Boekbespreking ‘Het Alternatief’

Het_Alternatief_Omslag_Variant_450x200_-e1366220121756.jpg

Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!

Vanaf de zomer 2005, toen uitgeverij Boom  de reeks Christen Democratische Verkenningen opende met de titel Beroepszeer, Waarom Nederland niet goed werkt!, kijkt iedereen die oprecht betrokken is bij het onderwijs reikhalzend uit naar een volgende uitgave.

Het onderwijsgehalte in de eerste bundel was hoog, met onder andere belangwekkende bijdragen van Ad Verbrugge en Geert Mak. Het stak de beroepsgroep leraren, die flink in de verdrukking zat, een hart onder de riem. De tweede bundel ,uit de herfst van 2006, De nieuwe schoolstrijd! was zelfs geheel gewijd aan het onderwijs.

Dit geldt eveneens voor de vijfde bundel in de reeks over beroepseer die recentelijk verscheen: Het alternatief, Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!  De samenstellers van de bundel,  René Kneyber en Jelmer Evers, zijn beiden werkzaam in het onderwijs als respectievelijk docent wiskunde en docent geschiedenis. Zij willen de leraar, die eigenlijk steeds meer administrateur is geworden, het heft in eigen handen laten nemen. In het voorwoord wordt hun tegengestelde onderwijsfilosofie duidelijk. Evers, die veel ICT inzet in zijn geschiedenislessen, blijkt een voorvechter van progressief onderwijs. Kneyber is een traditionalist , een fel pleitbezorger van orde, gezag en structuur. Hij geeft klassikaal en frontaal les in wiskunde. Zij hebben elkaar echter gevonden in de gedeelde problematiek van de bureaucratische afrekencultuur.

Bij de analyse van de afrekencultuur zijn Kneyber en Evers niet over één nacht ijs gegaan. Een bonte stoet van nationale en internationale onderwijsexperts passeert de revue, waarbij vooral  de bijdragen van Howard Gardner en Gert Biesta nogal wat gewicht in de schaal leggen.

Kneyber en Evers rekenen af met de klaagcultuur in het onderwijs. Door middel van behartigenswaardige argumenten en adviezen, doordringen zij docenten ervan het heft zelf in handen te nemen om noodzakelijke veranderingen door te voeren. Hester Ijsseling stelt zelfs in haar bijdrage dat docenten een eigen vocabulaire dienen te ontwikkelen om tegenwicht te bieden aan de taal van overheid en onderwijsbeleid. De huidige lerarenpopulatie lijdt aan 'zelfgekozen onmondigheid' : "Het is aan ons leraren, een eigen taal te ontwikkelen die recht doet aan de werkelijkheid van het onderwijs. Zolang wij als leraren een dergelijke taal niet spreken, en ons behelpen met geleende beleidstaal, leveren we ons bij voorbaat uit aan een wereldbeeld dat ons niet past. Zolang we niet over een eigen taal beschikken, zijn we onvoldoende weerbaar tegen de druk die van buitenaf op het onderwijs wordt uitgeoefend." (p.92)

De auteurs komen met het alternatief van de 'collectieve autonomie' oftewel Flipping the system. De piramide van de huidige onderwijshiërarchie dient te worden omgekeerd. De situatie is nu dat het ministerie in de top zit, gevolgd door inspectie, bestuur, schoolleiding en helemaal onderaan de leraren. In die omgekeerde piramide vormen leraren nog steeds de breedste laag, maar zij zitten nu aan de top. De lagen daaronder worden steeds smaller, met helemaal onderin het ministerie. Alle lagen onder de leraren leggen verantwoording af aan de leraren. Hun rol is dus verschoven van leidend naar dienend.

Aleid Truijens bespeekt het boek in de Volkskrant van 21 oktober en merkt op: "Voor het eerst in zeven jaar – toen in 2006 de vereniging Beter Onderwijs Nederland werd opgericht – komt het initiatief van leraren zelf. Dat is geweldig nieuws."

Kneyber en Evers hebben het grootste gelijk van de wereld, maar de praktijk is weerbarstig. De meeste leraren voelen weinig voor veranderingen. Dat staat trouwens ook in het boek. Leraren die slecht zijn opgeleid, zijn weinig kritisch en missen het zelfbewustzijn van de professional. En wie denkt enige invloed te kunnen uitoefenen op bestuurlijk niveau van het Nederlands onderwijs, raadpleegt het schema maar eens op pagina 277. Dat oerwoud van belanghebbenden en machtshebbers, de zogenaamde actoren, doet je de moed in de schoenen zinken.

Ook enkele ontboezemingen uit het boek zijn vermeldenswaard. Thijs Jansen schrijft in de inleiding over het slachtofferperspectief en de vrijwillige slavernij, die ten tijde van het boek Beroepszeer  sterk leefde. De professionals was oneindig veel leed aangedaan door managers en overheid. Hij wil daar nu vanaf en stelt dat vooral het citaat van Ad Verbrugge 'Het procesdenken van managers berooft de wereld van zijn bezieling' lang bleef doordreunen. Leo Prick ten slotte, onthult de werkwijze van de Commissie-Dijsselbloem naar aanleiding van zijn boek Drammen, dreigen, draaien uit 2006: "Dijsselbloem  belde mij toen in Frankrijk waar ik de zomer doorbracht en vertelde mij dat de leden van zijn commissie als eerste opdracht hadden gekregen om mijn boek te lezen. Mijn boek is in feite een samenvatting van de uitkomsten van die commissie." (p.38) Door die opmerking komt de verdediging van het Studiehuis door de  'moeder van het Studiehuis' , Clan Visser 't Hooft, in het NRC van 12 april 2008 in een ander daglicht te staan: "hij is wel zeer selectief te werk gegaan. Dijsselbloem trekt conclusies die hij kennelijk van plan was te trekken".

 

Ton Bastings

1 Reactie

  1. Als je wilt voelen hoe zeer

    Als je wilt voelen hoe zeer taal en de in de taal gebruikte begrippen met de te verkondigen leer verwovedn zijn kun je het beste een paar alinea´s van vroegere socialisten lezen. Voor mij waren die geschriften onbegrijpelijk koeterwaals.

Reacties zijn gesloten.