Un changement à vue

Un changement à vue

 

Theaterregisseurs hebben een heel arsenaal aan grote en kleine trucjes om het toneelspel de kant uit te sturen zoals het door de regisseur bedacht is. Donder en bliksem worden gefabriceerd met stalen platen en knipperende lichten, en de grindbak van zestig bij zestig centimeter is een uitstekend middel om de toeschouwer in de waan te laten dat de net binnenkomende acteur een hele weg over een grindpad heeft afgelegd alvorens de deur te bereiken.

Omdat theaterstukken nogal eens de neiging hebben zich op meerdere plaatsen af te spelen kan het soms niet anders om te midden van het toneelspel de gordijnen dicht te trekken en  een pauze in te lassen. Deze pauze geeft de decor-crew de mogelijkheid om ‘un changement de décor’ te voltooien. Na de pauze gaat het doek weer op en de knusse huiskamer heeft plaats gemaakt voor een statig en luxueus uitziend kantoorpand waarin het vervolg van het toneelstuk plaats zal vinden.

Vroeger, in de poesjenellenkelders van Antwerpen, bestond het decor uit niet meer dan een beschilderde lap stof aan de achterkant van het zwarte gat waarin de houten poppen hun waarheden declameerden. Naargelang het verhaal zich afspeelde in de Koninklijke vertrekken van ‘de graaf van Béthune’ of de donkere bossen iets verderop, werd naar believen het achterdoek op of neer gelaten. Niks geen pauze, de houten draadpop stond het ene moment in de rijk gevulde kasteeltoren, het andere moment voor een donkere spelonk diep in het woud. Die verandering van decor voltrok zich voor de ogen van het publiek ‘un changement à vue. Later zou ook het grote theater hiervan listig gebruik maken.

Aan zo ‘un changement à vue’ moest ik denken toen ik de plannen las van het Zadkine en Albeda. Twee op de rand van het faillissement verkerende ROC’s en al een tijdje volop in de belangstelling van het Rotterdamse publiek. In de belangstelling niet zozeer wegens zijn excellente kwaliteit en fantastische resultaten, wel vanwege zijn ontslagrondes, bezuinigingen en graaiende managementslagen. Tijd voor een goed voorbereid ‘changement à vue’.

Sinds de fusietoets zijn intrede deed hebben de twee schooltjes zich voorbereid op het ‘changement’. Natuurlijk wilden ze heel graag fuseren, maar dat kon effe niet, de minster en de inspectie keken toe. Zowel Zadkine als Albeda kwamen in de problemen. Op te grote voet geleefd, te veel bureaucratie, wat te veel onroerend goed of te veel derivaten, wie het weet mag het zeggen. Uiteindelijk twee concurrenten die tot elkaar veroordeeld waren zoals de twee koningskinderen, och arme ook hier was het water ( de fusietoets) veel te diep. In de achterkamertjes werden de decorstukken in elkaar gezet. De ouwe mts, en meao zouden het wel goed doen, die hadden het altijd al goed gedaan, dat hoorde het publiek zo graag en ook de ‘menselijke maat’ zou het goed doen onder de noemer ‘kleiner is fijner’. De opdeling van Amarantis, het ongenoegen van de werkgever over het incompetente leren en het tekort aan vakkrachten was het uitgelezen moment om het ‘changement à vue’ zoals gepland uit te voeren.

Op de achterdoek van het toneel staan twee statige gebouwen geschilderd. Bovenop het ene prijkt in bronzen letters ‘Zadkine’, bovenop het andere ‘Albeda’. Op het toneel de aanblik van een luxueus kantoor. Links, recht tegenover de deur, het grote bureau met alles er op en er aan, rechts een kekke zithoek en vooraan de vergadertafel voor vijf personen. Aan die vergadertafel zitten twee acteurs met de handen in het haar. De twee voorzitters van de raden van bestuur, Ze weten het niet meer en zoeken een uitweg uit de malaise, maar wel een uitweg waar zij beter van worden. Ze klagen over de minister, over de inspectie, over het weinige geld dat ze elk jaar mogen ontvangen en hoe ze toch kunnen fuseren, zonder dat het opvalt. De naam Amarantis valt en tegelijkertijd krijgen ze een lumineus idee. En dan begint ‘un changement à vue’. Vóór de ogen van het toekijkende Rotterdamse publiek verandert het decor. Een nieuw achterdoek rolt naar beneden, geen twee gebouwen meer maar hier staan wel zeven gebouwen te blinken in de zon met namen zoals ‘de Singel meao’, ‘Katendrecht mts’, ‘Crooswijk Ambachtsschool’ zelfs een ‘Kralingen mhhs’ siert het doek.

Op het toneel is op een ingenieuze manier het bureaumeubel groter gemaakt, tegen de wand hangen nu twee enorme televisieschermen waarop doorlopend beursberichten verschijnen, de gezellige zithoek is uitgebreid met twee driezitsbanken en de vergadertafel is ook groter en biedt nu plaats aan negen personen. Onze twee acteurs komen binnen gewandeld, allebei dikke sigaar in de snuit en glaasje bubbelwater in de hand. Lachend vertellen ze elkaar hoe fijn het is om manager te zijn in het onderwijs. Ze klinken op het nieuwe ROC het ‘Zalbedine ROC’ een ROC met zeven afdelingen elk ongeveer zesduizend leerlingen groot, een eigen gebouw met Rotterdamse namen en ‘oude opleidingen’. Ze lachen om het onbenul van de minister, om het gevlei van de inspecteur, om het bijna kruipende bedrijfsleven, om het domme klootjesvolk dat goedkeurend knikte bij het zien van al die oude vertrouwde opleidingen. Maar ze lachen vooral omdat ze het toch geflikt hebben, een nieuwe fusie, nog groter, nog breder, nog meer geld, en zij, de twee bestuurders zijn de baas van dit alles. Op de namen van de schoolopleidingen na blijft alles zoals het was, de goedkoopste manier van onderwijsje spelen, en de verantwoordelijkheid voor als het onverhoopt toch mis zou gaan, daar hadden ze ook aan gedacht. Niet zoals Meulenkamp en Lenssen en al die andere mislukkelingen voor eeuwig de mist in gaan. Daar ging de deur open en zeven nieuwe bestuurders, voor elk gebouwtje één deed zijn intrede en schaarde zich aan de vergadertafel. Zij werden de nieuwe verantwoordelijken, en daar moest op geproost worden.

Theater mensen, alleen maar theater, met Doekle en consorten in de hoofdrol.

 

Jesse Jeronimoon.