Reactie van BON op de brief van de minister van OCW

BON heeft kennisgenomen van de brief van de minister van OCW over de verengelsing en is niet verrast door de voorstellen en analyses van de minister; de brief komt overeen met haar eerdere uitlatingen over dit onderwerp.

De minister houdt een pleidooi voor verdere internationalisering van het mbo en het hoger onderwijs, maar neemt als vanzelfsprekend aan dat de beste manier daarvoor zou zijn om Engels als voer- en instructietaal in te voeren en daarmee buitenlandse studenten en docenten/wetenschappers aan te trekken. Maar Nederlandse universiteiten hebben altijd uitstekende contacten met buitenlandse universiteiten en wetenschappers gehad en hebben altijd al onderwijs verzorgd in verschillende talen. Vanwaar dan de noodzaak tot verregaande verengelsing? Als Nederland behoefte heeft aan meer hoog geschoold technisch personeel, is het dan ook niet noodzakelijk dat dat personeel ook het Nederlands machtig is. We vragen dat met goede reden van iedere immigrant. De kans dat buitenlands toptalent in Nederland blijft werken is ook groter als hij of zij zich verbonden voelt met Nederland en de taal beheerst.

Onderdeel van de internationalisering is de door de universiteiten gewenste international classrooms, maar de contacten tussen de verschillende studentengroepen zijn veel minder positief dan wel wordt gewenst of voorgespiegeld. Er is minder contact tussen de groepen onderling en de slechte mondelinge actieve en passieve vaardigheid in het Engels zijn een serieus probleem in zowel hoor- als werkcolleges. Berichten daarover komen uit de praktijk, uit ervaringen van studenten, maar worden ook ondersteund door het onderzoek van prof. dr. Annette de Groot. Het is onmogelijk om op afzienbare termijn de taalvaardigheid van studenten en docenten zo te verhogen dat die bezwaren worden weggenomen. Daar komt bij dat studenten ook in sociale contacten vooral de eigen groep prefereren. Je kunt je afvragen of de internationale ervaring van zowel de Nederlandse als de buitenlandse student wel optimaal is. Is die ervaring niet veel beter als de buitenlandse studenten Nederlands spreken? Dat kost wat inspanning, maar de ervaring van zowel de Nederlandse als de buitenlandse studenten zal diepgaander zijn. De minister stelt die vraag niet eens.

De minister gaat ook voorbij aan de plicht van het hoger onderwijs om academisch Nederlands van studenten te bevorderen.

De minister miskent de ernst, de groei en de urgentie van de huidige problemen en wat de verengelsing betekent voor de inrichting van ons voortgezet onderwijs. Wat is er gebeurd met de verstandige kritiek en adviezen van de KNAW, de Taalunie en de Onderwijsraad? Ondanks al het gescherm met internationalisering wordt geen enkele vergelijking met het buitenland gemaakt. Wat betekent het voor lerarenopleidingen, Nederlands als onderwijstaal, de overdracht van vaktermen, de integratie enzovoorts.

In feite constateert de minister slechts dat de huidige situatie strijdig is met de wet, maar in plaats van die wet te handhaven of in ieder geval een moratorium op verdere uitbreiding van de verengelsing te bepleiten, wil ze de wet aanpassen zodat zij meer mogelijkheden zou hebben en regelingen op maat mogelijk zouden zijn. Maar de minister heeft de wettelijke mogelijkheden allang. Ze hoeft die slechts toe te passen. Nu ook de minister zegt dat de huidige praktijk in strijd is met de wet zal duidelijk zijn dat er voor ons geen enkele reden is om op basis van deze brief ons kort geding af te blazen.

Gerarc Verhoef

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter