De spaartegoeden groeien opnieuw in het voortgezet onderwijs

De spaartegoeden groeien opnieuw in het voortgezet onderwijs en de investeringen dalen. Dat blijkt uit een onderzoek van het Onderwijsblad dat eind deze week gepubliceerd wordt. Op papier is het aantal scholen met een vette spaarpot het afgelopen jaar gedaald door een nieuwe oppotnorm. In werkelijkheid blijft er in het voortgezet onderwijs steeds meer geld op de plank liggen. “Als je de maximumsnelheid verhoogt, heb je inderdaad plots minder hardrijders.”
Scholen in het voortgezet onderwijs hadden eind 2005 ruim 1 miljard euro op de bank staan en daarnaast bijna 500 miljoen euro belegd, blijkt uit de jaarcijfers die het Onderwijsblad heeft opgevraagd bij het ministerie van Onderwijs. “Maatschappelijk onaanvaardbaar,” zegt voorzitter Walter Dresscher van de Algemene Onderwijsbond.
“Oppotten is slecht voor het onderwijs. Als je je geld op de bank laat staan, stel je minder leerkrachten, conciërges en onderwijsassistenten aan en verzorg je minder lessen dan zou kunnen. Er blijft teveel geld onnodig liggen waarmee je voor de kinderen heel veel kunt doen.”
In 2005 hield de sector 116 miljoen euro over, dat is 2,1 procent van de totale inkomsten. Het eigen vermogen steeg van 1,4 naar 1,5 miljard. Dat oppotten niet kan en mag, daar is vriend en vijand het over eens. Toch begrijpt de AOb wel dat scholen een buffer opbouwen. Walter Dresscher: “Natuurlijk is het verstandig om natuurlijke buffers in te bouwen, voor als het een jaar minder gaat of er plannen zijn die veel geld kosten. Daar heb ik ook geen moeite mee. Anders is het als die buffers overlopen en het niet meer te verantwoorden is. Het is wel publiek geld, bijeen gebracht door de belastingbetalers. Dat moet je gebruiken!”

Eerder analyseerde de AOb de jaarcijfers over 2004. Toen bleek dat 190 schoolbesturen volgens de normen van het ministerie van onderwijs te hoge reserves aanhouden. Nu zijn dat er 197 van de 305 schoolbesturen in Nederland. Twee van de drie scholen laten dus onnodig veel geld op de plank liggen. Om de meest welvarende oppotters te identificeren, selecteerde het Onderwijsblad de instellingen die meer dan 3 procent van hun jaarinkomen op zij zetten en dat 5 jaar lang. Er blijven dan 70 scholen over. Van de 197 toch al rijke scholen, worden er zeventig alsmaar rijker.
Kennelijk vond het ministerie van onderwijs het ook erg veel want dit voorjaar is vrij geruisloos de vermogensgrens vervangen door het zogenaamde weerstandsvermogen. Hierdoor zijn er geen 197 rijke schoolbesturen maar tachtig.
De AOb wil dat scholenbesturen scherper gaan calculeren, betere analyses gaan maken van de werkelijke risico’s die scholen lopen. “Ik proef toch een soort angst, ongegronde angst wat mij betreft, “aldus Dresscher. “We kunnen als sector niet om extra geld vragen als we ons niet maximaal inzetten om geld op de juiste manier te investeren.”