Opzienbarende uitspraken

JCTraasv2.jpg

Opzienbarende uitspraken

Het is ondertussen bekend dat op verschillende plaatsen in ons land een nieuw soort basisschool is begonnen: de zg. Steve Jobs School. Eén van die plaatsen is Breda.

Initiator Maurice de Hond was al in Sneek, Almere en Emmen geweest voor de opening van Steve Jobs scholen en zei bij deze gelegenheid: ‘Op onze scholen bereiden we onze kinderen voor op het verleden in plaats van op de toekomst. Het hele digitale vlak wordt overgeslagen.’  En ook: ‘Toen ik mijn dochter van 4 naar school bracht, zag ik precies hetzelfde als toen ik ruim dertig jaar geleden mijn zoon naar school bracht.’ Uit de berichtgeving (BNdeStem , 27 augustus) blijkt niet dat iemand hem tegensprak. Bijvoorbeeld, in de zin dat het traditionele onderwijs zich prima weet te handhaven. Zoals in België, waar heel wat Nederlandse ouders met genoegen zien dat dáár niet zoveel veranderd is. Een directeur van een school in Hoogstraten zegt: ‘Wij mogen van onze leerlingen toch op iets meer discipline rekenen. Men is ook wat minder mondig, al moet dat niet al te zeer worden overdreven.’

En ja, zegt een collega van hem: ‘Het Nederlandse rekenonderwijs is onder de Belgische maat: ‘Als wij Nederlandse kinderen op school krijgen, dan moeten vier van de vijf kinderen het schooljaar overdoen omdat ze zo slecht rekenen.’

Moet er dan niet nodig beter gerekend worden in Nederland, of meer gedaan aan geschiedenisonderwijs, of gymnastiek? Waarschijnlijk wel, maar die onderwerpen zijn blijkbaar niet interessant voor de vernieuwers en voor de media. Wat wel ‘hot’ is of eventueel ‘cool’, is tweetalig onderwijs voor kleine kinderen, voor peuters. Daarover is nu een discussie ontstaan.                        Maar voorstanders van het plan denken veel te luchthartig over de invoering. Wat René Appel daarover schreef ( NRC Handelsblad 22 augustus) lijkt mij bijzonder relevant: ‘Zijn die leerkrachten en peuterleidsters überhaupt wel geschikt om onderwijs in een andere taal dan hun moedertaal te geven? Ook dat is zeer te betwijfelen. We worden doodgegooid met verhalen over werkdruk op scholen, over de uitputtingsslag die leraren moeten leveren en over peuterleidsters die tekortschieten. En dan moeten ze nota bene lesgeven in een andere taal dan hun moedertaal. Het is helemaal niet zeker of ze dat wel aankunnen.’

 

Wie kinderen observeert die werkelijk tweetalig opgroeien ziet dat dat ze eigenlijk streven naar  ééntaligheid maar door de handicap van hun omgeving gedwongen worden tot tweetaligheid. Omdat ze jong en flexibel zijn lukt dit kunststuk meestal wel, maar het is heus niet zo gemakkelijk als vaak wordt voorgesteld.

Terwijl aantoonbaar is dat kinderen die op de middelbare school een voldoende aantal uren les krijgen in een tweede of derde of vierde moderne taal – van een competente leraar – daarin een heel behoorlijk niveau kunnen bereiken. Wellicht heeft Appel gelijk als hij denkt dat het ‘tweetalig onderwijs’ vooral gebruikt wordt als marketinginstrument, een middel om zich te onderscheiden en leerlingen te werven.

 

J.C. Traas