Zeggenschap en geen flauwe aftreksels!

Bij de blog van Traas "Ommekeer" kwamen we te spreken over het boek "En denken! Bildung voor leraren". Het is uitgegeven door de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht en de Internationale School voor Wijsbegeerte. Nu weet ik dat bij de lerarenopleiding van de Hogeschool veel mis is. Niet alleen heb ik dat vernomen van cursisten en leraren, maar ook van de schrijvers van het boek "Jongens zijn slimmer dan meisjes en andere mythen in het onderwijs". Op de opleiding zitten nogal wat lerarenopleiders die in de mythen geloven en die verspreiden. Een van de twee auteurs, Hulshoff,  is verbonden aan die afdeling Educatie. Die moeten we dus klaarblijkelijk loszien van de lerarenopleiding.

Het boek "…En denken" roept op het eerste gezicht veel bedenkingen op. Er zitten merkwaardige auteurs bij, vele met boter op hun hoofd. Bijvoorbeeld Wim Veen wiens bijdrage de misleidende titel heeft "Waarom we digitale technologie niet moeten integreren in ons onderwijs". Daar duikt voortdurend het nieuwe leren tussen de regels op, hij neemt multitasken voor waar aan (p. 203) dat door Hulshoff als een van de mythes wordt aangeduid. En Veen weet zeker dat de 21th century skills "competenties" zijn die door leerling en leraar beheerst dienen te worden. Dat is voor hem bildung.

En zo komen we aan dat begrip "bildung" met een kleine b in dit geval. Zoals sympathisant onder de blog van Traas laat zien wordt dat begrip zo uitgerekt dat het ook alledaagse kennis omvat en een verre echo is van wat wij er onder verstaan, de klassieke betekenis.
In de weinige bladzijden die ik tot nu toe gelezen heb wordt het als een elastiek uitgetrokken. Maar dan valt al meteen op dat veel van de auteurs zich niet in dat keurslijf laten dwingen omdat ze wel beter weten. De elastiek springt voortdurend terug. Daarom is het toch een boeiend boek, met de nodige zinvolle bijdragen.

Verbaasd was ik door de bijdrage van Paul Zoontjens, bijzonder hoogleraar onderwijsrecht aan de Tilburgse universiteit. Hij is lid van de onderwijsraad. Daarnaast had hij veel belangrijke functies, onder andere op het ministerie van OCW.
Het hoofdstuk heet "Een aarzelend verbond tussen de leraar en het recht". Net zoals Baarsma betoogt hij dat het tot de Bildung van de leraar hoort ook terreinen te kennen die aan zijn vak grenzen of die voor zijn professionaliteit belangrijk zijn. In hun gevallen economie en recht. Daar voel ik me thuis bij. Die gebieden heb ik voor mijn leerlingen geëxploreerd in mijn leerboeken maatschappijleer. Die zijn essentieel om de wereld te kunnen duiden.
Maar Zoontjens is om een andere reden interessant. Hij is voor volledige zeggenschap van de leraar over zijn lesinhoud en zijn didactiek. Hij spiegelt de vrijheid van de leraar aan die van de academisch docent en komt tot de conclusie dat het voorstel van het Aob over zeggenschap "een heel slap aftreksel" daarvan is" "De term 'zeggenschap' betekent hier niets anders dan het recht op overleg met het bevoegd gezag. het gaat niet over vrijheid of zelfbeschikking, maar een bescheiden recht van de leraar om betrokken te worden bij aangelegenheden die hem rechtstreeks aangaan"

Zoontjens is dan ook niet te spreken over het Professioneel Statuut zoals dat voor het MBO is opgesteld. Daar wordt de leraar zijn autonomie ontnomen door hem voortdurend in te bedden in "het team". "Het beeld, waarin zowel het wetsvoorstel als het model Mbo-sttuut gestoeld is, laat een fundamenteel wantrouwen ien ten opzichte van de individuele, zelfstandig handelende leraar. Met deze regelingen lijkt niet zozeer de basis te worden gelegd voor een zinvolle samenwerking tussen de leraar en zijn werkgever, als wel voor een hernieuwde bestendiging van de hiërarchie, waarbij het bevoegd gezag de baas blijft en de docent nog meer wordt aangespoord om te doen wat van hem verlangd wordt". 
Zoontjens verwijst nar de "Duitse situatie" die een beter, meer volwassen perspectief biedt, "waaruit meer respect voor en vertrouwen in de individuele professional spreekt". Waarvan akte.

 

1 Reactie

  1. Ik ben het eigenlijk wel met

    Ik ben het eigenlijk wel met Zoontjes eens. Misschien is de term zeggenschap op zich in dit verband al misleidend met zijn geschiedenis van het moeizaam bereiken van allerlei ingewikkelde, in wetgeving vastgelegde compromissen, waarbij de ondernemers/directies het uiteindelijk toch voor het zeggen blijven houden. Betert is wellicht voortaan te spreken van het streven naar (herstel van) beroepsautonomie. Dat wil zeggen dat de leraar in pricipe zelf bepaalt hoe hij onderwijs vorm geeft met, voor wat de pedagogiek betreft, als referentiekader in de eerste plaats afspraken met zijn beroepsgenoten. 

Reacties zijn gesloten.