Symposium 2019 Ton Bastings

‘LEES MAAR, ER STAAT NIET WAT ER STAAT!’

Het belang van intensief lezen, ook in het mbo

Dr. Ton Bastings

 

 

Geachte aanwezigen,

 

Nogmaals hartelijk welkom op het symposium van Beter Onderwijs Nederland. Ik ben Ton Bastings, bestuurslid van BON en leraar Nederlands in het mbo. Ik werk in de sector techniek (BBL- niveau 2,3,4). Ik ga nader in op het motto van vandaag.

IK zal het nooit vergeten. Ik was erbij. We schrijven zaterdag 30 oktober 1992 Krasnapolsky Amsterdam. Het is de dag van het literatuuronderwijs, georganiseerd door Bulkboek. Het thema was: De leraar Nederlands als sleutelfiguur. Sleutelfiguur!!

Ik wil een brug slaan naar zaterdag 30 maart 2019 IVA Driebergen. Symposium Beter Onderwijs Nederland met als thema:

Lees maar, er staat niet wat er staat

Deze beroemde regel van Martinus Nijhoff staat in de bundel Nieuwe gedichten (1934) en wel in het gedicht Awater.

Nu zijn gedichten altijd nieuw, maar Nijhoff bedoelde nog iets anders. Hij wilde aantonen dat zijn poëzie zowel qua vorm als inhoud vernieuwend, was. Zowel ten opzichte van zijn eigen werk als van zijn tijdgenoten. We zitten in 1934 midden in de literaire discussie vorm of vent. Nijhoff was een fervent vorm-adept, maar misschien wilde hij met zijn Nieuwe gedichten laten zien dat het ging om vorm én vent! Laten we eens kijken waar die regel precies staat. De dichter die een reisgenoot zoekt vergezelt als een onzichtbare schim de persoon Awater , die zich op een kantoor bevindt:

Nieuwe Gedichten (1934)

 

AWATER

  1. 35 – 38

 

De schrijfmachine mijmert gekkenpraat.

Lees maar, er staat niet wat er staat. Er staat:

“O moeder, nooit zult gij de bontjas dragen

waarvoor elk dubbeltje werd omgedraaid,

Een alledaags onderwerp van een moeder die haar bontjas niet draagt, lijkt niet bepaald een poëtisch onderwerp Maar de schrijfmachine mijmert gekkenpraat. We moeten het dus niet al te serieus nemen. Of misschien toch wel? Alledaagse onderwerpen worden bij Nijhoff poëzie (denk maar eens aan zijn beroemde gedichten waarin hij een dag uit vissen gaat of dat hij bij zijn vrouw in keuken zit terwijl zij koffie zet). En ook de vorm (de uitvoering) wordt compleet anders, een soort stijlbreuk. Als we een brug slaan naar het lezen in het algemeen denken we natuurlijk direct aan de Boekenweek die nu aan de gang is. Het thema dit jaar was De moeder/De vrouw en dat is de titel van een beroemd gedicht van Nijhoff ook uit die bundel Nieuwe Gedichten.

Laten we eerst eens gaan kijken wat er staat, en daarna wat er niet staat.

DE MOEDER DE VROUW

 

Ik ging naar Bommel om de brug te zien.

Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden

die elkaar vroeger schenen te vermijden,

worden weer buren. Een minuut of tien

dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken,

mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd –

laat mij daar midden uit de oneindigheid

een stem vernemen dat mijn oren klonken.

 

Het was een vrouw.  Het schip dat zij bevoer

kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.

Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer,

 

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.

O, dacht ik, o dat daar mijn moeder voer.

Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.

 

Er ontstond direct de nodige deining bij de keuze van het thema voor de Boekenweek De moeder/De vrouw. Er kwam zelfs een protestbrief met vele ondertekenaars. Men vond de titel en het gedicht vrouwonvriendelijk en in negatieve zin rolbevestigend. De fout die hier werd gemaakt was dat men te veel met de ogen van 2019 keek naar een gedicht uit 1934. De bedoeling van de CPNB was om via de literatuur een licht te werpen op het moederschap en het vrouw-zijn. Het thema als ode aan de vrouw.

WWW.boekenweek.nl

 

 

MOEDER AAN HET ROER, NIET ACHTER HET FORNUIS

cpnb/ 17 juni 2018

 

Dat idee gaf ons het beroemde gedicht van Martinus Nijhoff in gedachten ‘De moeder de vrouw’, waarin een vrouw aan het roer staat van het schip dat de dichter over de Waal ziet varen. Hij stelt zich dan voor dat het zijn moeder is die daar vaart. Een sterke vrouw aan het roer, dat was het beeld dat wij centraal wilden stellen, in geen enkel opzicht een of ander traditioneel of conservatief idee over de rol van de vrouw.

 

 

De CPNB , en ook de Volkskrant van vorige week zaterdag, slaat hier de plank volledig mis en leest niet wat er staat. Daarover later meer. Laten we eerst eens naar de afwijkende vormgeving gaan kijken en daarna naar de alledaagse inhoud.

DE MOEDER DE VROUW

 

  1. Ik ging naar Bommel om de brug te zien. (ik, de, te, brug)

    Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden   (ik – 2, de – 2, brug – 2)

die elkaar vroeger schenen te vermijden, (te – 2)

worden weer buren. Een minuut of tien

  1. dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken, (ik – 3, mijn)

mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd – (mijn – 2, het)

laat mij daar midden uit de oneindigheid (de – 3)

een stem vernemen dat mijn oren klonken. ( mijn – 3)

 

Het was een vrouw2Het schip dat zij bevoer ( het -2/3, zij, bevoer)

  1. kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren. (de – 4)

      Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer, ( zij – 2/3)

 

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. ( zij – 4, ik – 4)

O, dacht ik, o dat daar mijn moeder2 voer. (0 – 1/2, ik – 4, mijn – 4, voer – 2)

  1. Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren. (zij – 5)

 

 

STIJLBREUK (dichter spot met poëzieconventie)

–  overmatige herhalingen dicht bij elkaar

– zinsherhalingen 1/2

– enjambement  bij octaaf wel (4/5), bij sextet

– jip – en – janneketaal ( 2 – 9) / vierde zin telt 37 woorden!

 

 

 

Het lijkt erop dat Nijhoff volop spot met de conventionele dichtkunst. Wat het meest in het oog springt is de overdaad aan herhaling en dan met name herhalingen die kort op elkaar volgen. Het begint al met de titel, tweemaal het bepaald lidwoord ‘de’ en ook in regel 1 en 2 ‘de’.. , driemaal ik en driemaal mijn. Dan de bijna letterlijke herhaling van de tweede zin. Ook nog een heel simpele zin. Het lijkt wel jip – en – janneketaal. Dat geldt ook voor regel 11 ‘Het was een vrouw’ (4 woorden!). Zet dat eens af tegen de vierde zin, vanaf een minuut of tien tot en met klonken, regel 4 t/m 8. Die bestaat maar liefst uit 37 (!) woorden.

Dan nog iets over de tijdswisseling. In r.7 zitten we opeens in de tegenwoordige tijd ‘Laat’. De dichter geeft dat op zeer ongebruikelijke wijze aan door een aandachtsstreepje. We noemen dat praesens historicum: een gebeurtenis uit het verleden geef je weer in d.m.v. de tegenwoordige tijd. Je wil het directer en actueler maken.

 

Er is nog veel meer te zeggen over de vorm, maar ik stap nu vanwege het tijdsgebrek over op de inhoud. Er is enorm veel geschreven over dit gedicht en dan gaat het er vooral over dat het een religieus gedicht zou zijn. Ik wil daar ook iets aan toevoegen, zonder de pretentie te koesteren dat het de oplossing is van dit raadselachtige gedicht. Iedereen mag een vers lezen en beleven zoals hij of zij dat vindt. Dat is trouwens ook de bedoeling. Het moet met de poëzie niet de kant op gaan van schriftgeleerden.

Nijhoffs moeder was heilsoldate en diepgelovig. Zijn moeder roept hem nu als het ware over haar eigen graf heen op om God te prijzen en in zijn bescherming te geloven. De brug staat dan model voor de verbinding tussen twee zijden ‘die elkaar vroeger schenen te vermijden’, namelijk de wereld van zijn moeder (8 jaar eerder overleden) en de zijne, het hemelse en het aardse. Door de nieuwe brug komt een verbinding tot stand tussen het leven hier en daarginds aan de overzijde. Die mystieke verbondenheidservaring duurt maar kort, maar door de rijmdwang maar liefst tien minuten. Het landschap wijd en zijd (r.6) is aards, horizontaal. Uit de oneindigheid (r.7) is hemels, verticaal. Het schip komt stroom afwaarts (r.10), voert dus van de bron naar de zee (of de veilige haven), van het begin dus voordat hij was geboren en nog bij zijn moeder was voert de levensstroom hem naar iets waarin hij wordt opgenomen na zijn dood,  het grote geheel van de zee. Want wat is het leven anders dan de verbinding tussen twee mysteries – de periode voordat je geboren wordt en de periode na je dood – die in wezen een zijn ?  De kleinste woordjes hebben voor Nijhoff de grootste betekenis. Deze gelovige vrouw staat namelijk niet aan het roer, maar bij het roer. Dit heeft Nijhoff, die zeer nauwkeurig met zijn drukproeven omging, heel bewust veranderd. Zij bepaalt namelijk niet zelf haar levenskoers, maar een hogere macht geeft deze gelovige vrouw richting/sturing aan haar leven. Het voorzetsel  ‘aan’ in het oorspronkelijke handschrift, dus niet de drukproef, stond daar vanwege de eerder genoemde drang naar opzettelijke herhalingen van kleine woordjes kort op elkaar.

 

De grootste betekenis van kleinste taaleenheden heeft ook betrekking op de leestekens. Terug naar het aandachtstreepje in r.6. Het blijkt een breukmoment in gedicht: van mogelijke realiteit (werkelijkheid) naar irrealiteit (wens). Kijk ook maar eens naar het ontbreken van aanhalingstekens bij een directe rede (hij hoort dus in werkelijkheid die psalmen niet zingen) en ook ontbreekt het uitroepteken bij die imperativus (gebiedende wijs) Prijs God! Die psalmregels bestaan trouwens niet.

Dan ook nog iets over het begrip Intertekstualiteit: meerdere teksten raadplegen om beter te lezen .

Wie in een oude Van Dale (editie 1898, 1914 of 1924) het woordje Bommel opzoekt, zal net als ik met stomheid worden geslagen. Het was tot 1934 hoogst ongebruikelijk dat in poëzie geografische aanduidingen of plaatsnamen voorkwamen. Ik dacht in eerste instantie dat Bommel voor Zaltbommel stond vanwege het metrum en de alliteratie (Ik ging naar Zaltbommel om de brug te zien, loopt niet en allitereert niet). Welnu Van Dale (1898) werd destijds uitgegeven door de uitgeverij van zijn vader Nijhoff !!!!, bladzijde 283 leest men onder het lemma Bommel (prop van een vat) maar ook de zegswijze : hij is op weg naar Bommel

Betekenis: hij gaat sterven. Dat lezend krijgt dat liggen in het gras in r.5 natuurlijk ook een heel andere betekenis.

 

En dan is er nog die anekdote over Nijhoff en zijn vriend Hans Philips. Philips vertelde dat zij (Nijhoff en hij) op 3 april 1934  Jutphaas al fietsend het hadden over het ontbreken van de binnenscheepvaart in de Nederlandse literatuur. Philips vertelde dat hij in Zaltbommel met zijn hondje over de brug wandelde en een schip zag met daarop een vrouw aan dek die psalmen zong. Een paar weken later zag hij bij de sluizen van Jutphaas  op schip een vrouw die als twee druppels water op zijn moeder leek. Nijhoff glimlachte en twee weken later lag er het gedicht de moeder/de vrouw. Er is dus geen sprake van een eigen belevenis. De dichter zag geen brug. Hij zat thuis. We noemen dat ‘Een dichter in absentia’ Ik heb zo mijn twijfels over het verhaal dat na Nijhoffs dood werd opgetekend. In 1933 verscheen namelijk van een van onze beroemdste auteurs, Arthur van Schendel, De waterman. Het boek werd zeer positief ontvangen, vooral omdat het zo ‘Hollands’ was. Inderdaad, ik ken geen Hollandser boek dan De waterman met als protagonist een binnenschipper.

 

Welnu het gaat er niet zozeer om wie er gelijk heeft, maar veeleer dat men door intensief te lezen ontdekt dat er veel meer mogelijk is dan bij gewoon lezen. Gewoon lezen is oppervlakkig lezen, te snel lezen, vooringenomen lezen ( men leest dus selectief, men wil eigenlijk lezen, bevestigd zien, wat men vindt) en eenduidig lezen. Nijhoff glimlachte altijd  en zweeg geheimzinnig als hem de zoveelste interpretatie van De moeder/de vrouw – Het lied der dwaze bijen of Awater werd voorgelegd.

En dan nu de nieuwe brug naar het mbo.

Goed lezen, echt lezen, is voor alle leerlingen, dus ook die van het mbo, hoogst noodzakelijk. Maar onze leerlingen lezen niet, ze hebben er zelfs een hartgrondige hekel aan. Wij merken dat er onder onze leerlingen nog al wat populisten zitten. Zij zijn door eenduidig lezen het slachtoffer van politieke propagandataal. Dat geldt trouwens ook voor reclametaal. Ze zijn heel gemakkelijk te beïnvloeden. Toch is het mogelijk om ook deze leerlingen taalbewust te maken. Ze te leren lezen wat er staat en wat er niet staat. Door ze aan de hand mee te voeren bij het lezen van korte teksten in hun interessesfeer. Door ze te wijzen op het belang van kleine woorden, ze het verschil te leren tussen feiten en meningen, tussen hoofd – en bijzaken, valse vergelijkingen, generaliseringen en tussen objectief en subjectief taalgebruik. Ik lees en herformuleer met ze complexe en gebrekkig vertaalde teksten van veiligheidsvoorschriften en gebruiksaanwijzingen. Nog altijd gebeuren er, mede door slecht lezen, te veel onnodige ongelukken  op bouw- en werkplaatsen. (twee weken geleden nog 2 met fatale afloop)  Voor onze leerlingen zijn bijvoorbeeld de taaluitingen op de achterkant van Onze Taal, de rubriek ruggespraak, uitermate geschikt om ze op een prettige manier taalbewust te maken. Ze snappen na verloop van tijd het begrip ambiguïteit, ze zijn  bedacht op meervoudigheid.  Ze komen zelf met lesmateriaal. Met teksten die ze op de bouwplaats of op straat hebben gezien zien en die ze op hun smartphone hebben gezet. Kortom, ze worden langzaam taalbewust en de volgende stap is dan dat ze  taalkritisch worden.

Dat impliceert dat de taalleraren in het mbo zich niet langer moeten laten leiden door de boterzachte exameneisen en makkelijke onderdelen zoals Luisteren, Spreken en gesprekken. Daarmee wordt het cijfer Nederlands naar een voldoende getild. Dat moet natuurlijk ook vanwege de outputfinanciering.

Als we de nadruk leggen op lezen, vereist dat ook een omslag bij de leraar Nederlands in het mbo. Samen lezen houdt in dat de leerlingen niet langer alleen maar achter hun pc zitten.  Er zijn overigens al collega’s van mij gestart met leeslessen en met de herinvoering van een schoolbibliotheek. Verplichte leesverslagen vormen de leidraad bij de examinering Spreken en Gesprekken.

Goed lezen vereist concentratie. Het je volledig richten op één tekst. Je moet dus niet worden afgeleid. Sociale media, msn-taal, facebook en twitter zijn vormen van haasttaal en zetten aan tot slecht lezen en slordig formuleren. Leerlingen echt leren lezen vergt alles van de leraar Nederlands: inlevingsvermogen, doorzettingsvermogen en uithoudingsvermogen, inventiviteit, inzet, creativiteit en eruditie. Het meest waardevolle dat wij leraren Nederlands als sleutelfiguur onze leerlingen mee kunnen geven is:

lezen wat er staat, en vooral wat er niet staat. Een kostbaar bezit waar ze heel hun verdere leven de vruchten van plukken!

 

Er wordt altijd gewezen, voor wat betreft de teloorgang van het van Nederlands, naar de leraren Nederlands in het vo. Maar ook in het academisch milieu mogen ze de hand in eigen boezem steken. In Amsterdam bijvoorbeeld waar ze met hun inspirerende colleges  een handjevol studenten Nederlands hebben weten te werven, in Utrecht waar Nederlandse studenten het eerste epos uit onze literatuur, van den Vos Reinaerde in het Engels moeten lezen, In Nijmegen waar een hoogleraar Nederlands op het symposium van Science Guide in Rotterdam zich openlijk uitsprak voor verengelsing (vakkundig gekappiteld door Presley Bergen en Rik Torfs) en die later meehuilde met de wolven in het bos toen in Amsterdam er maar enkele studenten zich inschreven voor de studie Nederlands. En wat te denken van de wetenschappers die voor gemakzuchtige  studenten de Max Havelaar hebben ingekort en vertaald. Multatuli’s adagium “ik wil gelezen worden!” wordt zo wel erg veel geweld aangedaan. ‘Infaam’ zou Multatuli hebben geroepen. En natuurlijk ook de universiteit van Groningen waar ze de dichter Jean Paul Rawie vroegen om zijn werk in het Engels te komen toelichten. Juist in poëzie, waar elke nuance telt, is de vertaling altijd slap aftreksel en een onzuivere afspiegeling van het origineel. Rawie weigerde wijselijk deze oneervolle uitnodiging. En verder mis ik bij de ondertekenaars van de oproep van gisteren aan de Tweede Kamer nogal wat namen van hoogleraren Nederlandse Taal – en Letterkunde. Wiens brood men eet……

Terug naar de Dag van de literatuur in 1992 in Krasnapolsky. Hella Haasse, sprak daar de profetische woorden:

“Taal is het uitdrukkingsmiddel van een cultuur. Een land zonder besef van, of respect voor, de eigen cultuur verliest op den duur zijn recht op een eigen taal, is geen eigen taal waard”.

 

Afsluiting

Poëzie beoogt niet enkel verwondering over taal en taalschoonheid. Poëzie inspireert ook en wakkert creativiteit aan. Het zet aan om zelf ook iets te schrijven, de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. (Kloos)

Het gedicht De Moeder De Vrouw heeft vele epigonen aangezet tot een pastiche. Mij inspireerde het gedicht tot de volgende parafrase:

DE LERAAR DE DOCENT

Ik ging naar Driebergen om de nieuwe leraar te zien

Ik zag de nieuwe leraar. Twee leraren

Die elkaar vroeger schenen te vermijden

Worden weer collega’s. Een minuut of tien

Dat ik daar zat in de zaal, mijn koffie gedronken,

Mijn hoofd vol van oude docenten wijs en grijs

Laat mij daar midden uit die ruimte

Een stem vernemen dat mijn oren klonken.

Het was een leraar. Het spreekgestoelte dat hij beklom

Had een logo; was van hout.

Hij stond alleen aan de microfoon

En wat hij declameerde hoorde ik dat dichtregels waren: lees maar, er staat niet wat er staat

O, dacht ik, o, dat daar Verbrugge sprak

Prijs de leraar riep hij, BON zal u bewaren.

 

 

Ik dank u voor uw aandacht!

3 Reacties

  1. Zeer bedankt voor de analyse. Ik heb nu nog pleizier van de enkele verzen van Vondel en Marsman die ik ooit uit het hoofd heb moeten leren.

    Niemand mag van onze cultuur worden uitgesloten, dat was het verheffingsidee van de Verlichting. Inwoners kregen het recht op goede ‘instructie’ om op basis van verstand en kennis op rationele manier aan de samenleving mee te doen. Merkwaardig dat ‘links’ Nederland dat bij oud vuil heeft gezet, gevolgd door de ‘liberalen’.

    Wat was ook weer het doel van goed onderwijs volgens Multatuli? ‘Verlichting, Verfyning, Beschaving, Ontwikkeling, Veredeling’. Niks geen hype, oversimplification, make belief, consent manufacturing, vreugdeloze problem solving, meningencultuur enz., gewoon Holland op zijn best.

  2. Voor de verduidelijking: Hier vallen taal en cultuur grotendeels samen. Met je taal geef je vorm aan je cultuur en zoek je nieuwe grenzen op, met je taal ga je op een ontdekkingsreis. Als je je taal niet koestert, dan verkwijnt ook je cultuur en kan het onkruid ‘weg met ons’ welig tieren.

Laat een reactie achter