Administratieve druk

De Volkskrant van donderdag opende groot met een bericht uit het onderwijs onder de kop “Onderwijs lijdt onder druk inspectie”.  Uit het artikel, gebaseerd op een onderzoek van de AOB, blijkt dat het gaat om het toezicht op de uitgebreide administratieve verplichtingen waar scholen aan gebonden zijn. 64 % Van de scholen zegt “bepaalde dingen alleen maar te doen om de inspectie tevreden te stellen”. Voor de inspectie geldt immers “niet genoteerd, is niet gedaan”. De tijd, die het bijhouden van de administratieve taken vraagt, zo’n 2 uur per dag, gaat volgens veel leraren en scholen ten koste van het onderwijs. “Daartegenover dient al dat papierwerk wel een doel”, schrijft Aleid Truijens in de Volkskrant van vandaag.  In beginsel heeft ze daarin gelijk, al kun je erbij aantekenen, dat het allicht een stuk minder kan. Laten we zeggen één uur per dag. Het doel is dat scholen zich naar de samenleving moeten kunnen verantwoorden. Het onderwijs is geen eigen koninkrijk.  Door de bemoeienis van de inspectie zou het aantal zwakke en zeer zwakke scholen zijn afgenomen. Dat is mooi, maar je kunt je afvragen of dit resultaat het huidige gevoelde “schrikbewind” rechtvaardigt. En of het zo is dat scholen, die hun administratie wel keurig op orde hebben, daarmee ook de betere scholen zijn m.a.w. of dit geadministreer ook een goed beeld geeft van de werkelijke onderwijskwaliteit. In hoeverre schiet al dat papierwerk zijn doel voorbij of maakt het zelfs “het onderwijs kapot” zoals een schoolleider zegt?  Registratiedrift leidt meestal tot over registratie en het krampachtig zoeken naar papieren zekerheid. Een onwenselijke vorm van bureaucratisering kortom. Hopelijk heeft het onderzoek tot gevolg, dat nog eens goed naar de administratieve plichten van onderwijsgevenden wordt gekeken. Mijn gevoel zegt, dat dan zal blijken, dat er heel wat kan worden gesnoeid.

Dat leraren en scholen zich moeten verantwoorden vinden we allemaal heel normaal. Des te eigenaardiger is het dat, zoals de afgelopen jaren gebleken is, dit veel minder voor de besturen geldt. We hoeven alleen maar te denken aan alle rare financiële strapatsen bij grote onderwijsinstellingen, die door de accountantsdiensten en raden van toezicht niet of onvoldoende zijn gesignaleerd. Met als gevolg: scholen in nood, uitgekleed onderwijs. Maar aan de lump sum mag om de één of andere (politieke) reden niet worden getornd. Waar de leraar wordt betutteld en tot achter de komma op de vingers gekeken,  hebben een aantal besturen op zijn  janboerenfluitjes hun gang kunnen gaan. Hier wringt toch duidelijk iets: het ontbreken van een onverbiddelijk (accountants) toezicht namens het algemeen belang. Als BOOR zich beter en eerder had moeten verantwoorden, was het wellicht niet nodig geweest, dat het onderwijs daar wordt uitgekleed en leraren voor het zelfde geld meer lessen moeten geven.

7 Reacties

  1. Inderdaad, het bestuur van

    Inderdaad, het bestuur van BOOR zat in een boortoren en wat daar gebeurt ontrekt zich aan elke waarneming.

  2. Of en hoeveel besturen zich

    Of en hoeveel besturen zich moeten verantwoorden weet ik niet. De krantenberichten over BOOR e.d. suggereren dat het iig veel te laat gebeurt.

    Wat leraren betreft: ik herken me in het geheel niet in de klaagzangen. Waarschijnlijk is e.e.a. in het PO erger, met dingen als handelingsplannen e.d. In het VO had ik weinig last van administratieve druk. De cijfers bijhouden in het digitale systeem, af en toe een PTA aanleveren, daar zat voor mij de werkdruk niet in. Die zat hem veeleer in het feit dat we in Nederland nu eenmaal meer lessen per week moeten geven dan in de rest van Europa, aan meer verschillende klassen die ook nog eens een stuk voller zitten. Door alarm over administratieve druk wordt de aandacht afgeleid van dit veel grotere probleem: de te volle lestaak.

  3. Bij Trouw had je een tijdje

    Bij Trouw had je een tijdje geleden een discussie over administratieve verplichtingen in het basisonderwijs. Het voordurend insturen van vaste proefwerken in het juiste format is tijdrovend. Aan zulke rompslomp is wat te doen. Begin met herstel van de rol van het traditionele schoolhoofd. Dat ziet er op toe dat elke docent zich aan zijn tijdschema houdt en wekelijks genoeg uren oefening geeft. De inspectie hoeft dat slechts van grotere afstand te volgen. Elke docent geeft zijn eigen proefwerken. Eens per jaar bepaal je met een ijktest het niveau van de hele klas, zodat je de proefwerkcijfers kunt hernormeren naar een vaste norm. Dan ben je van een hele humbug af en bereik je hetzelfde als wanneer je elke paar dagen een verplichte test moet insturen. Met zulke maatregelen kun je beginnen. Als de wil er is, kan er veel worden bespaard op administratief gedoe.

  4. Het basisonderwijs kent een

    Het basisonderwijs kent een lange traditie (sinds de tachtiger jaren vooral) van zinloos administratief gedoe. Het begon met de overheidsverplichting een schoolwerkplan te maken. Alles wat de school deed (methodes, inrichting, al het hoe en het waarom) moest hierin beschreven worden. Het kostte de teams heel veel vergader- en overlegtijd. Dit alles zou nodig zijn om " bewustwording " tot stand te brengen, alsof leerkrachten tot die tijd vooral als robotjes gefunctioneerd zouden hebben. Die bewustwording werd uiteraard langs een nieuwe meetlat gelegd: de meetlat van het gedroomde nieuwe. Aldus moest "inzicht" ontstaan omtrent een totaal achterhaalde burgerlijke situatie. 

    Het gezeur kostte heel veel tijd en jaren later werden scholen ontheven van de plicht tot het opstellen van een schoolwerkplan. Daar kwamen helaas weer andere plannen voor in de plaats. Terwijl de gebruikte methodes toch voldoende richtsnoer waren voor teams en inspecties, werden scholen gedwongen plannen neer te pennen naast hun methodes! Dit was absurd, want methodemakers hadden dat voorwerk al gedaan. "Zie methode" zou moeten volstaan, maar daar namen inspecties geen genoegen mee. Daarnaast werd het het basisonderwijs gedwongen een leerlingvolgsysteem, inclusief jaarlijkse toetsen, in te voeren. Verwijzen naar de resultaten daarvan, dat was ook al onvoldoende. Leerkrachten moesten hun dagelijks handelen op papier verantwoorden, elke dag weer. En daar slaat de absurditeit volledig toe. Het leerlingvolgsysteem bood al meer dan voldoende inzicht.

    Urenlang uw werkzaamheden beschrijven terwijl die bezigheid u afhoudt van DIRECT zinvol werk voor uw klas: het is HET toonbeeld van bureaucratie die u afhoudt van zinvol werk voor uw leerlingen. Het benadert Kafka.

  5. Voor de onwetende lezer: hier

    Voor de onwetende lezer: hier een paar voorbeelden, overgenomen uit de schrijfsels van de stichting Catent:

    – De leraar registreert, diagnostiseert en evalueert ontwikkelings- en leerprocessen van leerlingen a.h.v .(?)  handelingsplannen waarmee de leerlingen begeleid worden, en bspreekt de voortgang in samenwerking met het begeleidingsteam. (moet op papier uiteraard)

    – De leraar signaleert didactische en (sociaal) pedagogische problemen bij leerlingen en stelt een eerste diagnose.

    (op papier uiteraard)

    – De leraar consulteert (interne en/of externe ) specialisten (collega's, interne begeleiders, directeur, jeugdarts, orthopedagoog,  logepedist, schoolmaatschappelijk werker etc.), biedt op grond daarvan hulp en/of verwerkt hun  adviezen in ht handelingsplan. (op papier dus weer).

    – De leraar realiseert leerlingzorg op basis van het zorgplan. (zorgplan is dik papier).

    – De leraar houdt het leerlingdossier bij ( een papieren excercitie natuurlijk).

    – De leraar houdt een groepsdossier bij (daar gaan we weer).

    – De leraar formuleert les- en opvoedingsdoelen voor de dagelijkse onderwijsuitvoering. (dat moet op papier worden gezet, want een inspectie neemt geen genoegn met dagelijkse gedachten).

    – De leraar onderhoudt contacten met interne/externe specialisten om afspraken te evalueren/tot nieuwe afspraken te komen. (dat moet op schrift uiteraard)

    – De leraar onderhoudt contacten met ouders/verzorgers, hulpinstanties en/of interneof externe specialisten om diagnoses te bespreken en door te verwijzen. (dit alles moet wel worden genoteerd).

    – De leraar legt verantwoording af aan de directeur over de kwaliteit van onderwijs en leerlingbegeleiding, over de bijdrage aan de voorbereiding en ontwikkeling van het onderwijs en over de afgesproken professionalisering. (ook hier moet e.e.a. wel genoteerd worden natuurlijk!)

    – De leraar ontwikkelt eigen lesmateriaal. (noteren).

    Veel van deze eisen worden al gerealiseerd door slechts te verwjzen naar de gebruikte methodes, maar dat mag eigenlijk niet, want, te gemakkelijk.

    Zwoegen zal men. Noteren zal men.

    Daarbij is het overduidelijk dat hier een theoreticus achter zijn bureau is gaan zitten en zijn/haar uiterste best is gaan doen ALLE aspecten te beschrijven van zijn/haar gedroome plaatjes. "Vergeet ik niks?" is het leitmotiv van mensen die zulke utopische waanzin opschrijven. De dagelijkse praktijk is bij zulke bureaucraten heel ver weg.

    Dit alles zou nog een ietsiepietsie draaglijk zijn als we zouden bemerken dat het basisonderwijs met sprongen vooruit zou gaan. Maar het basisonerwijs blijkt met al deze bureaucratische nonsens vooral achteruit te hollen.

    De enorme papieren dikdoenerij verhult de inherente zwakte van het basisonderwijs. Ooit leverden wij grootse prestaties ZONDER die humbug die ik hierboven beschrijf.

    Waarvan acte!

  6. # moby – Mijn neus had ik al

    # moby – Mijn neus had ik al vol op de universiteit, met een verplicht vak Onderwijskunde. Weet U het nog, de taxonomie van Bloom, met cognitieve doelstellingen, affectieve doelstellingen enz. enz. Je deed het vak in 3 dagen en haalde een 9. Maar wat stelt een jonge docent zich voor bij affectieve doelstellingen? Je geeft les in HAVO 3 en naast je staat de MAVO. Evelien is niet goed in je vak, maar zit nu de hele les met waterige ogen te kijken. Bij de MAVO gaat de zoemer. Evelien kijkt waterig die kant op. De ridder op het witte paard is een klojo van de MAVO. Tsja, daar sta je dan als jonge docent met je onderwijskunde, met je affectieve doelstellingen.

  7. Onderwijskunde is een

    Onderwijskunde is een parasitair vak. Docenten kunnen een aardige boterham verdienen door studenten te verplichten tot een cognitieve zuurkool met worst. Of affectieve rode bieten. Het vak is niets, het leidt tot niets en degenen die anderen laten werken om er aan te verdienen moeten zelf maar eens aan het werk worden gezet. Die parasieten op de universiteit zijn de eersten die bij een sanering eruit moeten. Wat zouden die onderwijskundigen vinden van een mooie loopbaan in een friettent? Serveren van ketchup of mayonnaise? Kijk, dan heb je een echt vak. Dat is wat ik bedoel.

Reacties zijn gesloten.