveau vergeleken bij Frankrijk. Via het Internet kan men dat verifiëren. Voorbeelden te over: Het NRC neemt steeds meer vertaalde opiniestukken op uit de Angelsaksische wereld, laatst ook een necrologie van Soeharto door… een lambda Griek, banaler samengeflanst kon niet… Hadden ze Le Monde maar vertaald. En waarom moest dat blad zonodig een verhaal oplepelen over Sartre en Beauvoir gezien door Amerikaanse ogen? (NRC 30 mei 2008). Het rapport ‘Nieuwe Leerwegen’ van de Onderwijs Raad met het doorgeslagen democratische idee dat iedereen en alles gelijk moeten zijn. Laat iedereen maar Engels praten dan zijn er geen culturele barrières meer! Frans en Duits mogen geen voorkeur hebben, vergeleken bij Turks en Arabisch, onze traditie is sowieso een achterhaald idee van regressieve mopperaars ; het onvermogen van de economische faculteiten en de overheid een intellectuele en praktische weerstand bieden tegen de verkoop van de ABN-Amro Bank, waarom kunnen Zweden, Frankrijk, Zwitserland en nu Italië dat wel? De afwezigheid van denkers en filosofen, waar Frankrijk zoveel van heeft, ook bij de overheid en in de politiek, die elkaar weliswaar veel in de haren zitten, maar die daardoor hun argumenten kunnen aanscherpen. Wij moeten het doen met een heer Mak c.s. wier pennenvruchten op de onnozelsten lijken te zijn gericht, zo houden ze hun eigen voorhoede tegen. De gehypte lappendekens van de University Colleges, zonder goede communicatie zijn ze niets, de Verlichting is daar verpletterd **), door overschatting zijn ze naar boven gevallen.

Geen Frans meer…In de muzikale context van onze cultuur zou het zijn alsof Bach en Wagner en Strauss verboden waren en we het moesten doen met mindere goden als Massenet, Schreker, Korngold, Albeniz. Wel heel goed, toch minder bezielend, een minder geladen spanningsveld om naar het sublieme te reiken. Men krijgt het gevoel dat de Nederlandse beleidsmaker zegt: 3 op ongeveer 1000, wat maakt het uit? ARTE gratis maken zoals in Frankrijk? Kom nou, dat doen we niet voor 2% van de bevolking! Muziek…zo klonken mij de interviews van de heren Van Bolkenstein en Brinkhorst op de Franse Radio mij in de oren, alweer een paar jaar geleden, die als lichtvoetige barden in het moeilijke Frans de weg wisten te vinden. Voor ‘l’amitié entre les peuples’ en de uitstraling van Nederland was dat heel wat beter dan zich gemakzuchtig te laten wegglijden in een technisch Engels waar de subtiliteiten in verdwijnen en zich te laten wiegen door de illusie van wederzijds begrip. De Heer Blair heeft dat gelukkig ook begrepen: ’Tony Blairs Französisch ist vorzüglich, es geht ihm locker und elegant von den Lippen, halt so, wie man es im Lande Voltaires bei Ausländern schätzt. Wer eine andere Sprache auf diesem Niveau beherrscht, der benutzt sie nicht einfach zu profanen Zwecken, der liebt sie auch, irgendwie’ (Die Zeit).

Geen Frans meer… De economische metafoor daarvan is een monopolie voor het Engels, een koekoeksjong dat het mooie dat andere talen te bieden heeft, het nest uit jaagt. Net als in de economie gaan we daar uiteindelijk niet op vooruit. De academische kwaliteit ook niet. Topuniversiteiten? Vergeet het maar. De verscheidenheid is onze rijkdom. De Franse en Duitse invloed is onze geschiedenis. De Franse intelligentsia is de enige die qua mentaliteit en allure nog kan en wil concurreren met de Engelstalige wereld en wordt als zodanig door de Amerikaanse intelligentsia geapprecieerd en geciteerd. De verengelsing in Nederland neemt zulke proporties aan dat men het gevoel krijgt dat het geen eigen stem meer heeft, als ik een overhemd wil kopen, wordt mij een ‘shirt’ aangepraat…

Voor zijn uitstraling en om hoorbaar te blijven zou er een militante Nederlandse intelligentsia moeten zijn die zich zou kunnen uitdrukken in de talen van de grote buren. Dat is nu eenmaal het lot van een betrekkelijk klein land. Het zou onze rijkdom zijn. Gezien vanuit Frankrijk gedraagt Nederland zich zeer ten onrechte als een grijze muis die er een beetje bij bungelt en die van tevoren weet dat haar onderdanige Engelse kreetjes worden gesmoord… ‘Een land zonder bezieling, door gemakzucht verteerd, zonder waarden, verlaten door de heldhaftigheid, een land dat niet meer mee wil doen met de ingewikkeldheid van de geschiedenis’ (Max Gallo).

)* In de Franse ambtenaarswereld maken ze er dit van: ‘Il n’est pas nécessaire d’entreprendre pour espérer, ni de persévérer pour réussir’.

**) Op zo’n ‘totaal leuke’ (sic) Finishing School in Utrecht hebben de 400 jonge dames (2/3 van het totaal) een grabbelton van cursussen tot hun beschikking: 51 voor ‘Humanities’, 47 voor ‘Science’, en 64 voor ‘Social Science’. Wat opvalt, is wat er niet is. Ze hoeven NIETS te weten van de Verlichting, Voltaire, Rousseau, Hume, Goethe bestaan niet, Belle van Zuylen al helemaal niet. Op de cursus ‘Nazi Germany’ komt geen enkele Duitse schrijver aan bod. Joachim Fest? Nooit van gehoord! Het dunste boek van Thomas Mann (84 bldz) moeten ze in het Engels lezen. De Nederlandse litteratuur is er integraal vermoord, evenals de Franse op twee na: Madam Bovary, en iets van Robbe-Grillet, ook in het Engels!

8 Reacties

  1. Remedie tegen cultuurafbraak
    U heeft het over het opstaan van een militante Nederlandse intelligentsia. Docenten zouden daar eigenlijk een belangrijke rol in moeten spelen.
    Maar gezien ons nationale minderwaardigheidsgevoel zie ik het somber in. Slogans als ’trots op Nederland’ of ‘eigen volk eerst’ zijn hier besmet; ze wekken alleen associaties met racisme en rechts-extremisme en geen nieuwsgierigheid. Dat het niets bijzonders is om trots te zijn op je eigen land, of om je handelen primair te laten leiden door het belang van je eigen volk, dat dat gewoon de praktijk is in de meeste van de democratische landen waar wij (zonder problemen) mee omgaan, dat ziet niet iedereen. Wij zijn geïndoctrineerd met het gevoel dat we waardeloos zijn. Om dat te compenseren stelt Nederland zich bij het voetballen juist van alle landen het ergste aan.
    Nu we nu toch zo’n minderwaardigheidscomplex hebben, zou een slaafse navolging van de Vlamingen eigenlijk wel een goed idee zijn. Van hen kunnen we leren hoe je moet strijden tegen culturele overheersing (en nog wel eentje door Francofonen!)

    • Een gepasseerd station
      De slogan “Eigen volk eerst” (Ik dacht trouwens dat dat een Vlaamse slogan was) is afkeurenswaardig vanwege de context. Het gaat dan om het discrimineren van allochthonen die al lang in het land wonen en vaak al tot het “volk” horen omdat ze dezelfde nationaliteit hebben. In Duitsland was enige tijd geleden de slogan “Kinder oder Inder” te horen Toen ging het er om of men het tekort aan IT-mensen moest oplossen door meer Duitse jongeren in die richting op te leiden of door het importeren van Indiërs. Ook een vorm van “eigen Volk eerst”. Zo mag het in mijn ogen wél. Maar eerlijk gezegd schaam ik me een Nederlander te zijn als ik alle oranjegekte zie.
      Francophonie is meer dan het zich afzetten tegen het Engels. Frankrijk beschouwde haar taal en cultuur als bovenaanstaand in de wereld en deed in haar koloniën aan cultuurimperialisme. Inboorlingen uit de Franse koloniën die perfect Frans spraken werden relatief snel gewaardeerd lid van de grote culturele familie van Franssprekenden. Discriminatie was daar meer gebaseerd op gebrekkige kennis van de Franse taal dat op ethnische kenmerken.
      Over Franse les gesproken: Ik leerde daar nog dat Willem de zwijger gelijk aan Guillaume le taciturne is en Karel de Stoute aan Charles le témeraire. Zouden de leerlingen dat nu nog leren?
      Ik denk dat er nu weinig leraren zijn zoals mijn lerares Frans met grote culturele belangstelling die jarenlang aan een Franse universiteit gestudeerd had. De meeste Nederlandse leraren maken geen deel meer uit van de intelligentia en kunnen daarom niet bijdragen aan een nieuw cultureel élan.
      Seger Weehuizen

      • Oranjegekte
        Beste Seger,

        Je opmerkingen zijn juist vandaag volstrekt ongepast. Sinds gisteren ben ik helemaal “in Marco”. Ik heb zojuist mijn eerste (gelukkig oranje) welpie op mn monitor geplakt en krijg ik nog de kriebels als ik me dat prachtige 2e doelpunt voor de geest haal. Wat kan voetbal dan prachtig zijn en wat mis ik André Hazes dan.

        Ik geef toe: ik heb dubbele gevoelens bij de beschonken landgenoten op de pleinen ver weg, maar zelfs voor hen heb ik stiekem bewondering. Zo durf ik me niet te gedragen. En zolang er niet geknokt wordt, zolang de sporadisch aanwezige Italiaan een biertje aangeboden krijgt, zolang ben ik blij als ik euforie zie. Misschien een primitieve emotie, maar eerlijk gezegd is verliefdheid ook buitengewoon primitief en daar zijn toch de mooiste gedichten over geschreven 😉

        • Ongewone kennistransport
          Ik zat gisterenavond buiten in mijn tuin. Wat was het buiten weldadig stil! De overheid zou het hele jaar door wereldcupvoetbalwedstrijden moeten organiseren. Dan kan ik eindelijk “de politiek” weer eens prijzen. Als je actief BON/lid bent komt dat maar zelden voor.
          Eén maal werd de stilte verbroken toe er in vrijwel alle huizen een gejubel uitbrak dat door de muren niet tegen kon worden gehouden. Aannemend dat Marco een voetballer van het nationale elftal is denk ik dat hij toen voor `ons` een doelpunt maakte.
          Ik heb altijd gedacht dat Andé Hazes een komiek was!?
          Seger Weehuizen

      • Inzake ‘gepasseerd station’
        (voor S. Weehuizen)
        Waar dat ‘gepasseerd station’ op slaat snap ik niet. Op de inmiddels permanente onbruikbaarheid van die (inderdaad Vlaamse) slogan? U legt mij uit waarom men denkt dat die slogan besmet is, maar dat begrijp ik zelf ook wel.
        Waar het mij om gaat is niet zozeer die ene slogan, als wel het verschijnsel dat Nederlanders zich schamen voor cultureel nationalisme uit vrees geassocieerd te worden met een dergelijke ‘besmetting’. Voorbeeld: we tonen maar liever niet teveel belangstelling voor het Afrikaans, want dat was de taal van de apartheid. Jammer voor Elisabeth Eybers. Voorbeeld: we zingen op de basisschool maar liever geen Nederlandse liedjes, want dat is oubollig en niet stoer genoeg. Voorbeeld: we verwaarlozen op de basisschool de vaderlandse geschiedenis, want veel van die de Ruyters en van Heutszen waren helemaal niet van die lekkere jongens (en er moeten opnieuw excuses gemaakt worden voor de slavernij). Voorbeeld: het vertalen van overheidscirculaires in tientallen vreemde talen. Stel je voor dat we van discriminatie beschuldigd zouden kunnen worden!

        Deze doorgeschoten angst voor politiek nationalisme speelt ons ook parten in het onderwijs. Ook daar hebben docenten te vaak een defensieve houding: ze gaan aan recalcitrante pubers uitleggen waarom hun vak waardevol is, terwijl dat vanzelf blijkt wanneer die pubers er mee aan de gang gaan. Zo is het ook met onze nationaal-culturele verworvenheden. Die hoeven niet allemaal verontschuldigd te worden, of getoetst door de Anne-Frank stichting.

        • Aangaande het gepasseerde station
          (voor B. Wijntuin)
          De titel “Een gepasseerd station” van mijn betreffende bijdrage aan dit blok slaat terug op de passage “U heeft het over het opstaan van een militante Nederlandse intelligentsia. Docenten zouden daar eigenlijk een belangrijke rol in moeten spelen”. De reactie van Bardamu sluit daar uitstekend bij aan.
          Bij intellectuele weerbaarheid denk ik in de eerste plaats aan universitair opgeleide leraren. Masters in het vak dat ze geven en niet in Onderwijskunde. Die eersten zijn op dit moment in rap tempo uit het onderwijs aan het verdwijnen. Het progamma van de vakken, de autonomie van de leraar en daarmee samenhangend het respect voor de leraar, de inbedding van de VWO-stroom in minder veeleisende stromen, het onderbrengen van de onderbouw VWO in het tweedegraadsgebied en het eerstgraads maken van de bovenbouw van het HAVO zijn belangrijke factoren die daaraan hebben bijgedragen. Het anti-intellectualisme in het onderwijs heeft de intellectuelen grotendeels daaruit verjaagd. Er zijn op de scholen nog maar zo weinig vertegenwoordigers van de intelligentia te vinden dat de vernieuwlers niet mee bang hoeven te zijn dat ze een opstand gaan plegen. Vandaar “een gepasseerd station”.
          Ik vond de afkeer van de slogan “Eigen volk eerst” een slecht voorbeeld van “de vrees geassocieerd te worden met een dergelijke ‘besmetting'”. Wat de rest van uw reactie ben ik het geheel en al met u eens.

          Seger Weehuizen

      • lerares Frans
        Ik heb samen mogen werken met een “lerares Frans” die niet EEN Frans boek in de boekenkast thuis had en nog nimmer in Frankrijk was geweest. Dromend van een toekomst in mennudzjmentland besloot zij zichzelf tot hoofd van de sectie te benoemen. Op de eerste vergadering die ze voorzat, kreeg ik, lang geleden afgestudeerd aan een gerenommeerde universiteit en door leerlingen gewaardeerd docent omdat ze tijdens mijn lessen eindelijk eens iets leerden, kreeg ik dus te horen dat ik voortaan, onder haar bewind, niet zo moeilijk les meer moest geven. Heb een paar nachten toch slecht geslapen.

Reacties zijn gesloten.