Bezittelijk voornaamwoord.

Bezittelijk voornaamwoord.

 

 

Met enige regelmaat bevind ik mij in een groepje leerkrachten. Wij praten dan een beetje over het onderwijs, de veranderingen en vernieuwingen, hoe het vroeger was, hoe het gaat worden en meer van dat soort tijdverdrijf dat ‘studiedag’ mag heten.  Het is een jaartje of vijftien geleden begonnen als een grapje voor een studiemiddag op de hei van de plaatselijke basisschool. Als ontspanning mocht ik daar de juffen en meesters duidelijk maken wat de leerlingen te wachten stond bij de overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs. Een gezellig uurtje vragen, lachen, kwinkslagen en ernst. Geen Power point, gewoon een goed voorbereid verhaal en veel betrokkenheid van de juffen en meesters. Op de een of andere manier moet de directeur het allemaal amusant en vooral ‘leerrijk’ gevonden hebben want van toen af heb ik door de mond op mond reclame een tiental keren per jaar ergens in Nederland  ‘studiemiddag’ en tegenwoordig heeft ook het voortgezet onderwijs mij gevonden voor ‘het uurtje onderwijswijsheden’.

Stelt u zich vooral hier niet te veel van voor. Mijn gage bedraagt een armzalige kilometervergoeding en het uurtje bestaat uit stellingen poneren, vragen stellen en vooral veel luisteren naar wat docenten, juffen en meesters te vertellen hebben. Vooraf bedenk ik waar ik het wil over hebben, meestal gelieerd aan het onderwijsnieuws, de kleutertoets, de urennorm, het passend onderwijs, praktijkonderwijs, speciaal onderwijs, het hangt er een beetje van af in welke school ik terecht kom. Voor de rest… je duwt er vijf cent in en de provocerende praatmachine schiet in gang tot de tongen van de aanwezige onderwijsmensen los komen. Dan valt de praatmachine stil en luistert het alleen nog.

Het gaat al jaren zo en buiten wat meer misnoegdheid over de overheid, de bezuinigingen, managers, werkdruk en vakbonden kabbelt zo een uurtje op dezelfde manier voort als vijftien jaar geleden. Tot vorige week. Een school voor praktijkonderwijs had me uitgenodigd om het te hebben over de invoering van het passend onderwijs in het praktijkonderwijs. Spekkie naar mijn bekkie en met veel voorpret afgereisd.

Het was een mooie omgeving daar op de Veluwe. Hotel restaurant huppeldepup was afgehuurd voor de studiedag en ondanks het gezeur over de overvolle klassen mocht ik een mannetje of zestig in de ogen kijken, en dat nog steeds zonder Power point. U-vorm opgesteld zodat iedereen iedereen in de ogen kan kijken en ik een enorme speelruimte heb om mijn grollen en fratsen alle kanten op te sturen. Heerlijk, jammer dat de groep zo moeilijk op gang te krijgen was. Beetje meer provocatie helpt dan meestal wel en net op het moment dat ik dacht hoe het kon dat ik zo lang aan het woord was kwam de groep op gang. Beetje geïrriteerd werden mij vragen gesteld. Hoe ik dan de taak van de school zag, hoe het dan verder moest met de leerlingen als de AKA-opleidingen werden geschrapt, hoe de leiding van de school zou moeten reageren op de samenwerkingsverbanden? Eerlijk gezegd, ik begreep het niet. Blijkbaar was er niemand die zich had ingelezen in het passend onderwijs en de gevolgen voor het praktijkonderwijs. Dat was een jaartje of tien geleden wel anders. Meestal wist het gros van de aanwezigen wel ongeveer waar ik het over had.

Op de snelweg naar huis liet ik het uurtje nog  eens aan mijn geestesoor voorbijgaan. En plots hoorde ik het verschil. Het verschil tussen de vragen van de docenten van tien jaar geleden en de docenten van nu. Het is een miniscuul verschil met grote gevolgen. Waar ik tien jaar geleden hoorde: mijn leerlingen, mijn lokaal, onze school, mijn directie, enz… hoor ik nu: de leerlingen, het lokaal, de school, de directie, de collega’s, de… Het bezittelijke voornaamwoord is vervangen door een lidwoord. Mijn school is op afstand komen te staan en werd de school ofwel de werkplek waar de docent in het zweet des aanschijns zijn maandelijkse beloning verdient. Onze leerlingen zijn verworden tot een ( grote) groep anonieme jonge mensen aangeduid met ‘de leerling’ of wel het grut dat hier elke dag komt omdat het moet van de overheid. Mijn directeur werd het management en mijn les is nu de les.

Geen mooiere manier om aan te geven dat de docent himself  onbewust aangeeft zich geen eigenaar meer te voelen van het onderwijs, geen bezitter van zijn kennis, zijn leerling, zijn school, de kennis, geen drijvende kracht om zijn onderwijs ongeacht alle tegenwerkingen en teleurstellingen vorm te geven. Jammer, heel jammer.

J.Jeronimoon

  

7 Reacties

  1. @  6. november 2013 – 20:35 |

    6. november 2013 – 20:35 | sassoc

    jouw column !

     

    ik bedoelde : perfect gedaan, J !

     

  2. Mooi opgeschreven maar

    Mooi opgeschreven maar inhoudelijk gezien romantisering van het verleden. Oude-mensen-nostalgie; gezwijmel over “mijn leerlingen”, die nooit van ons waren.  Laten we de situatie vanuit het heden bekijken en voor docenten de noodzakelijke autonomie en zeggenschap opeisen met het oog op de toekomst. Wordt wakker. 

Reacties zijn gesloten.