Brief aan de Eerste Kamer over wetsvoorstel taal en toegankelijkheid

Onderstaande brief heeft BON op 18 februari toegezonden aan de Eerste Kamerleden die zitting hebben in de commissie OCW:

Geachte leden van de commissie OCW van de Eerste Kamer,

De Eerste Kamer zal binnenkort een besluit nemen over de Wet taal en toegankelijkheid hoger onderwijs. We begrijpen dat u op dinsdag 18 februari in het kader van dit besluitvormingsproces bespreekt welke vragen over de wet u de Raad van State zult voorleggen. De vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) wil u graag bij uw beslissingen steunen en stuurt u daarom onze reactie op de geconsolideerde wetttekst die de minister afgelopen vrijdag naar uw Kamer heeft gestuurd. Voorafgaand aan deze reactie beschrijven we hieronder kort het standpunt van BON over het belang van de Nederlandse taal in het hoger onderwijs.

BON volgt de politieke besluitvorming over deze wet nauwgezet omdat zij zich zorgen maakt over een aantal negatieve gevolgen van de verengelsing van het Nederlandse hoger onderwijs. BON is van mening dat iedere student die door de overheid bekostigd hoger onderwijs volgt, de Nederlandse taal op academisch niveau (wo) of vwo-niveau (hbo) dient aan te leren. Ten eerste is het belangrijk dat afgestudeerden met vakgenoten en niet-vakgenoten in goed Nederlands over hun vak kunnen communiceren en de taalvaardigheid hebben om hun rol als hogeropgeleiden in het maatschappelijk debat in te nemen. BON vreest daarnaast voor het achteruitgaan van de Nederlandse standaardtaal als hogeropgeleiden zich deze hoogste beheersingsvorm van het Nederlands niet eigen maken. Dan zakt het niveau in het funderend onderwijs, zakt het niveau van de prestaties op de arbeidsmarkt, zakt het niveau van het maatschappelijk debat en neemt de tweedeling in de samenleving toe. Ook zakt de kwaliteit van het hoger onderwijs zelf wanneer studenten bij veel opleidingen vrijwel geen colleges meer volgen in het Nederlands. BON is overigens groot voorstander van meertaligheid in het hoger onderwijs; we menen juist dat studenten erbij gebaat zijn als ze in het kader van internationalisering getraind worden in meerdere talen – waarvoor een uitstekende beheersing van het Nederlands het beste fundament vormt.

Hier volgt onze reactie op de wettekst zoals die er nu ligt. We beperken ons tot de artikelen die over taal gaan. Dit voorstel kent zeker een aantal goede elementen, maar doet in de huidige vorm onvoldoende om de rol van het Nederlands in het hoger onderwijs veilig te stellen. BON heeft de volgende aanmerkingen bij het wetsvoorstel:

  1. Het is goed dat het beoogde Nederlandse taalniveau vastgelegd zal worden en dat dit zal gelden voor alle studenten (Nederlandse en niet-Nederlandse). Ook wordt vastgelegd welk soort begeleiding daarvoor vereist is. Zie art. 1.3 lid vijf en 1.3 lid zes. Dit zal echter gebeuren bij AMvB en dan is het maar de vraag hoe hoog de lat komt te liggen. Liever zag BON dat rechtstreeks in deze wetsartikelen zou staan dat iedere wo-bacheloropleiding tot academisch Nederlands dient op te leiden en iedere hbo-bachelor tot vwo-niveau (4F). Daarnaast dat het onderwijs op elke bacheloropleiding minimaal voor twee derde in het Nederlands gegeven moet worden en dat docenten het Nederlands op academisch niveau zouden moeten beheersen.
  2. Het is goed dat opleidingsaccreditatie alleen mogelijk zal worden wanneer aan de taaleisen is voldaan. Zie o.a. art. 5.12h in combinatie met 5.16 lid 1. De NVAO moet volgens het voorstel het taalbeleid van instellingen controleren en bij de accreditatie toestemming geven voordat opleidingen een andere onderwijstaal dan het Nederlands mogen voeren. Hoewel het op zichzelf te prijzen is dat een dergelijk mechanisme in het wetsvoorstel wordt opgenomen, valt te vrezen dat dit in de praktijk weinig zal uithalen. Onlangs was de NVAO immers zeer lovend over de Universiteit Twente én over haar taalbeleid (zie het volgende artikel: www.utoday.nl/news/67812/nvao-commissie-zichtbaar-onder-de-indruk-van-ut), terwijl de UT van alle instellingen de verengelsing in de meest extreme mate heeft doorgevoerd: de meeste opleidingen zijn volledig Engelstalig, zelfs in de meeste bacheloropleidingen wordt geen enkele beheersing van het Nederlands gevraagd van studenten, en de bestuurstaal is Engels geworden. Als de NVAO al zo lovend is over een dergelijke extreme vorm van verengelsing, onder de huidige, strengere wet (die immers nu nog ‘noodzaak’ vraagt in plaats van ‘meerwaarde’), waarom zou de NVAO onder de nieuwe wet de verengelsing dan ineens een halt toeroepen? Te vrezen valt dat zolang ‘de juiste papieren’ maar aanwezig zijn, oftewel zolang er tenminste sprake is van een taalbeleid, vrijwel alle opleidingen van de NVAO volledig Engelstalig zullen mogen worden en het verengelsingsproces dus in het zelfde tempo zal voortgaan, met alle bijbehorende negatieve gevolgen voor de taalvaardigheid Nederlands van studenten en voor de maatschappij. Een eenvoudiger oplossing dan het moeilijk te definiëren ‘meerwaardecriterium’ is simpelweg te eisen dat iedere bacheloropleiding voor ten minste twee derde in het Nederlands wordt aangeboden. Daarmee wordt er genoeg ruimte overgelaten voor het aanleren van andere talen, en voor verdere internationalisering en meer gebruik van het Engels in de masterfase, die zich daar door het meer specialistische karakter ook veel beter toe leent.
  3. Artikel 7.2 lid 2c is ondanks eerdere kritiek van de Raad van State geformuleerd volgens het ‘meerwaardeprincipe’. Als voorbeeld van opleidingen waarin het Engels als onderwijstaal ‘meerwaarde’ zou hebben boven het Nederlands noemde minister Van Engelshoven in een schriftelijke toelichting (van 1 november 2019) op het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer ‘bepaalde situaties waarin het onderzoeksveld sterk anderstalig en internationaal is georiënteerd’. Maar met een dergelijk criterium wordt de deur opengezet voor de verengelsing van vrijwel iedere opleiding, want het Engels is in de meeste vakgebieden momenteel de belangrijkste taal van internationale academische publicaties. Dit is een aanzienlijke versoepeling en dus achteruitgang ten opzichte van de huidige wet.
    In het wetsvoorstel staat dat dit criterium bij AMvB (art. 7.2 lid 5) nader zal worden gespecificeerd. Dat biedt mogelijkheden om verengelsing te beperken, maar liever zou BON alleen bepaalde masteropleidingen de mogelijkheid bieden om volledig te verengelsen. Het volledig verwijderen van de Nederlandse taal uit een bacheloropleiding, zoals nu op steeds grotere schaal gebeurt, kan nooit in het belang zijn van de student, die er immers zeer bij gebaat is het Nederlands op hbo- dan wel academisch niveau te beheersen. Alle voordelen van Engelstalig onderwijs gelden ook voor tweetalige opleidingen (Nederlands/Engels) en kunnen dus geen afdoende reden zijn om bacheloropleidingen volledig Engelstalig te maken.
  4. Art. 7.2 lid 6 biedt de minister de mogelijkheid om i.v.m. regionale of economische omstandigheden of personeelstekorten opleidingen aan te wijzen waarop artikel 7.2 niet van toepassing is. BON is van mening dat dit artikel de rest van de wet ondermijnt en zelfs averechts werkt. De uit de hand gelopen verengelsing is immers ontstaan door de wens van universiteiten in de krimpende grensregio’s om buitenlandse studenten aan te trekken, enerzijds om voldoende instroom en dus bekostiging te houden en anderzijds om de regionale economie te steunen door de personeelstekorten (in de techniek) op te lossen. De bekostigingsproblemen van hoger-onderwijsinstellingen in de krimpende grensregio’s kunnen beter op een andere manier opgelost worden, bijvoorbeeld door deze instellingen een hogere vaste voet te geven in het nieuwe bekostigingsmodel. Het aantrekken van (technische) buitenlandse studenten die na hun afstuderen ook in Nederland gaan werken en hier blijven, kan het beste gebeuren via een bewust selectiebeleid en door ze taalcursussen naast hun Nederlandstalige opleidingen aan te bieden. Het lijkt ons onverstandig om dit artikel in de wet op te nemen.

Omdat de thema’s bescherming van het academisch Nederlands, onderwijskwaliteit, arbeidstekorten in de krimpende grensregio’s en bekostiging van het hoger onderwijs sterk aan elkaar gerelateerd zijn, sturen we u de bijdrage van een BON-lid voor de internetconsultatie van de commissie-Van Rijn.

Dat de Nederlandse taal ook van groot belang is in het technisch hoger onderwijs blijkt uit het tweede document dat we als bijlage meesturen: een artikel in het blad De Ingenieur over de taalvaardigheid van jonge technici.

Zie ook de op 29 maart jl. door BON in de Volkskrant als opiniestuk geplaatste oproep aan het parlement, mede ondertekend door 194 hoogleraren en andere prominenten uit de culturele sector en andere geledingen van de maatschappij.

Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat het wetsvoorstel in zijn huidige vorm helaas onvoldoende gehoor geeft aan deze oproep.

We hopen dat onze kanttekeningen en de bijgevoegde documenten u helpen bij uw besluitvorming over het wetsvoorstel.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter