BON: realistisch rekenen is geen rekenen, maar een verdienmodel

BON heeft onderstaande brief (pdf) over de rekentoetsen aan de Vaste Kamercommissie OCW en de Telegraaf gestuurd. De Telegraaf maakt hier melding van in een artikel op bladzijde 4, waarin ook Jan Jimkes aan het woord komt

 

Aan: de Tweede Kamer der Staten-Generaal, t.a.v. de Vaste commissie OCW

Betreft: ‘Rekentoets in vo en mbo’, aan de orde in het AO op 28 januari 2015

 

Geachte leden van de Vaste Kamercommissie voor OCW,

De vereniging Beter Onderwijs Nederland stelt sinds haar oprichting in 2006 dat er grote problemen zijn met de rekenvaardigheid van leerlingen en studenten, van basisonderwijs tot en met de universiteit. Hoewel deze problemen lange tijd zijn ontkend door de betrokken instanties is daarin de laatste jaren gelukkig verandering gekomen. Mede naar aanleiding van de publieke verontwaardiging over de ernstig tekortschietende rekenvaardigheid van pabostudenten heeft toenmalig minister van Bijsterveldt in 2011 besloten tot de invoering van een rekentoets voor eindexamenleerlingen in het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De invoering van deze rekentoetsen lijkt evenwel op een drama uit te lopen, met name in het vmbo, havo en mbo. Er is inmiddels ook grote kritiek op de gebruikte toetsen.

Voor BON is dat geen verrassing. Bij de invoering van de rekentoetsen is namelijk in onvoldoende mate gekeken naar de oorzaken van de tekortschietende rekenvaardigheid van Nederlandse scholieren. In de eerste plaats had men zich de vraag moeten stellen hoe het mogelijk is dat zo veel eindexamenkandidaten in het vo en mbo niet goed in staat zijn om rekenvragen te beantwoorden op een niveau dat kinderen aan het eind van groep acht dienen te halen. Wat was hun feitelijke niveau aan het eind van groep acht en wat is er gebeurd in de tussenliggende jaren?

Kennelijk wordt er bij de zogenoemde exacte vakken en bijvoorbeeld bij een vak als economie in onvoldoende mate rekenvaardigheid geoefend en getoetst. Hoe is dat mogelijk als deze vaardigheden de basis vormen voor dergelijke vakken? BON heeft er herhaaldelijk op gewezen dat de invoering en ongebreidelde toepassing van de (grafische) rekenmachine in het onderwijs mede tot deze situatie leidt. Daarnaast is er een grote verwarring ontstaan in het reken- en wiskundeonderwijs omdat onder invloed van ideologische voorkeuren en financiële belangen rekenmethoden worden gepropageerd waarin de nadruk wordt gelegd op realistisch rekenen en ‘contextsommen’.

Nu is het op zichzelf prima dat leerlingen er op worden voorbereid hun rekenvaardigheid in de concrete praktijk toe te passen. Maar wil je rekenen in de praktijk toe kunnen passen, moet je eerst wel kunnen rekenen; en precies daar wringt de schoen. Leerlingen worden in onvoldoende mate geoefend in het simpelweg internaliseren en automatiseren van de verschillende rekenvaardigheden doordat ze te zeer met contextsommen worden opgezadeld die beginnen met het lees- en begripsvermogen van de geschetste context. Daardoor schiet de ontwikkeling van hun rekenvaardigheid tekort, waardoor natuurlijk ook de toepassing ervan in contextsommen te wensen overlaat. Leerlingen verliezen hun houvast en zien door de bomen het bos niet meer. Ironisch genoeg worden vooral ook de kinderen met een lagere talige ontwikkeling en lagere rekenintelligentie hiervan de dupe. Ook hun ouders weten niet meer goed hoe ze hun kind moeten voorbereiden op dergelijke toetsen.

Het probleem rond de toetsen gaat terug op de beschrijving van de zogenoemde referentieniveaus die leerlingen dienen te halen (als onderdeel van TAL-traject: tussendoelen annex leerlijnen). Deze worden zeker wat vmbo, havo en mbo betreft te zeer bepaald door contextsommen en toepassingsdidactiek, met gebruik van de rekenmachine! De wet deugt op dit punt niet. Alleen de rekentoetswijzer 3S  – die ironisch genoeg bestemd is voor het vwo – ontkomt voor een aanzienlijk deel aan deze kritiek. Helaas geldt echter dat alle rekentoetsen die op basis van deze referentieniveaus en rekentoetswijzers zijn gemaakt (door belanghebbende partijen), in de lijn liggen van het realistisch rekenen dat inmiddels ook op bijna alle basisscholen wordt onderwezen.

De huidige toetsen zijn dus het resultaat van een ideologische benadering van ons wiskunde- en rekenonderwijs, waarmee bovendien grote financiële belangen gemoeid zijn. We wijzen erop dat de huidige problematiek rond deze rekentoetsen mede wordt veroorzaakt doordat men nu juist die instanties heeft benaderd om deze toetsen te ontwikkelen die mede verantwoordelijk zijn voor de verandering van ons rekenonderwijs in de afgelopen decennia en de bedroevende resultaten die daarvan het gevolg zijn. Het gaat hier namelijk om een ideologische en mede door financiële belangen gedreven wiskunde- en rekendidactiek.

Deze didactiek wordt inmiddels ook door allerlei commerciële organisaties aan ouders, rekencoördinatoren en leraren basis- en voortgezet onderwijs aangeboden als dé oplossing voor de rekenproblematiek. Inmiddels groeit de markt voor rekenondersteuning sterk. Ouders willen rekenhulp voor hun kinderen en de overheid zoekt deskundigen om toetsen te maken. Zelfs bevoegde vo-wiskundeleraren moeten zich laten bijscholen in het ‘rekenen’ van de basisschool. Met de huidige invulling van de rekentoets wordt de effecten van de ‘realistisch rekendidactiek’ van de basisschool niet op de middelbare school hersteld, maar verergerd. Dat is meer van hetzelfde medicijn. Het zal duidelijk zijn dat meer van dezelfde ‘reken’didactiek niet alleen heel veel geld en tijd kost, maar de situatie ook nog eens verergert.

De problematiek rond de toetsen geeft volgens BON nogmaals aan dat dit hele door ideologische voorkeuren en financiële belangen gedreven systeem faalt en grondig herzien moet worden. Zolang we dit systeem niet kritisch evalueren en niet de academische wiskunde (nota bene: dus niet de wiskunde-onderwijskunde!) actief betrekken bij de verbetering van ons reken- en wiskundeonderwijs blijft het dweilen met de kraan open. Meer geld is niet de oplossing!

BON pleit daarom voor een verbetering van het rekenonderwijs op de basisschool en voor het afschaffen van de realistisch-rekenendidactiek op de Pabo’s. Concreet betekent dit dat er moet worden aangesloten bij de manier van rekenen die verder wereldwijd van toepassing is: kunnen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met hele getallen en breuken zonder rekenmachine, met procenten en decimale getallen kunnen werken, het metriek stelsel beheersen en vaardig met breuken kunnen rekenen. De overal gebruikte algoritmes moeten worden aangeleerd, ingeoefend en geautomatiseerd. Dat geeft kinderen niet alleen vaardigheid, maar ook zelfvertrouwen en legt een basis voor gebruik van rekenen in de dagelijkse praktijk en in het voortgezet en hoger onderwijs. Alleen op basis van deze kunde is het verantwoord om contextsommen te lijf te gaan.

Resumerend vragen wij u de dieper liggende oorzaak van de huidige rekenproblemen aan te pakken. De terechte kritiek op de toetsen wijst op het falen van het systeem als zodanig. Dat betekent dat de van realistisch-rekendidactiek doordesemde referentieniveaus aan de kant moeten worden geschoven. Voorkomen dient te worden dat dezelfde partijen die het realistisch rekenen altijd hebben gepropageerd en daarmee veel geld hebben verdiend, nu als heelmeesters worden ingeroepen en nog meer rekenellende veroorzaken. Als staatssecretaris Dekker doorgaat op de ingeslagen weg, gaat hij voorbij aan werkelijke oorzaken van de rekenproblematiek in Nederland en houdt hij bovendien een op overheidssubsidies draaiende industrie van adviesbureaus, rekencoaches en allerlei andere gelegenheidsprofiteurs in stand. Realistisch rekenen is geen rekenen, het is een verdienmodel.

Voor nadere toelichting op deze brief kunt u contact opnemen met BON via een van de ondertekenaars van deze brief.

 

Hoogachtend,

Gerard Verhoef

Ad Verbrugge

Presley Bergen

Karin den Heijer

 

Beter Onderwijs Nederland

 

35 Reacties

  1. Hopelijk helpt het om drie

    Hopelijk helpt het om drie keer in eenzelfde brief te schrijven dat de kamerleden zich in de luren laten leggen door een kliek die die het onderwijs alleen maar ziet als een terrein waar veel geld valt te verdienen. De leden van de onderwijscommissie van de tweede kamer zijn echter ondertussen zelf schuldig aan het voortwoekeren van het realistisch rekenen of ze zijn incompetent. Geen van beide zullen ze graag toegeven maar ze kunnen niet voorkomen dat over de brief van BON in de kamer gesproken zal worden. Er is dus kans dat partijen die maar weinig schuld hebben aan het ontstaan van de huidige onderwijsellende het standpunt van BON overnemen, te meer daar via de media die ook over de kamerdebatten berichten de waarheid over ons onderwijs in het bewustzijn van de kiezers zou kunnen sijpelen.

  2. Hulde voor deze analyse en

    Hulde voor deze analyse en aanbevelingen. Nu kijken of de kamerleden dit ook snappen.

    Ze zijn waarschijnlijk al voor een deel besmet met het context-rekenen en veel béta-talenten zullen er ook niet bijzitten.

     

  3. Vanavond, maandag 26 bij
    Vanavond, maandag 26 bij Netwerk en morgen, dinsdag 27 bij Brandpunt ook de rekentoets

  4. Een van mijn kleinzonen kwam

    Een van mijn kleinzonen kwam met 550 punten voor de CITO toets naar het VWO. Hij was nu, in 3 VWO, aan het stranden doordat hij niet kan rekenen met breuken en procenten. Hij had zich tot nu toe (handig) gered met trucjes. Maar zonder enig begrip. Hij had geen benul bijvoorbeeld wat een procent is. Dat is één honderste deel VAN iets. Dat VAN had hij nooit begrepen. Nu dat duidelijk is begint hij iets te begrijpen.
    De rekenmachine is ook een ellende. Zo'n RPS machine is een magisch instrument waar iets uitkomt als je er van alles op rammelt. Zelfs voor 96 gedeeld door 2 wordt de machine helemaal uit de tas gehaald.
    Maar het probleem is helemaal niet nieuw. In de 70'er jaren gaven wij in de eerste klas Havo/VWO domweg rekenen in één van de vier uren wiskunde. (Ik vlei me nog steeds met de hoop dat daarmee veel leed is vorkomen in vakken zoals economie, scheikunde, biologie en natuurkunde.) Dus ook toen was de rekenvaardigheid van kinderen die van het basisonderwijs kwamen bedroevend. En wie het Pabo onderwijs heeft gevolgd weet dat het sindsdien niet veel beter is geworden. Er wordt bijvoorbeeld nu wel een rekentoets gehanteert op de Pabo maar die meet alleen maar of de student de sommetjes zelf kan maken. Maar dat zegt niets over het vermogen om een ander te leren rekenen, dat is een moeilijk vak. 

  5. Ik heb nog even opgezocht wat

    Ik heb nog even opgezocht wat er op deze site over de parlementariër Elias staat. Het gaat over de periode dat hij onderwijsspreker voor de VVD was. Want in mijn herinnering wilde hij dat die luie donders van leraren maar eens moesten ophouden met zo lang vakantie te vieren. In “de flinke en flukse Elias” wordt zijn zienswijze helder bekritiseerd. Als er nog steeds dit soort parlementariërs zich met onderwijs bezig houden lijkt het mij dat BON van de Vaste Kamercommissie van Onderwijs zelf weinigte verwachten heeft. Maar hopelijk pikken andere parlementariërs de brieven van BON en SGO op.

  6. ad Hendrikush

    ad Hendrikush

    Het lijkt er soms op dat β’s het beter doen. Denk aan Angela Merkel. Maar zou Plasterk de PvdA-onderwijsdeskundigen van de Tweede Kamer dan niet eens kunnen adviseren? Hij is ten slotte ook nog minister van onderwijs geweest.

  7. Ik ben het voor 100 % met

    Ik ben het voor 100 % met deze analyse mee eens. Triest dat na de VVD nu (27/1) ook de PvdA op deze heilloze weg wil doorgaan.

    Bij de bètavaken is die hele GR helemaal niet nodig: hebben de leerlingen beperkte tijd dan geef je eenvoudige getallen (bv. 0,020 M x 35 mL) in de opdrachten, hebben ze meer tijd dan stop je er ook weer eens een lekkere staartdeling in (bv 489 kg : 106,3 m3) om de rekenvaardigheid op peil te houden.

  8. Ik ben het voor 100 % met

    Ik ben het voor 100 % met deze analyse mee eens. Triest dat na de VVD nu (27/1) ook de PvdA op deze heilloze weg wil doorgaan.

    Bij de bètavaken is die hele GR helemaal niet nodig: hebben de leerlingen beperkte tijd dan geef je eenvoudige getallen (bv. 0,020 M x 35 mL) in de opdrachten, hebben ze meer tijd dan stop je er ook weer eens een lekkere staartdeling in (bv 489 kg : 106,3 m3) om de rekenvaardigheid op peil te houden.

  9. In de vijftiger- en zestiger

    In de vijftiger- en zestiger-jaren, toen er nog een toelatingsexamen voor het VWO werd afgelegd, kwamen de leerlingen die voor dat examen slaagden met voldoende kennis en inzicht in rekenen op het Gymnasium of HBS terecht. Als je op zoek bent naar een leercurriculum dat leidt tot goed rekenen ligt het voor de hand het primair onderwijs van toen met het aansluitend toelatingsexamen als leidraad te nemen. Maar zo'n oplossing is te eenvoudig en past dus niet in het verdienmodel. Een ideologisch bezwaar is bovendien dat het rangeerpunt VWO/subVWO op twaalfjarige leeftijd bereikt wordt. Toen ik op de TV de kamerdebatten volgde merkte ik dat veel politici juist blij waren dat de CITO-eindtoets niet door de afnemende scholen gebruikt kon worden om leerlingen te determineren. Zo hoeven we niet de hoop te koesteren dat de eenvoudigste weg gekozen zal worden om het rekenen te verbeteren. Overigens is de eenvoudigste oplossing moeilijker geworden dan zij vroeger was want op de basissscholen zouden dan vakdocenten rekenen moeten worden aangesteld.

  10. @Malmaison

    @Malmaison

    Vergeet niet het gemopper van technische hoogleraren toen het vak kegelsneden aan de TH's werd afgeschaft en vervangen door analytische meetkunde. Hoofschuddend en meesmuilend werd dit beoordeeld als de teloorgang van de "echte" ingenieursvakken. 

    Alleen refereren aan vroeger is geen oplossing. Context-rekenen heeft het zicht op abstracte rekenbewerkingen en algebraïsche vaardigheden verminkt. De rekenmachine, algebraïsche en statistische programma's zijn de voorhoede van het gevaar van artificiële intelligentie: de mens overgeleverd aan de machine inplaats van andersom.

    We zullen zien wat er van komt. Plasterk was bioloog en valt niet binnen mijn categorie béta.

     

  11. Cyclusvrees

    Cyclusvrees

    Op de vraagSommige experts zeggen: pak niet de middelbare wijzenscholen aan, maar het basisonderwijs” van de interviewster juliette Vasterman vanin de NRC gaf staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker ten antwoordWe moeten ergens beginnen. En voor je het weet, kom je  een cirkelredenering terecht waarbij iedereen naar elkaar gaat. De hogescholen klagen over het rekenniveau van studenten die net van de middelbare school komen. De middelbare scholen zeggen dat ze pas goed onderwijs kunnen geven als de basisschool het op orde heeft. En die wijst op zijn beurt weer naar de pabostudenten.”

    Wat een raar antwoord! Als je vindt dat de middelbare scholen gelijk hebben maak je een totaalplan waarvan de uitvoering begint op de lagere school (basisonderwijs). Dat kun je aanvullen met de uitvoering van een tijdelijk plan voor leerlingen die nu al op de middelbare school zitten en volgens het totaalplan nog onvoldoende kunnen rekenen. De uitvoering van het tijdelijk plan begint ten einde te lopen zodra kinderen die overeenkomstig het totaalplan het voor het basisonderwijs geplande rekenonderwijs gevolgd hebben naar de middelbare school gaan. Het wordt dan de taak van het middelbaar onderwijs om overeenkomstig het totaalplan ervoor te zorgen dat hogescholen en universiteiten tevreden zijn over het niveau van wiskunde van hun instromers. Het nagestreefde eindniveau van het basisonderwijs in het totaalplan is daarbij het startpunt.

    Je kunt natuurlijk ook starten met goed rekenonderwijs op de PABO en bijscholing van de onderwijzers met een recent diploma maar dan duurt het wel erg lang voordat de leerlingen met voldoende rekenonderwijs het tertiair onderwijs binnenstromen. Hopelijk werken er in het basisonderwijs nog voldoende oudere leerkrachten die geschikt zijn om als vakdocent rekenen te worden ingezet.

    Om te meten of een leerling rekenen voldoende beheerst om op het voor hem beoogde niveau van het middelbaar onderwijs  verder te gaan kan een daarbij passend examen met open vragen worden afgelegd. Een geheime landelijke multiple choice toets kan dan achterwege blijven.

  12. Mogelijk bedoelt Hendrikush

    Mogelijk bedoelt Hendrikush een vak dat op de HBS werd afgeschaft en dat vervangen werd door het vak Analytische Meetkunde dat op gymnasium-ß werd gegeven. Ik kan niet op de naam komen.

  13. Nee hoor; ik bedoel het

    Nee hoor; ik bedoel het kandidaatsvak "kegelsneden" zoals dat op de TH-Delft werd gegeven door o.a. Bottema.

  14. Nee Sympathisant, ik herinner

    Nee Sympathisant, ik herinner mij de naam weer: Beschrijvende Meetkunde. Volgens Wikipedia: Beschrijvende meetkunde, in Vlaanderen ook wel wetenschappelijk tekenen genoemd, is een tak van de meetkunde die zich bezighoudt met de representatie van driedimensionale objecten in twee dimensies, door het gebruik van specifieke procedures.

  15. O ironie !

    O ironie !

    Ik kao dit niet laten : dit is toch voor iedereen duidelijk !

     

    Realistisch rekenen is HET verdien-model – – 

  16. O grote roerganger van het

    O grote roerganger van het heelal! Bevrijd ons van de demokratie en geef ons onze vrijheid terug! Op zijn minst op het gebied van onderwijs aan onze kinderen!

  17. @FriendlyFoe 31012015 19:58:

    @FriendlyFoe 31012015 19:58: APS gaat de docent dus leren om eerst het verhaaltje te deconstrueren naar ……. een kale som?! Wat een gotspe! Of een heel slimme manier om niet te hoeven toegeven dat de kale som eigenlijk het meest belangrijk is.

  18. @Hoffmann “APS gaat de docent

    @Hoffmann "APS gaat de docent dus leren om eerst het verhaaltje te deconstrueren naar ……. een kale som?!"" 

     

    Heel goed gezien.

     

    DE oplossing voor contextsommen: transformeren naar kale sommen. Talige rekenopgaven worden nu zes keer zo goed gemaakt. Het APS redt de rekentoets.  

     

    Met een stevig wetenschappelijk fundament: het baanbrekend promotie-onderzoek van Anton Boonen. 

     

    Rekendocenten, rekencoördinatoren en rekenbeleidsmakers in po, vo en mbo moeten op cursus om technieken  te leren die contextsommen transformeren in kale sommen. Voor slechts € 195,– bij APS.

     

    "De talige context begrijpen en vervolgens adequaat mathematiseren blijken essentiële factoren te zijn in het correct oplossen van dergelijke opgaven."

     

    "Accurate visueel-schematische representaties vergroten de kans op het correct oplossen van een talige rekenopgave bijna zes keer. "

     

    "Uit het onderzoek blijkt ook dat gerichte instructie van de leerkracht op het gebruik van correcte en adequate visueel-schematische representaties door leerlingen zijn vruchten afwerpt. Echter, wat ook blijkt is dat leerkrachten zelf ook niet altijd in staat zijn om adequate visueel-schematische representaties te maken en bovendien een lage diversiteit laten zien in het gebruik daarvan. "  Kees Hoogland vertelt verder.

     

    Bron: www.aps.nl/documents/10180/41112/Het+oplossen+van+talige+rekenopgaven_april+2015/a82cf5cf-9a21-491b-a123-6560709f41c0 .

     
  19. Kortom: zijn ze bij APS nou

    Kortom: zijn ze bij APS nou <enorme vloek weggecensureerd> helemaal van de pot ger**t?

  20. Integendeel, met @watdoetkees
    Integendeel, met @watdoetkees zit APS nog steeds in Commisie Onderwijs PWN.

  21. @Arnoudj

    @Arnoudj

    Ik herinner mij begin jaren tachtig als leerling in de brugklas naast wiskunde inderdaad één uur rekenen per week te hebben gehad, én naast Nederlands een uur taal. Beide werden kennelijk toen ook al te zwak onderwezen op de diverse basisscholen in de regio waar ik woonde.

     

    Uiteindelijk hoort het natuurlijk allemaal goed onderwezen te worden op de basisschool, maar als voorlopige tussenoplossing, en om uit de vicieuze cirkel te komen, zou het wellicht niet eens zo'n gek idee zijn om scholen te verplichten een uur rekenen in de brugklas te geven, met een voldoende cijfer als voorwaarde voor doorstroming naar klas 2. De docenten wiskunde in het VO zijn vast veel beter in het geven van rekenonderwijs dan de basisschoolleerkrachten; dat zou een groot voordeel kunnen zijn van deze voorlopige oplossing. En schoolbesturen kunnen er veel moeilijker voor wegduiken. Zou dit misschien voorlopig het minst slechte alternatief kunnen zijn?

     

  22. Het  zou zo kunnen zijn dat

    Het  zou zo kunnen zijn dat er leerlingen zijn die OOK baat hebben bij het oefenen in het omzetten van een "realistisch" probleem in een zuiver rekenkundige opgave. Die zou je dan extra lessen in destructisme of rekenbaren kunnen geven . (uitkleden naar analogie van het behandelen van een ingeklede vergelijking wekt afleidende assocoiaties op). Het gaat dan om leerlingen met begripsproblemen als gevolg van gebrekkige taalbeheersing of matige intelligentie en men moet er de overeige leerlingen niet mee lastig vallen.  

  23. Vandaag in de volkskrant een

    Vandaag in de volkskrant een opinie artikel van

     

    Op die internationale onderzoeken valt nogal het een en ander af te dingen, maar een simpele vergelijking tussen de rekenboekjes van 40 jaar geleden en die van nu, in combinatie met de klachten van het hoger onderwijs en de ellende met de rekentoets laat onweerlegbaar zien dat waar je na 40 jaar reken/wiskundeonderwijsvernieuwing een sterke verbetering zou verwachten de achteruitgang stuitend is. Mevrouw vd Heuvel Panhuizen speelde een leidende rol in de vernieuwing en verdedigt haar werk. Begrijpelijk, maar weinig objectief.

     

  24. We zullen zien of Platform

    We zullen zien of Platform Wiskunde Nederland afstand neemt van wat deze professor allemaal beweert en veroorzaakt heeft.

Reacties zijn gesloten.