Kwaliteit van hbo blijft ver onder de maat

meten scxdothu_450px954220_80006882.jpg

 

Presley Bergen in de Volkskrant van 30 november

 

Kwaliteit van het hbo blijft ver onder de maat

 

Hoger beroepsonderwijs In het hbo zijn veel minder vakdocenten en is het niveau van de studenten veel lager dan voorheen.

Het gaat goed met het hbo in Nederland. Althans, dat is wat Ron Ritzen, filosoof, jurist en pedagoog in deze krant beweerde (O&D, 27 november). Als we hem moeten geloven, is er met het hoger onderwijs in Nederland niets aan de hand. Daarvoor gebruikt hij een aantal argumenten. Zo schrijft hij onder meer dat zelfs de Raad van State (RvS) aangeeft dat 'uit onderzoeken niet is gebleken dat er een structureel nalevings- of kwaliteitsprobleem is in het hoger onderwijs'. De aandachtige lezer maakt hier echter uit op dat de RvS een oordeel velde over de kwaliteit van de processen in het hoger onderwijs en niet over de inhoud daarvan, al was het alleen maar omdat het eindniveau van hbo-instellingen niet is vastgelegd. Met de inhoudelijke kwaliteit van het hbo-onderwijs is het helaas droevig gesteld.

Vervolgens beweert Ritzen dat Nederlandse universiteiten wereldwijd goed staan aangeschreven. Volgens hem valt het met de kwaliteit wel mee. Op de lijst van de beste honderd universiteiten staan er inderdaad twee Nederlandse op een bescheiden positie. Ook is het buitenland volgens hem 'goed te spreken over ons hoger onderwijs'. Daar moet een kanttekening bij worden geplaatst. Het 'Nederlands succes' is mede te danken aan de vele buitenlandse onderzoekers die op onze universiteiten werken en studeren. Bovendien zeggen die lijsten en de complimenten niets over het hbo. Op een enkele vakhogeschool in Duitsland en België na, bestaan in het buitenland geen hogescholen. Hogescholen zijn namelijk een Nederlands fenomeen.

Toen Doekle Terpstra, oud-voorzitter van de HBO-raad, anderhalf jaar geleden bestuursvoorzitter werd van hogeschool Inholland, een school met honderden opleidingen, was hem al gauw duidelijk dat het op de oude Inholland niet meer over onderwijs ging. 'Het ging niet meer over inhoud maar over management en het beheren van processen.' Hij gooide het roer onmiddellijk om en begon met de herstelwerkzaamheden. Terpstra deed dat niet omdat, zoals Ritzen schrijft, 'slechts vijf van de 1.200 hbo-opleidingen niet op orde zijn'.

Ook denkt Ritzen dat een mastertitel voor hbo-docenten niet nodig is, in elk geval niet in alle gevallen gevraagd mag worden. Overal ter wereld moeten docenten een academische opleiding gevolgd hebben om in aanmerking te komen voor een aanstelling zelfs voor het basisonderwijs behalve in Nederland. Maar volgens Ritzen is dat voor ons hoger onderwijs een 'rigide maatregel'. Hij ziet liever dat een docent op een technische lerarenopleiding bouwkunde 'een beitel kan vasthouden en veel ervaring in de bouw heeft'. Hoe kan iemand hoger onderwijs geven als hij zelf nooit hoger onderwijs heeft genoten? Lesgeven in het hoger onderwijs vereist echt een ander abstractieniveau dan doorgaans nodig is om een beitel vast te houden. Maar natuurlijk is iemand met ervaring in de bouw die een beitel vast kan houden, maar wel met een relevante mastergraad, van harte welkom.

De kwaliteit van het onderwijs heeft voornamelijk te maken met het niveau van de inhoud en met de persoon die geacht wordt deze inhoud 'aan de man te brengen', of het nu gaat om wiskunde, Duits, lassen of vioolspelen. Met andere woorden: hoe hoger de docent is opgeleid, hoe groter de kans op goede inhoudelijke kwaliteit. Tot nu toe toont elk onderzoek op dit terrein dit aan.

Waarom is het met de inhoudelijke kwaliteit in het algemeen zo droevig gesteld? De problemen beginnen al op de basisschool. Ontwikkelingspsycholoog Greetje van der Werf, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen, wees er in NRC Handelsblad op dat 11 procent van de kinderen de basisschool verlaat zonder fatsoenlijk te kunnen lezen, schrijven en rekenen. Vervolgens constateert ze dat scores in het voortgezet onderwijs dalen, terwijl steeds meer leerlingen een havo- of vwo-diploma halen. Dat is hoogst opmerkelijk.

Op het mbo is het competentiegericht onderwijs ingevoerd. Dat heeft ernstige gevolgen gehad voor het mbo-curriculum. Bij veel opleidingen werden de vakken Nederlands en moderne vreemde talen afgeschaft. In overige vakken werd hevig gesneden. Vakdocenten werden vervangen door instructeurs en coaches en het aantal vaklessen per week werd beperkt tot een minimum.

Veel van deze leerlingen stromen door naar het hbo en de universiteiten, dus ook naar de lerarenopleidingen. In 1997 waren er ruim 280 duizend studenten ingeschreven in het hbo. In 2012 zijn het er al bijna 424 duizend! Dat wekt geen verbazing omdat hogescholen erg hun best doen zo veel mogelijk studenten te werven. De financiering per student is daarvoor de belangrijkste prikkel.

Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) brengen studenten slechts eenderde van hun tijd door op de hogeschool. Het aantal vakdocenten is gedecimeerd. Als daarbij deze instromende studenten ook een lager inhoudelijk niveau hebben, wordt het wel erg lastig vol te blijven houden dat het met onze onderwijskwaliteit wel goed zit.

Ritzen heeft wel gelijk als hij het heeft over de vuistdikke dossiers die scholen moeten produceren om te voldoen aan de zogenoemde kwaliteitsnormen. Het gaat er vooral om dat de (examen)procedures op orde zijn. Over de inhoud van deze examens wordt niet gerept.

Maar er is ook een aantal positieve uitzonderingen. Een paar kleine hogescholen en een enkele middelgrote instelling doen het prima, zeker als er veel buitenlanders studeren. Maar dat poetst het falen van anderen en het gebrek aan toezicht op de inhoud van de kant van de overheid, de HBO-raad en de VSNU (vereniging van universiteiten) niet weg. Het huidige systeem deugt niet en moet worden herzien.

Welke stappen moeten worden genomen om de kwaliteit van het onderwijs daadwerkelijk te verbeteren? De coalitie bezuinigt weliswaar niet expliciet op het onderwijs. Geen enkel land in Europa doet dat zo nadrukkelijk als Nederland. De coalitie laat na haast te maken met maatregelen die de financiële transparantie van scholen bevorderen. Ook verzuimt zij ernstige systeemfouten, zoals de wijze van financiering van het onderwijs, te repareren. Het vaststellen van een eindniveau voor kernvakken in het hbo zou een grote stap in de goede richting zijn. Geen wonder dat het SCP onlangs vaststelde dat ondanks grote financiële injecties de onderwijskwaliteit niet is verbeterd; het geld is voornamelijk naar andere zaken gegaan dan naar de klas.

Het is in deze tijd van crisis te waarderen dat er optimisten zoals Ritzen bestaan. Dat mag realisme echter nooit uitsluiten. Helaas blijft het tobben met de kwaliteit van het hbo.

Presley Bergen is docent op het hbo en bestuurder van Beter Onderwijs Nederland (BON).