tussenstand

De eerste indruk is af.

Om een idee te geven:

De groepen docenten die ik gemaakt heb komen neer op:

  1. economie,maatschappijleer etc
  2. wiskunde
  3. nederlands en engels ( deze hebben in tegenstelling tot wiskunde ook mondelinge ex)
  4. duits, frans, russisch, grieks, latijn etc
  5. aardrijkskunde, geschiedenis etc

aan lo en muziek etc ben ik niet begonnen, ik heb geen idee welke dingen die vakken te verwerken hebben,

voor elk van deze groepen heb ik een taakbelasting nagebootst die neerkomt op 21 lessen/ bij een volledig fte van 28 lessen, dus 0,75 fte, zonder mentoraat. Een mentoraat is cijfermatig makkelijker te hanteren als het apart erbij en eruit gehaald wordt.

Die taakbelasting is ook nog gesplitst in:

docenten onderbouw Havo/VWO 

docenten VMBO 

docenten bovenbouw Havo/Vwo, niet examenklas                       

docenten voorexamenklas/examenklas.                                           

 

er zijn rekenstaten van:

volle klassen en zwaar nakijkwerk

volle klassen, licht nakijkwerk

kleine klassen , zwaar nakijkwerk

kleine klaasen, licht nakijkwerk.

Door deze criteria te kruisen, kon ik aanvullend invoeren dat er volle klassen zijn ( onderbouw en nederlands, engels en wiskunde bovenbouw/examenklassen)en kleinere klassen. Dat mag er tegenwoordig allemaal uitgehaald zijn, het is een significante oorzaak van meer of minder nakijkwerk. Het scheelt of je een toets nakijkt voor 5 mensen of een toets voor 25 mensen. Niet elk vak heeft meerkeuze vragen of iets dergelijks, dus zwaar nakijkwerk en licht nakijkwerk levert ook uren verschil op.

Voortdurend alles middelen, zorgt ervoor dat steeds dezelfde personen aan de nadelen kant gezet worden.

 De tussenstand. De POSITIEVE  cijfers zijn uren die over de aanstelling heen gaan. Er is zit nog niet in:

SECTORWERKSTUKKEN BEGELEIDEN, MENTORAAT, STAGEBEZOEKEN AFLEGGEN, VERPLAATSEN TUSSEN LOCATIES EN NOG GEEN ENKELE BUITENGEWONE TAAK.

groep 1: economie,maatschappijleer etc 

onderbouw 453,5   
vmbo  232,5 

bov/ex 338,5    

groep 2: wiskunde

onderbouw  348  
vmbo  394  
bov/ex  451  

groep 3: nederlands en engels 

 onderbouw  79  
vmbo  443  
bovenb/ex  690  

groep 4: duits, frans, russisch, grieks, latijn etc 

onderbouw  -35,5  
  vmbo  -149,5  
 bov/ex -324,5  

groep 5: geschiedenis, aardrijkskunde etc

onderbouw 277,5  
vmbo  269,5  
bov/ex 247,5  

 

Ik wil niet veel zeggen hoor, maar deze getallen zijn ronduit schandalig.

 

Denise

11 Reacties

  1. Interessante cijfers, Denise,

    Interessante cijfers, Denise, maar ik mis de onderbouwing. Hoe kom je aan de gegevens? Zijn ze gebaseerd op de (deels toevallige) situatie bij jou op school? Verder ontbreken de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie. En waar komt het grote verschil tussen engels en duits, toch sterk verwante vakken, vandaan? En hoe kan het verschil tussen onder- en bovenbouw bij nederlands en engels zo afwijken van de andere talen (russisch, grieks en latijn snap ik, kleine groepjes, maar duits en frans?) ?

    Overigens: prima actie van jou, ga zo door, veel succes!

  2. hai, die onderbouwing heb ik

    hai, die onderbouwing heb ik hoor, ik weet alleen dat als ik dat er los naast gooi, ik veel mensen hoofdpijn bezorg. Ik zal de onderbouwing er in de loop van de dagen als bestand aan hangen, dan kan er meegekeken worden. Het is juist de bedoeling om het open te gooien, er hoeft niks afgedekt. De belangrijkste splitsing heb ik gemaakt op de verschillen en de overeenkomsten in de soorten toetsen die worden afgenomen. Ik heb ook economie gegeven. Het verschil tussen economie papierwerk en wiskunde paperwerk was evident. Toch was het dezelfde klas. Het verschil zat in de gegeven opdrachten en het soort so en proefwerk. Het maken van een schoolonderzoek voor de een of de ander was net zoveel werk. Je kunt dus niet alleen alfa en exact splitsen. Ik zal er morgen een bestand aan hangen. Denise

  3. wat ik overigens heel erg

    wat ik overigens heel erg grappig vind:  mij wordt, terecht!, om de onderbouwing gevraagd. Wie doet dat ook op school?????

  4. @Denise

    @Denise

    Dat doet op school niemand, omdat het normaalgesproken alleen maar kan leiden tot een conflict, dat je normaalgesproken alleen maar kunt verliezen. Je slaat er dus de weg naar ruzie en ontslag mee in, hoe onterecht dit ook is.

    Mijn eigen rector (en dat is dus een uitzondering) biedt de docenten wel eens aan om uitleg te geven over het taakurensysteem, voor diegenen die er belangstelling voor hebben. Maar er is voor zover ik weet nooit belangstelling voor. Mensen vinden het ingewikkeld, saai  en vooral: hebben het te druk…

  5. Dag Denise,

    Dag Denise,

    Je poging verschillen in werkdruk tussen leraren te meten is niet nieuw. Toen het hele circus met de zogenaamde taak- of rekenbladen begon, hebben scholen die zaak serieus aangepakt. Ik herinner me dat bij mij op school de diverse vakken een ander gewicht kregen:

    gymnastiek werd bijvoorbeeld vermenigvuldigd met 0,8, Nederlands met 1,3 en de ander vakken lagen daar zo'n beetje tussen. Dat gaf toendertijd erg veel discussie. Ik herinner me woedende collega's l.o. die aanvoerden dat zij veel zelf moesten sporten om goede lessen te kunnen verzorgen.

    Verder werd er ook gekeken naar klassengrootte, naar het wel of niet draaien van parallelklassen (= minder voorbereiding), enzovoorts.

    Enige jaren later is dit systeem zonder enige inspraak (de zeggenschap van leraren begon toen al af te kalven) weer overboord gegooid. Een argument kan ik me niet herinneren.

    Volgens mij is de inzet van leraren niet goed objectief te meten: de meeste collega's werk hard, vaak veel te hard. Slechts een enkeling loopt de kantjes eraf. En ieder doet het op zijn eigen manier.

    Ik heb even gekeken naar je gegevens over mijn eigen vak, Frans. In jouw overzicht is dit vak niet zo vreselijk belastend, want in de bovenbouw zijn de groepen klein. Dat is lang niet altijd waar. Als een school maar groot genoeg is, kunnen er ook in de bovenbouw groepen ontstaan van 32-34 leerlingen. Dit jaar zijn mijn 4v en 5 v inderdaad klein. Daar heeft de schoolleiding het volgende op gevonden: voor een deel van de lessen zijn ze samengevoegd, en moet je als leraar maar bedenken hoe je daar zo effectief mogelijk mee omgaat.

    In jouw voorbeeld hebben leerlingen voor Frans 7 s.o.'s, ik geef iedere les een klein s.o.tje en daarnaast een aantal toetsen. Toegegeven: het nakijken van een luistertoets of CE is heel weinig werk (daarom is Frans bij het CE vwo altijd als laatste: terecht), maar het nakijken van een literatuurtoets of een schrijfopdracht kost veel, erg veel, tijd. Dit geldt ook voor de filmverslagen, enzovoorts.

    Bij ons op school doen we niet alleen een mondeling in de examenklassen, maar in klas 3,4,5 en 6. In de toetsweken, als de niet talencollega's tijdens de surveillance hun proefwerken nakijken, is het voor ons alle hens aan dek (alle BAPO- en anderszins vrije dagen leveren we in) om in duo's de spreekvaardigheid van de leerlingen te beoordelen.

    Over de vergelijking van de onderbouw-bovenbouw valt ook wel wat op te merken. In de bovenbouw volg je in principe de lesmethode. Als die nieuw is ingevoerd kost dat flink wat voorbereidingstijd, daarna is dat gelukkig veel minder. In de bovenbouw werk ik grotendeels met actueel materiaal van TV5 of uit de krant. De voorbereidingstijd (en de mentale inspanning in de les) is voor deze groepen veel groter.

    Op een kleine school, met een kleine sectie, is het maken van planners en toetsen over veel minder leraren verdeeld, dan op een grote school/in een grote sectie. In een sectie van bijvoorbeeld 25 leraren coördineert de een 3 havo, de ander 4vwo, etc. Op mijn kleine school coördineer ik binnen een halve baan 3,4,5 en 6 v (en ben reuze blij dat ik het daardoor allemaal in eigen hand heb). Maar ja: wel veel werk dus.

    Hoewel ik je streven en inspanning lovenswaardig vind, denk ik dus bij heel veel zaken 'ja, maar….' . Ik denk niet dat de leraren die te hard werken (wij bijna allemaal) hier veel mee op schieten, ik denk dat de enkeling die de kantjes eraf loopt echt niet harder zal gaan lopen.

    LIA wil voor iedere leraar maximaal 20 lesuren (met een veel ruimere opslagfactor)in klassen van maximaal 24 leerlingen.  en dan dus graag de lerarensalarissen uit de lumpsum.

  6. @ em 70, hierboven

    @ em 70, hierboven

    (quote) Mijn eigen rector (en dat is dus een uitzondering) biedt de docenten wel eens aan om uitleg te geven over het taakurensysteem, voor diegenen die er belangstelling voor hebben. Maar er is voor zover ik weet nooit belangstelling voor. Mensen vinden het ingewikkeld, saai  en vooral: hebben het te druk…a

     

    Dat is precies waar het mis gaat : geen belangstelling. Dat is zelfs niet iets van deze tijd, het was altijd al zo  :  geen interesse (bij een merendeel van docenten) in de intricate wareld van hoe je (in onderwijs) de tijd, het geld, inspanning en resultaten verdeelt en productief maakt  :  in die gekke, realistisch/idealistische wereld die onderwijs nu eenmaal is. Geen kwestie over de idealistische inzet van de meesten (die is er, dat bestaat)  ;  wel kwestie dat velen (de meesten) afhaken  –  het is alsof ze zich bewust worden dat school-organisatie. -bestuur, school-financien buiten hun bereik zijn, buiten hun gezichtveld liggen  –  de scheepskapitein die, na spannend navigeren langs gevaarlijke klippen ineens, in rustig vaarwater komt, en, nog op volle zee, zijn interesse kwijt raakt om het schip tot in veilige haven te navigeren.

     

    Toegegeven : les geven (vaklessen zeker) is ingewikkeld genoeg  –  als daar ook nog kwesties van verdeling van lestijd, uren, proefwerken, zorgen om financien bij komen, haken de meesten af. Die taken (waarzonder een school niet functioneren kan) worden lefst gedelegeerd aan een daarvoor separaat aangestelde directeur. die daarmee een status aparte heeft  –  hij (m/v) is niet "'één van ons", hij staat boven ons, dirigeert ons. Daar gaat het voor de tweede keer mis : docenten dragen een school gezamenlijk (of : behoren dat te doen). Vandaar ook, van lieverlede, al die coordinatoren die organisatie en regie overnemen  –  dat moest niet mogen, moest zelfs niet mogelijk zijn. Leraren zelfbestuur kan dat voorkomen,

       

    Ik dacht altijd (en denk nog steeds) dat het wezenlijk is dat leraren gezamenlijk een school runnen en besturen (en die taak periodiek uitbesteden als, in tijd beperkte, functie aan één of enkelen onder hen, een wisselend mandaat), en dat juist dat een wezenlijk onderdeel is van hoe een school en hoe onderwijs functioneert. De mega-visies over scholen verhinderen dat uitzicht  –  met desastreuze gevolgen.

  7. @sassoc

    @sassoc

    Ik denk dat je helemaal gelijk hebt. Zelf denk ik ook steeds vaker: waarom mag ik wél middels verkiezingen meebeslissen over hoe mijn gemeente, provincie en land bestuurd wordt, maar heb ik op mijn school eigenlijk geen enkele echte invloed? Ik kan dat niet uitleggen. Ik vond het artikel in de Vakwerk over het coöperatiemodel van een school dan ook heel interessant (bravo weer voor de hoge kwaliteit van dit blad en dank aan ieder die dit mogelijk heeft gemaakt – Vakwerk is het blad dat ik het langst laat liggen om aan te beginnen, maar waar ik het meest van leer). Als de tweedeling in het onderwijs in de komende decennia zijn beslag zou krijgen, kun je van dat coöperatiemodel misschien ook een particuliere variant in het leven roepen, die zijn inkomsten dus direct van ouders krijgt, maar wel meer egalitair georganiseerd is.

     

    @teja

    Je schrijft: "LIA wil voor iedere leraar maximaal 20 lesuren (met een veel ruimere opslagfactor) in klassen van maximaal 24 leerlingen.  en dan dus graag de lerarensalarissen uit de lumpsum."

    Ja, die 20 lesuren en dat losweken uit de lumpsum lijken me een goed streven, die 24 leerlingen lijkt me niet noodzakelijk en sowieso erg duur; ik dacht ook niet dat er wetenschappelijk bewijs was dat de leerprestaties bij 30 leerlingen lager zijn dan bij 24 leerlingen. Als docenten balen van 30 leerlingen, balen ze meestal van de ordeproblemen, en die kun je bij 24 leerlingen net zo goed hebben; het aantal is daarbij, denk ik, zeker niet de belangrijkste oorzaak. Iets anders is dat ik denk dat LiA niets gaat bereiken, omdat er maar weinig docenten lid van zullen worden. Op zich ben ik blij dat er wel een alternatieve vakbond als LiA bestaat; dan is er tenminste keuze. Maar gelijk hebben is nog geen gelijk krijgen. Door niet achter LiA te gaan staan graven docenten deels hun eigen graf, en deels het graf van het onderwijs, maar zo gaat het: na meerdere jaren LiA is het geen factor van belang geworden, en is er onder docenten dus kennelijk weinig behoefte aan. Helaas, zeg ik erbij. En dan lijkt het mij dus nuttig dat Denise het eens anders aanpakt, langs de juridische weg. Het kán wat opleveren; misschien voor haarzelf, misschien voor veel meer docenten; we weten het niet.

  8. @ em70, hierboven  –  inzake

    @ em70, hierboven  –  inzake cooperatie-model

     

    Hier kan iedereen zijn/haar kruisje zetten :

    www.beteronderwijsnederland.nl/content/inschrijving-onderwijsco%C3%B6peratie

     

    Ik vraag me overigens af of daar iets van terecht gaat komen, in de zin van een regelrechte revolutie in de macro-organisatie van onderwijs. Er staan altijd (en overal) manasjers klaar om dit soort initiatieven te verzieken. Echt leraren-zelfbestuur vraagt nog wat meer dan alleen het kruisje zetten.

    Maar als het op individuele, ja zelfs incidentele basis gebeurt ("per school, per sectie, pefr vak")  :  mij ook best.

     Kleine plantjes groeien ook door ze regelmatig water te geven ; groterschalig kan daaruit groeien.

  9. @saccoc

    @saccoc

    De "onderwijscoöperatie" is een ongelukkige naam voor de opvolger van SBL. Een "coöperatie" is werknemerszelfbestuur. Dat is waar em70 op doelt met zijn verwijzing naar het "coöperatiemodel".  

  10. @ mark, hierboven

    @ mark, hierboven

     

    Je hebt gelijk, het is verwarrend, dat gedoe van SBL en hun ccoperatieve (corporatistische ?) kindje ; of, ik ben er door verward (en niet alleen ik ?)  –  die bekwaamheidsregistratie (SBL nazaat) is heel iets anders dan het cooperatief school-model, waar het over ging.  Typisch geval van verwarrende onduidelijkheid ; opzettelijk ?

     

    Om het nog eens scherp te stellen  :

    [1]

    Mijn suggestie inzake leraren-zelfbestuur is dezelfde als waar em70 over rept, en ligt in dat verlengde.

    Meer nog : het geeft er de signatuur eenduidig en ondubbelzinnig van weer  :  leraren die zelf hun school besturen,  ze zijn imnmers de enigen die direct (on-middelijk) het leerproces aansturen en uitvoeren, ieder ander zit op (voor het leer-proces ongewenste) armlengte ook al is die nog zo geletterd en bedreven in onderwijskunde e.a. perifere bekwaamheid.  

    [2]

    Dat wil niet zeggen dat iedere docent in elke school zich even intensief met het besturen van de cooperatie moet bezig houden ; naast zijn (m/v) lessen, uiteraard. Het voldoet als er een kern van docenten is die de school "draagt", d.i. de school-signatuur zet en definieert, ontwikkelt, uitdraagt en bewaakt  –  dragende functies (mandaten) die heel goed bij toerbeurt door seniore docenten kunnen worden uitgevoerd  (uiteraard in aftrek van lesuren) –  wisselende functies, zo men wil  –  de school-directeur als gelijke tussen collega's ; niks hierarchie-van-bovenaf.

    Onvermijdelijk hiermee is kleinschaligheid, en daarmee weer associatieve verbanden met nabije scholen (om zo doende het leer-aanbod compleet of uitgebreider te maken). Met grootschaligheid werkt het cooperatief model niet.

    [3]

    Dit gezegd hebbend, vrees ik (vrees, door de praktijk bevestigd) dat het overgrote deel van leraren (m/v) niet geinteresserd is in het cooperatief model ; of, tenminste, dit model niet begrijpt.

    Er komt nogal wat kijken, bijvoorbeeld, voordat iedereen de organisatorische en geldelijke consequenties doorziet en aanvaardt. Daartegenover staat dat, als dat begrip er eenmaal is, dit een sterke en hechte basis vormt die het succes van de "onderneming" stevig kan onderbouwen.

    Juist onderwijs leent zich, dooir zijn aard, voor deze soort van cooperatief handelen, die bovendien in veelvormige gedaanten gestalte kan krijgen. 

  11. @ sassoc, kruisje zetten,

    @ sassoc, kruisje zetten, hierboven

     

    Na de Aufklärung van mark (ook hierboven) blijkt het (door mij) aanbevolen kruisje zetten een anderssoortige bezigheid te zijn dan het (mijns inziens) aanbevelenswaardige  model van cooperatief bestuur en -leraarschap, d.i. het (door leraren) gezamenlijk besturen van hun school en hun onderwijswerk daarin  –  de eigen signatuur van hun school.

     

    Wie wil, moet maar zijn kruisje zetten op dat BON formulier (hierboven), maar zonder de illusie dat onderwijs of scholen op cooperatieve grondslag daardoor beter worden. Zoals ik eerder zei : dat laatste (cooperatieve grondslag) vergt wel wat meer dan een kruisje-in-een-hokje zetten. Kennelijk (blijkbaar) zoveel, dat weinigen er heil in zien of het ook maar herkennen.

    Toch  :  het zou goede zijn als BON, of individuele BONners, dit aspect van school en onderwijs eens grondiger zouden gaan verkennen. Het zou alras  blijken dat beide concepten (onderwijs en cooperatie) elkaar anvullen, ze zijn immers verwant.

     

     

Reacties zijn gesloten.