Onderwijsraad: gebruik toegevoegde waarde niet voor beoordeling

logo_onderwijsraad_450x200.jpg

De Onderwijsraad bepleit in zijn advies van vandaag, 7 april 2014, dat de begrippen leerwinst en toegevoegde waarde waardevol voor scholen zijn om hun eigen onderwijs te verbeteren, maar niet geschikt zijn om scholen op te beoordelen. Zo zeggen deze begrippen wel iets over cognitieve vakken, maar wordt de bredere ontwikkeling niet meergenomen. Ook wordt gewaarschuwd voor onbedoelde neveneffecten: scholen kunnen aansturen op lage scores voor de begintoetsen. De onderwijsraad:

"Aansturen op lage scores op begintoetsen

Het gebruik van toetsscores bij het bepalen van de kwaliteit van een school kan altijd leiden tot strategisch gedrag van scholen. Toegevoegde waarde als indicator is daar echter extra gevoelig voor vanwege de mogelijkheid om leerlingen op de begintoets laag te laten scoren. Op die manier wordt de gemeten toegevoegde waarde kunstmatig verhoogd. Ook kan de instructie selectief worden gericht op leerlingen waarmee de meeste leerwinst valt te behalen. Amerikaans onderzoek laat zien dat sommige leerlingen door deze strategie (ook op de lange termijn) veel profijt hebben van aangescherpte accountability-maatregelen, terwijl anderen er juist nadeel van ondervinden. In de praktijk blijkt met name de betrouwbaarheid van de eerste beginmeting problematisch. Scholen hebben meer mogelijkheden om deze scores laag te houden dan om hogere scores te bewerkstelligen op de eindmeting. Ze kunnen bijvoorbeeld leerlingen in de aanloop naar een toets verwarren door andere stof aan te bieden. Of ze kunnen de toets plannen op een moment dat leerlingen minder goed voorbereid zijn. Het is ook mogelijk leerlingen minder tijd te geven om de toets te maken, of om ze te zeggen dat de toets niet zo belangrijk is. Ervaringen in bijvoorbeeld Amerika – waar door het No Child Left Behind-beleid in veel staten sterke prikkels voor scholen zijn ontstaan – laten zien dat deze voorbeelden niet denkbeeldig zijn, maar dat ze in de praktijk daadwerkelijk optreden.Zoals gezegd treedt ongewenst strategisch gedrag ook op bij andere indicatoren voor beoordeling van scholen. De literatuur over het gebruik van incentives, ook in andere semi-publieke sectoren, wijst daarom op het belang van zorgvuldigheid bij het inzetten ervan. Sterke extrinsieke prikkels kunnen bijvoorbeeld ten koste gaan van de intrinsieke motivatie. Incentives kunnen zeer effectief zijn, maar dus ook ongewenste neveneffecten hebben die de beoogde effecten (deels) teniet doen."

Verder pleit de onderwijsraad er voor dat leraren onderling en leraren en schoolleiders met elkaar in gesprek gaan over de begrippen leerwinst en toegevoegde waarde en dat men de kennis hierover en over praktijkgericht onderzoek vergroot. Dit kan onder andere door inzet van datateams: Om scholen bij bovengenoemde knelpunten te begeleiden, vinden experimenten met zogenoemde datateams plaats. Binnen deze datateams werken schoolleiders en een aantal docenten onder begeleiding van een wetenschappelijk onderzoeker aan oplossingen voor concrete vragen – met behulp van beschikbare data. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de evaluatieve cyclus waarbinnen hypothesen opgesteld en getoetst worden. Op deze manier investeren de leden van het datateam in hun eigen professionalisering, terwijl zij tegelijkertijd aan onderwijsverbetering werken. 

BON is het eens met de onderwijsraad dat leerwinst en toegevoegde waarde slecht bruikbaar zijn voor het beoordelen van scholen, evenzeer natuurlijk ook voor het beoordelen van leraren binnen scholen. Wel hebben we zorg over het pleidooi voor verder uitbouwen van de kwaliteitszorg en de inzet dan datateams waardoor doelen kunnen worden geformuleerd die dan weer getoetst kunnen worden. Wij vrezen voor een verdere verschuiving van gelden naar de periferie van de school. Als er al juiste conclusies getrokken kunnen worden uit de verzamelde data, dan is dat niet gratis en had het geld en de energie wellicht beter besteed kunnen worden aan meer docententijd, kleinere klassen en minder onbevoegden. De vergelijking met de roeibootrace waarbij telkens een roeier wordt ingewisseld voor een manager of staffunctionaris dient zich hier al te zeer op. Bij kleinschalige onderwijsinstellingen zijn er helemaal geen enorme dataverzamelingen en datateams nodig. Daar kent men elkaar en alhoewel ook daar ongetwijfeld zaken mis kunnen gaan wordt de meeste tijd en geld gewoon besteed aan goed onderwijs in plaats van aan het meten en verbeteren van matig onderwijs.

1 Reactie

  1. Verwerp beoordeling van

    Verwerp beoordeling van scholen op toegevoegde waarde niet te snel. Als dat wel betrouwbaar uitgevoerd zou kunnen worden zou je scholen helemaal vrij kunnen laten. Geen regels meer zoals bevoegde docenten in elke groep, de manier van lesgeven en de opbouw van de leerstof, de verdeling van de leerstof over de leerjaren en vakantie-duur en aantal lessen per week. De lump sum kan dan niet meer corrumperen, immers scholen moeten goede docenten aannemen die ze dus een behoorlijk salaris moeten betalen en niet moeten blemmeren in hun lesgevende taak. Schoolbesturen zullen hun docenten niet overbelasten want dan gaat de leskwaliteit achteruit en lopen goede docenten weg. Als je hier nog aan toe voegt dat ouders een ruime keuze moeten hebben tussen meerdere scholen ontstaat vanzelf op elke school die niet failliet wil gaan de beste quality/performance verhouding en is er geen geld meer ter beschikking om in de hogere échalons te veel salaris te betalen.

    Wat een vrijheid zouden de lotsverbondenen van zo'n school dan hebben om te kunnen optimaliseren!

Reacties zijn gesloten.