Hoe een krachtige universitaire bestuurderslobby (met hulp van Hugo de Jonge) het werk van D66’ers Aad Nuis en Robbert Dijkgraaf ongedaan maakte – en wat er nu moet gebeuren.
Al ruim tien jaar wijst BON op het grote belang van het academisch Nederlands, en de grote maatschappelijke schade die wordt aangericht doordat een toenemend aantal vooral universitaire studenten helemaal niet meer met het academisch Nederlands in aanraking komt, doordat ze zowel bachelor als master volledig in het Engels volgen. Zo wordt de kloof tussen universiteit en (Nederlandstalige) maatschappelijke praktijk steeds groter.
Om het minimumniveau academisch Nederlands veilig te stellen, heeft toenmalig minister Robbert Dijkgraaf in mei 2024 de Wet internationalisering in balans (WIB) ingediend.
Dan is het een zaak van snel behandelen, zou je zeggen. De discussie over doorgeschoten verengelsing van het hoger onderwijs speelt al meer dan tien jaar; het wordt hoog tijd dat er ook wettelijk iets gebeurt aan dit probleem.
Lobby
Dat was buiten de lobby van de universiteitsbesturen gerekend. Die hebben op twee manieren zand in de machine gestrooid:
- Eerst maakte de lobby handig gebruik van het feit dat het kabinet-Schoof geen meerderheid had in de Eerste Kamer. Daardoor was medewerking van een aantal oppositiepartijen nodig om de OCW-begroting te kunnen aannemen. In de onderhandelingen is de bezuiniging die stond ingeboekt op Engelstalige bacheloropleidingen gehalveerd, om de instroom van internationale studenten te behouden in de regio. Daartoe zou de WIB moeten worden aangepast om nog meer uitzonderingen mogelijk te maken op de regel dat bacheloropleidingen in het Nederlands gedoceerd moeten worden.
- Vervolgens nam de Tweede Kamer in mei 2025 de motie-Krul (CDA) aan, die ervoor pleit de toets anderstalig onderwijs (TAO) niet voor bestaande opleidingen te laten gelden, op basis van een vage belofte van de Universiteiten van Nederland om de bacheloropleidingen psychologie in de Randstad (en sommige economie-opleidingen) vanaf 2027 weer in het Nederlands te doceren. (Tegelijkertijd nam de Kamer ook een motie aan om de verengelsing verder terug te dringen, maar omdat het middel om dat te doen – de WIB – tegelijkertijd werd afgezwakt, kwam deze cynische motie neer op lege symboliek.) Daarmee zouden verder alle bacheloropleidingen die nu Engelstalig zijn, ook Engelstalig kunnen blijven, in feite een legalisering van de huidige (illegale) praktijk. De WIB zou zozeer afgezwakt worden, dat ze tandeloos wordt. De bestuurderslobby Universiteiten van Nederland pleitte daar al tijden voor, en met deze aangenomen motie ging de Tweede Kamer daar braaf in mee – ook NSC, hoewel dit punt lijnrecht tegen het eigen verkiezingsprogramma in ging. Sindsdien is er niets meer over de WIB vernomen – waarschijnlijk heeft de wet opnieuw aanzienlijke vertraging opgelopen door de val van het kabinet en het vertrek van NSC uit de coalitie. Dit is een duidelijk voorbeeld van het uitbesteden van het regeren aan lobby’s, in plaats van zelf als regering een visie over taalbeleid en hoger onderwijs te ontwikkelen die in het algemeen belang is en op de lange termijn houdbaar.
D66-voorstellen
De vraag is: wat nu? De oplossing kan van D66 komen, nu de grootste fractie in de Tweede Kamer:
- Het was een D66-Kamerlid, Aad Nuis, dat het initiatief nam om het Nederlands als verplichte onderwijstaal op te nemen in de Wet op het hoger onderwijs (WHW), in artikel 1.3 lid 5 en 7.2, bepalingen die vandaag de dag nog steeds gelden. Hierin staat dat instellingen verplicht zijn ‘de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands’ te bevorderen, en dat om die reden het onderwijs in het Nederlands gegeven moet worden, tenzij er een incidentele noodzaak is tot onderwijs in een andere taal. Want, zei Nuis in het betreffende Kamerdebat: ‘Eén oplossing voor dat reële probleem [van internationalisering] is een schijnoplossing, en dat is het elimineren of terugdringen van de landstaal – bij ons het Nederlands – als vanzelfsprekende doceer- en examentaal. Die weg leidt tot verarming van het denkproces voor de student – die leert immers niet goed vertalen – en op den duur tot verarming van het Nederlands. Zeker dat laatste is een verantwoordelijkheid van de overheid die niet aan de instellingen alleen kan worden overgelaten.’
- Bij de verkiezingen van 2023 had D66 in zijn verkiezingsprogramma staan: ‘Financiële prikkels om op Engelstalig onderwijs over te stappen halen we zoveel mogelijk uit de bekostiging van het onderwijs’.
- Het was een D66-minister, Robbert Dijkgraaf, die in 2024 de WIB indiende. Die was bedoeld als een concrete invulling van de norm die de huidige WHW stelt. Dit was niet in de eerste plaats om het aantal internationale studenten te verminderen, maar om het academisch Nederlands veilig te stellen. Want, zoals Dijkgraaf stelde: ‘Bij eerdere gelegenheid vertelde een decaan tegen mij: we hebben gewoon fantastische experts in huis op allerlei belangrijke onderwerpen die op dit moment spelen in Nederland, maar als zij niet in het Nederlands kunnen communiceren, kunnen ze ook niet de rol spelen die ze zouden willen spelen in het maatschappelijk debat. Dit is dus een vraag die echt om een antwoord roept.’ Volgens dit voorstel zou in principe minimaal twee derde van de vakken van een bacheloropleiding in het Nederlands gedoceerd moeten worden – een heldere norm waar BON zich goed in kan vinden. Wel zouden er weer uitzonderingen komen: bacheloropleidingen mogen alsnog in een andere taal onderwezen worden als dat doelmatig wordt geacht – wat de minister bepaalt op basis van een advies van de Commissie doelmatigheid hoger onderwijs (CDHO) die opleidingen onderwerpt aan de toets anderstalig onderwijs (TAO).
Wat te doen?
Een combinatie van deze D66-voorstellen wijst de weg uit de huidige impasse:
- Minister van Onderwijs Gouke Moes kan – volgens de voornaamste WHW-expert Peter Kwikkers – de huidige WHW gaan handhaven. BON stelt voor: door een beleidsregel te schrijven die een heldere norm creëert voor een minimum aan Nederlandstalig hoger onderwijs. Zo kan hij het aantal volledig Engelstalige bacheloropleidingen behoorlijk terugdringen en het academisch Nederlands weer een serieuze rol geven in alle bacheloropleidingen. De Kamer heeft in 2023 in grote meerderheid de regering verzocht deze wet te gaan handhaven. Tot nu toe is aan deze motie nog geen gevolg gegeven.
- Ook kan minister Moes de voorliggende WIB (ingediend door D66-minister Dijkgraaf) met een nota van wijziging zodanig aanpassen dat de wet weer tanden krijgt. Nu de TAO toch afgeschaft is voor bestaande opleidingen, kan deze toets wat BON betreft helemaal worden geschrapt uit het voorstel. Laat de regel uit de WIB dat twee derde van elke bacheloropleiding in het Nederlands gedoceerd dient te worden gelden voor alle door de overheid gefinancierde bacheloropleidingen. Er zijn dan geen uitzonderingen meer; daardoor is de toets niet meer nodig. Dat scheelt ook veel bureaucratie, waar instellingen terecht bezorgd over zijn. Iedere uitzondering leidt namelijk onherroepelijk tot onduidelijkheid, willekeur en tot de situatie dat de uitzondering de regel wordt, zoals nu het geval is. Zo komt er een einde aan het gemarchandeer door instellingen en het zoeken naar mazen in de wet. Dan is er de bedoeling van de wetgever eindelijk vertaald in een heldere norm. Ook is hiermee de genoemde verkiezingsbelofte van D66 uit 2023 ingelost: de belangrijkste financiële prikkel om over te stappen naar Engelstalig onderwijs is weggenomen. De overheid beloont bacheloropleidingen die overschakelen naar het Engels als onderwijstaal niet meer met een grote zak geld – die vanzelf naar opleidingen toe komt door de grote aantrekkingskracht die zo’n opleiding uitoefent op studenten uit de hele wereld. Instellingen die een volledige Engelstalige bacheloropleiding willen inrichten, moeten dan afzien van overheidsfinanciering. Studenten betalen dan het – veel hogere – instellingstarief in plaats van het reguliere collegegeld. In vakgebieden waar een tekort is, kan de overheid het collegegeld van buitenlandse studenten dan alsnog bekostigen door een beurzenstelsel, waardoor die alsnog tegen laag tarief kunnen studeren. Een selectief studiemigratiebeleid in plaats van de huidige ongeremde instroom. Uiteraard moet er dan ook een Nederlandstalig alternatief komen voor deze opleiding die wél gefinancierd wordt door de overheid, en waar alle studenten tegen het reguliere collegegeld kunnen studeren.
- De regering zou opleidingen die kampen met een veel lagere instroom omdat ze verplicht moeten omschakelen van het Engels naar het Nederlands, financieel kunnen compenseren – bijvoorbeeld door het bedrag van de bekostiging voor minstens tien jaar niet te verlagen, zodat er geen gedwongen ontslagen hoeven te vallen en er zelfs een financiële prikkel ontstaat voor kleinschalig onderwijs. Nu leiden alle financiële prikkels nog tot meer Engels en meer grootschaligheid en werkdruk voor docenten.
- Mocht de regering er niet voor kiezen om de overheidsbekostiging weg te nemen voor alle niet-Nederlandstalige bacheloropleidingen, dan kan zij op zijn minst een Nederlandstalig alternatief verplicht stellen voor alle Engelstalige bacheloropleidingen, eventueel met lager collegegeld, zodat zo veel mogelijk studenten een basis opdoen in het academisch Nederlands.
Oproep aan de formerende partijen
BON roept D66 op – samen met de andere formerende partijen – verantwoordelijkheid te nemen in deze kwestie en het karwei van Aad Nuis en Robbert Dijkgraaf af te maken.
Het zal niet makkelijk worden, want er is ook veel interne oppositie binnen D66 en de lobbykrachten van de Universiteiten van Nederland zijn goed georganiseerd. Het gaat om een serieuze kwestie: worden wij geregeerd door regering en volksvertegenwoordiging, of door gevestigde belangen in de vorm van lobby’s van bestuurders die vooral bezig zijn met inkomsten?
D66’ers Rianne Letschert (tevens informateur, wat een stevig belangenconflict oplevert op dit onderwerp), Annelien Bredenoord en Alexandra van Huffelen zijn bestuursvoorzitters van de universiteit in respectievelijk Maastricht, Rotterdam en Nijmegen en willen in deze kwestie geen millimeter toegeven, maar eisen volledige ‘autonomie’ om het Nederlands als onderwijstaal uit zo veel opleidingen te verwijderen als zij zelf willen. (En VVD’er Caspar van den Berg staat aan het hoofd van de Universiteiten van Nederland, en CDA’er Hugo de Jonge voerde als commissaris van de Koning in Zeeland campagne tegen de WIB.)
Zij ontkennen dat dit het algemeen belang schaadt; zij willen dat de burger onbeperkt de portemonnee trekt voor opleidingen, zonder (via de politiek) enige zeggenschap te hebben over de taal waarin die opleidingen gedoceerd worden. Ook miskennen zij de inhoudelijke schade die hiermee wordt toegebracht aan vakgebieden. Tot slot gaan ze hiermee in tegen het advies van de KNAW, die in haar rapport over dit onderwerp genaamd ‘Nederlands, tenzij…’ met klem adviseerde de bacheloropleiding altijd in het Nederlands te doceren (aanbeveling 2: ‘Bacheloropleidingen moeten in het Nederlands worden aangeboden’) in het belang van de maatschappij als geheel – met argumentatie die nu nog precies evenzeer geldig is als toen.
Formerende partijen, pak nu eindelijk door op dit slepende dossier, kies voor het algemeen belang boven de lobby’s en beslecht na ruim tien jaar discussie eindelijk de taalstrijd, door het Nederlands weer de serieuze positie aan de academie te geven die het verdient.
Zie ook:
- BON in reactie op Onderwijsraad: bekostig Engelstalige bachelors niet langer
- Zestien misvattingen in het debat over verengelsing en internationalisering
- De reactie van BON op het wetsvoorstel internationalisering in balans
- Suggesties van BON voor de commissie-Van Rijn (2019), financiering hoger onderwijs
- BON schrijft minister, Inspectie, NVAO en universiteiten aan wegens schending van de wet door verengelsing (2022)
- Oproep aan de Tweede Kamer van 194 prominenten, 2019 (‘Kamerleden, de toekomst van het Nederlands ligt in uw handen’)
- Mark Bovens: ‘Maak van internationalisering geen geloofsartikel’

Laat een reactie achter
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.