De handicap van gezichtsverlies

Het verbaaste me in een artiekel van Aleid Truijens te lezen dar Tabbers juist in de tijd van de paarse en conservatieve kabinetten veel invloed had. Em70 geeft daarvoor als verklaring dat de niet-linkse politici wel moesten omdat ze anders zouden erkennen dat zij in een eerder stadium om opportunistische reden meegewerkt hebben aan een schadelijke onderwijsvernieuwing en dat dat overduidelijk zou worden als zij met noodzakelijkerwijze kostbare maatregelen de onderwijsvernieuwingen ongedaan zouden maken. Ze moesten wel verder op de ingeslagen weg omdat ze anders gezichtsverlies zouden lijden en door de kiezer uitgerangeerd zouden worden. Ik snap niet goed hoe het bestuur van BON deze politici voor het onderwijs dat BON voorstaat door overtuigen denkt te kunnen winnen. En dus ook niet waarom zij dat toch proberen. BON zou deze politici beter een mogelijkheid hebben kunnen aanreiken om zonder gezichtsverlies en misschien zelfs met ere aan hun dilemma te ontkomen. Vraag hen om in de geest van de ware demokratie en het grondwetsartikel nummer 23 toe te staan dat ouders die niet in het nieuwe leren geloven hun kinderen weer gesubsidieerd ouderwets onderwijs mogen laten volgen. Liberale politici zullen vooral door het eerste worden aangesproken en voorgangers van de huidige conservatieve politici hebben nog voor artikel 23 gestreden om bijzondere scholen te kunnen oprichten. Laten we strijden voor groen licht om bijzondere BON-scholen te mogen oprichten en zo voor ouders die onderwijs wel belangrijk vinden een alternatief mogelijk te maken!

6 Reacties

  1. Dat is tegenwoordig (in de

    Dat is tegenwoordig (in de praktijk) niet eenvoudig, hoewel theoretisch nog steeds wel mogelijk  –  artikel 23 en zo.

    De praktische moeilijkheid gaat schuil achter de (aanvullende) regels waarmee  "de overheid"  het principe van vrijheid van onderwijs omringt, ja afschermt  –  niet alleen de Haagse, maar minstens net zo de lokale (p.o.) en regionale (v.o.) overheden. Zo doende zijn het niet juridische argumenten tegen het stichten van nieuwe scholen (immers, vrijheid van onderwijs)  –  maar praktische bezwaren. Het resultaat is hetzelfde  :  geen nieuwe scholen.

     

    Niettemin  :  het valt altijd te proberen. Vooral als BON-  of ook maar andere school-initiatieven zich zouden kunnen manifesteren als levensbeschouwelijk  :  dat soort aspect inbouwen in de opzet en plan-ops van een nieuwe school  –  een dergelijke onderwijskundige onderbouwing is niet ver verwijderd van levensbeschouwelijk.

     

    Een andere, minder moeilijke weg is (blijkbaar) het onderbrengen van het school-initiatief in een bestaande organisatie die al allerlei school-soorten herbergt. In Venlo en Zwolle zijn hjuist dit najaar op die manier twee scholen van start gegaan, en (voor zo ver ik weet) zijn er nog twee initiatieven (o.a. in noord holland) in incubatie. Het is niet overal  kommer en kwel, er zijn school-organisaties die wel oren hebben naar iets anders.  Of BON in staat zal zijn, en willens,  om de juiste formuleringen te verschaffen voor het onderbouwen van een dergelijk initiatief ? Mogelijk wel, als het initiatievelingen zijn uit het BON milieu, aangespoord door het BON-idee. 

       

  2. @ hierboven : correctie

    @ hierboven : correctie

     

    Niet in Venlo ; dat moet zijn : Roermond (vo)   – –

    (cit.) In Venlo en Zwolle zijn hjuist dit najaar op die manier twee scholen van start gegaan  – –

  3. De leraren van de scholen

    De leraren van de scholen zouden net zo goed opgeleid moeten zijn als dat vroeger het geval was. De schoolbesturen zouden de leraren bij hun autonome arbeid moeten hebben faciliteren. In plaats daarvan hebben de schoolbesturen zich opgeworpen als uitvoerders van halve gare onderwijsvernieuwingen en werden daarin gesteund door politici die zochten naar middelen om het onderwijs door fabrieksachtige massaproductie en technologische vernieuwingen goedkoper te maken, het onderwijs wilden gebruiken om de maatschappij te veranderen of om hun naam te verbinden aan een of ander opzichtige onderwijsvernieuwing. Een nieuwe opleiding onder te brengen bij een bestaand bestuur lijkt mij geen goed idee. Ik heb in Venlo gezien hoe het idee van een school voor hoogbegaafden met open armen werd ontvangen en hoe geleidelijk aan de initiatiefnemers er uit werden gewerkt. Toen mijn hoogbegaafde kleindochter op de Leonardoschool wilde komen was het voldoende dat ze grondig getest werd en een IQ-score zou halen van 130+ en een karakter zou hebben dat haar geschikt maakte om volgens de leonardofilosofie onderwijs te laten volgen. Dat toelatingsonderzoek gebeurde geheel door in hoogbegaafdheid gespecialiseerde psychologen met wortels in de Universiteit van Nijmegen. Mijn kleindochter is na de 5-de klas een jaar weggeweest naar een Duitse school (Duits is haar moedertaal) en wilde daarna terug naar de Leonardoschool. In mijn ogen was het wel of niet kunnen terugkomen een zaak van wel of geen plaats. Zij bleek echter daarvoor een lange ambtelijke molen te moeten doorlopen die ik niet als formaliteit moest opvatten. Daarbij kwam dat de Leonardoschool in het kader van passend onderwijs werd opgedoekt. Eerder had het schoolbestuur gesteld dat hoogbegaafde kinderen alleen nog maar naar de Leonardoschool mochten als hun hoogbegaafdheid een handicap was waardoor ze op een normale school niet zo voldoende zouden kunnen meekomen. Blijkbaar mochten alleen in noodgeval hoogbegaafde leerlingen onderwijs volgen dat op hun capaciteiten was toegesneden. Uiteindelijk bleek de Leonardoschool in de ogen van het schoolbestuur niet meer dan een laboratorium geweest te zijn dat onderwijzers de mogelijkheid bood zich te specialiseren in omgang met hoogbegaafde kinderen. Dat paste mooi bij het concept van ‘passend onderwijs”.

    Als een bestuur van middelbare scholen een BONschool zou willen binnenhalen is hun movering te vergelijken met die van een automultinationaal die een belangrijk patent opkoopt dat de vervaardiging van elektrische motoren vereenvoudigt: voorkomen dat de markt voor scholenconglomeraten resp. olie- en diesel-producenten kleiner wordt of instort.

  4. Het zal nu wel duidelijk zijn

    Het zal nu wel duidelijk zijn, Sassoc, dat ik me niet gauw aan een bestaand schoolbestuur zal toevertrouwen. Een extra reden is dat ik ook slechte ervaringen met de Moloch Onderwijsgemeenschap Venlo en Omgeving heb gehad. Die gaar over al het secundair onderwijs hier.

    Nog even een intermezzo: Ik heb al lang geleden er bij BON op aan gedrongen om een godsdienst te stichten maar nooit te horen gekregen waarom dat geen goed idee was. Pas geleden heb ik gelezen dat het wat “artikel 23” betreft om een erkende godsdienst moet gaan. Ik zou bet eens willen weten hoe de Islam in Nederland een erkende godsdienst geworden is. Is dat vanwege de slag bij Poitiers?  (Chanson Roland; Roelandslied). In de VS is de Scientology nu een erkende godsdienst; in Duitsland wordt het als een misdaadsyndicaat gezien. In elk geval heeft geen enkel bestuurslid van BON mij verteld waarom hij het een slecht idee vond.

    Dijsselbloem heeft als hoofd van de naar hem genoemde commissie gesteld dat de overheid het WAT van het onderwijs moet bepalen en de (bestaande?) scholen het HOE. Daar ben ik het helemaal niet mee eens. Het zou een prima idee zijn als de overheid na al haar mislukte HOE-maatregelen zich daar voortaan niet meer bezig zou houden. Ik heb echter ook op het gebied van WAT mijn wensen en het is niet zo de die wensen raar en exotisch zijn en het onverantwoord is dat de overheid daar geld aan uitgeeft. De overheid is daar bizarre in, een prachtig vak als Grieks mag blijven hoewel waarschijnlijk 90% van de Nederlandse bevolking dat overbodig vindt en een vak als wiskunde is de nek omgedraaid omdat de meeste Nederlanders het te moeilijk vinden en omdat vak coûte que coûte voor alle leerlingen hetzelfde karakter moet hebben. Ik wil dat echte wiskunde voor de betere leerlingen weer terugkeert en leerlingen bij de moderne vreemde talen zouden mogen kiezen voor een versie met meer aandacht voor de grammatica, de afkomst en de evolutie van de betekenis van woorden alsmede vertalen. Dat zijn geen wensen die de overheid zou moeten weigeren te vervullen omdat het algemeen belang daarmee te weinig gediend zou zijn. Bij de huidige wet- en regelgeving in het onderwijs is het onmogelijk om gesubsidieerde scholen te stichten met echte wiskunde en vertalen  als afwijkingen van het programma van de bestaande scholen. Verder zijn WAT en HOE niet altijd duidelijk scheidbaar. De tijd om tijd en energie in het stichten van nieuwe scholen te steken is nog niet gekomen.  

    P.S. BON benadrukt het belang van homogene klassen maar is vaag over de manier waarop niveauverschil zou moeten doorwerken in het HOE en WAT van de leerstof. Het enige waarin BON glashelder is, is dat het huidige wiskunde-onderwijs op alle niveaux van het secundair onderwijs een ramp is.

  5. @ malmaison, hierboven

    @ malmaison, hierboven

    Afgezien van de principalia en de meer persoonlijke achtergrond in jouw onderwijs-beleving (die ik goed herken en waardeer), is de pragmatische kwestie deze :

    [1] hoe komen ouders (ergens op lokaal of regionaal nivo en op welke manier) tot oprichting én inrichting van een onderwijs-soort (school) voor hun kinderen die ze wel graag aacepteren, dus tot een met hun opvattingen overeenkomend onderwijs ?

    Immers, de wet, art 23,  "gegarandeert" die mogelijkheid, terwijl diezelfde overheid dat effectief blokkeert  :  door nader gestelde regels wordt die route geblokkeerd.

    Die route (dat is  :  een nieuwe school oprichten) is aan alle kanten afgebrokkeld door toedoen van diezelfde overheid, specifieker  :  diens standen-organisaties. De  belangen van megalere school-organisaties, hoe idealistisch ook opgezet en verwoord (a.h.w. een zichzelf multiplicerend kanker-fenomeen) prevaleren en zorgen voor de nog gewenste afscherming  –  en, nota bene, alles nog wel in het belang van onderwijs en kinderen. Voorbeelden te over : "dichtsbijzijnde school heeft nog plaats", "geen leerlingen-tourisme", "gemeente heeft geen geschikte plek", "minimum aantal leerlingen dubieus", en andere, ook  "godsdienstige" drempels en bezwaren (lees : lokale oppositie).

     

    Praktische conclusie [2]  :  zo lukt het niet. Hoe wel ?

    Het Roermondse voorbeeld (Boekhin) kan uitzicht verschaffen. Voorzover ik het begrijp : hier heeft een groep ouders van leerlingen (groep 8) van een po-school gezocht naar de mogelijkheid om hun soort onderwijs, voor hun kinderen, door te trekken naar vo.

    Die ouders hebben een garantie afgegeven aan de koepel (Boekhin) dat hun kinderen op die school zullen blijven tot de examen-fases, onder voorwaarde dat de signatuur van het onderwijs (zoals ze dat willen) gerrespecteerd wordt en behouden blijft.

    Onder die voorwaarde is de eerste klas (vo, 30 leerlingen) in september gestart. Er is een ervaren leerkracht aangetrokken die samen met andere ervaren docenten het onderwijs zal verzorgen.

    Wat was hiervoor nodig ? Feitelijk alleen dat voldoende onders het initiatief blijven onderschrijven. Praktisch : dat de groep ouders onderling sterk eensgezind en sterk solidair is. In dit geval was dat relatief eenvoudig : al die ouders hadden al in  "hun" po fase voor deze soort onderwijs gekozen, de nieuwe klas kwam vanaf een Vrije School, groep 8, de meesten uit Heerlen. Het bezwaar van afstand was geringer dan het principiele bezwaar. Een vergelijkbare constructie gist ergens (naar verluid) in  Montessori-kringen. 

     

    Zo kan het ook met andere onderwijs-soorten. De vereisten zijn eenvoudig  :  eenzgezindheid en continue solidariteit onder de ouders (de leveranciers van de "klantjes").

     

    Helaas [3] : precies daaraan ontbreekt het nagenoeg altijd. En precies daar dus spint de oppositie (de standen-organisaties, de politieke inzichten en belangen, lokale omstandigheden) garen bij. Opportunisme (dat afzondert en niet verbindt) verhindert dat sterke groepen ouders zich verbinden en doorzetten wat ze willen.

    Dat geldt zowel voor po als voor vo. Teveel ouders haken gewoon onderweg af, twijfelen tenslotte, worden gedesinteresseerd of ze waren altijd al "gewoon" te druk  –  ze brengen wel hun kindertjes zaterdags naar t sportveld maar niet maandags naar een verder af gelegen school  –  en die twee banen helpen ook al niet, die dure kinderopvang ook niet.

    Het droevige, al langdurende voorbeeld van een categoraal gymnasium (in Twente) wijst in dezelfe richting  –  verdeeldheid, lafhartigheid, niks doorzettingsvermogen, afhaken.

     

    Verder nog dit  :  discussies (o.a. ook op dit forum) geven me ook al niet vertrouwen dat er i.h.a. genoeg solidariteit en voortdurende eensgezindheid te vinden zal zijn onder groepen leerkrachten, zódanig dat dergelijke hervormingen in de onderwijs-rganisaties (al is het maar halverwege) doordrukbaar zijn. Geen ondernemingszin inzake een school-maatschap bijvoorbeeld (zoals gebruikelijk in ziekenhuizen).

    De verdeeldheid, het afzien van, "maar niet beginnen aan"  viert hoogtij, die factoren zijn veel overheersender dan de dringende wens om door te zetten  –  die constellatie bepaalt tenslotte of er enig succes wordt behaald. Wel wordt er (op deelterreinen, rekenen bijvoorbeeld) door BON met succes gelobbied (terecht)  ;  maar in het groter geheel van noodzakelijke herzieningen in de organisatie van onderwijs komen geen resultaten ; alleen soms commentaar.

       

    Praktisch, tenslotte [4]  : dit forum is een uitgelezen plaats voor bezwaren en discussie, om vervolgens af te zien ; het is geen vehikel voor verandering en actie. BON wil wel, maar kan niet  –  komt niet verder dan signalen afgeven, die dan ook nog multi-sono (d.i. multi-interpretabel) zijn ; ja, navelstaren. Waar zijn trouwens de ouders in BON  –  met andere woorden  :  de producenten van de onderwijs-"klantjes" ? Nergens in een “onderneming” (is een school dat niet ?) worden de "klanten" op zoveel armlengte gehouden. Voor eenzgezindheid en actie is BON niet het doeltreffend forum.  

  6. @ malmaison, hierboven [2]

    @ malmaison, hierboven [2]

     

    Ik deel je roep over talen en over wiskunde overigens van harte. Daarbij dan nog mijn wens dat de curricula biologie en natuurkunde een beter uitgebouwde (en grotere) plaats krijgen, en die van maatschappij, staatshuishouding, economie, commercie, marketing, it, logistics een minder prominente omvang.

    Te gek voor woorden dat die laatste tritsen zoveel aandacht krijgen en z0oveel leerlingen trekken  –   behalve misschien als je bedenkt dat dat soort bezigheden tegenwoordig boven-normale banen zijn en boven-normaal worden betaald (wat op de lange duur een kostbare vergissing zal blijken te zijn). 

     

    Overigens : het zal allemaal niet helpen. De onderwijs-moloch stampt op lemen voeten verder. Iedereen bewondert en beaapt dat tenslotte, en wie dat niet doet moet 20 fiches betalen en langs AF ; of naar de gevangenis. Tijd voor het Bruintje Beer-spel.

Reacties zijn gesloten.