Historisch besef

JCTraasv2.jpg

Het bestuur van de Universiteit van Amsterdam wil de traditionele vakken aan de faculteit Geesteswetenschappen afschaffen en vervangen door een ‘brede bachelor’. Daarin zullen de grenzen tussen de vakken verdwijnen en de studenten drie jaar lang met allerhande thema’s worden geconfronteerd.

Een groep van hoogleraren en docenten van de faculteit Geesteswetenschappen tekent hiertegen protest aan ( NRC Handelsblad, 15 november). Zij verwachten dat al die vakken en vakjes op beginnersniveau aangeboden zullen worden en de nadruk zal komen te liggen op basale kennis, vaardigheden of- erger nog-  vage en ongrijpbare competenties.

Deze reactie verdient het in haar geheel te worden gelezen maar ik beperk me hier tot één aspect, namelijk waar de briefschrijvers zeggen: ‘Iedereen heeft de mond vol over de Verlichting, maar weet over tien jaar nog wel iemand wat de Verlichting nu eigenlijk was. Een democratie leeft van een gezonde en vrije pers, maar zonder historisch besef zijn journalisten machteloos’.

Dat sluit aan bij wat mij steeds vaker opvalt in de onderwijsdiscussie: het ontbreken, bij de meeste deelnemers , van historisch besef en kennis van het verleden.

Ik noem een paar voorbeelden. Van tijd tot tijd wordt geklaagd over leerlingen en ouders die de leerplicht niet nakomen maar weet men ook waarom de leerplicht destijds is ingevoerd? En waarom wordt die leerplicht steeds verlengd?

En het begrip ‘meritocratie’? Waar komt dat vandaan en moet het positief worden gewaardeerd of is de meritocratie een bedreiging?

De kranten staan vol met verhalen over de groeiende afstand tussen hoog opgeleiden en laag opgeleiden maar waarover gaat het eigenlijk? Hoe groot is het deel van de Nederlandse populatie dat in staat is een ‘hogere’ opleiding te volgen; moeten we streven naar nog meer ‘hoger opgeleiden’ en waarom?

Sinds jaar en dag kennen we in ons land het schoolonderzoek als onderdeel van eindexamen maar is ook bekend waarom dat schoolonderzoek is ingevoerd en hoe de scholen daar in eerste instantie op reageerden?

Is de schaalvergroting in het voortgezet en hoger onderwijs – over de hele linie- een vanzelfsprekendheid of had het ook anders gekund? En de schandalen, de malversaties, het wanbeheer, is dat iets wat nu eenmaal bij het onderwijs hoort of is het een nieuw fenomeen?

Het zou, lijkt mij, heel nuttig zijn als leraren en a fortiori vertegenwoordigers van leraren het antwoord op deze en andere vragen op basis van hun historische kennis zouden kunnen geven. Ze zouden daarmee ook een voorsprong krijgen op bestuurders en onderwijskundigen wier onkunde vaak blijkt uit het feit dat ze regelmatig met concepten en plannen komen die in het verleden al beproefd zijn en mislukt. Ook het steeds weer opvoeren van buitenlandse goeroes zou sterk beperkt kunnen worden als er meer kennis van het verleden was. Historisch besef is ook nuttig als men wil reageren op de ijdele luchtballonnen van Staatssecretaris Dekker.

 

J.C. Traas