Rapport van de Onderwijsraad inzake kleine scholen – en de gevolgen

De Onderwijsraad ("onafhankelijk adviescollege, sinds 1919") heeft op een verzoek van de minister (dat dateert van oktober 2012) een rapport uitgebracht over het groeiende probleem van kleine scholen, die in de komende jaren te klein zullen worden voor verantwoorde exploitatie. Het rapport gaat weloverwogen om met de problematiek (geen wonder : op eieren lopen !). Maar om een dergelijk verstrekkend rapport in zo korte tijd te produceren, heeft de Raad niet veel meer kunnen doen wat consultaties te toetsen aan hun eigen, al bestaande meningen over schaalgrootte. Die gebreken in het rapport zijn dan ook leesbaar luid. De discussie en aanbevelingen voor de komende vijf jaren, zoals daar zijn :

[1] hoe omgaan met de dalende trend van leerlingen aantallen,

[2] schaal effecten, en welke minimale omvangen zijn wenselijk en imperatief,

[3] samenwerkingsverbanden tussen (te) kleine scholen,

[4] financiering,

[5] gedwongen opheffing.

 

Samenvatting van het rapport (dd 14 feb 2013) :

Grenzen aan kleine scholen

Vooral in dunbevolkte gebieden merken scholen, zowel in het basis- als in het voortgezet onderwijs, de gevolgen van dalende leerlingenaantallen. Dat zal de komende jaren alleen maar sterker worden. Klassen en scholen worden kleiner; dat is niet alleen duur, maar het zet ook de onderwijskwaliteit onder druk. Scholen sluiten of fuseren en dat kan ten koste gaan van de variëteit van het onderwijsaanbod. In dit advies doet de raad aanbevelingen om ook in krimpgebieden zorg te dragen voor sterke scholen en de pluriformiteit van het bestel.

De raad vindt dat de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd moet zijn, ook in dunbevolkte gebieden. Alle kinderen hebben immers recht op goed onderwijs. Een toename van het aantal kleine scholen als gevolg van de dalende leerlingenaantallen zet druk op de kwaliteit en de kosten van het onderwijs. Op termijn is dat onhoudbaar. Kleine scholen zijn vaker zwak en kunnen moeilijker de rol van sociale ontmoetingsplaats voor leeftijdsgenoten waarmaken. Daarom adviseert de raad om het aantal kleine scholen te beperken. Ook met minder scholen is de keuzevrijheid voor ouders en leerlingen in Nederland te garanderen. Op redelijke afstand moeten ouders en leerlingen ten minste uit een openbare en een bijzondere school kunnen kiezen.

De benodigde wettelijke aanpassingen om het aantal kleine scholen te beperken vragen enige tijd. De daling van de leerlingenaantallen noodzaakt echter tot een snellere actie. Daarom stelt de raad tevens maatregelen voor om scholen zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs op korte termijn te stimuleren om beter met elkaar samen te werken aan een structureel, hoogwaardig onderwijsaanbod.

Aanbeveling 1: herzie opheffingsnormen en bekostiging

Om de kwaliteit van het onderwijs duurzaam te waarborgen en de toename van het aantal kleine scholen te beperken, is een herziening van de opheffingsnormen en bekostigingssystematiek nodig. De raad adviseert de minimum opheffingsnorm in het primair onderwijs te verhogen naar 100 leerlingen, vanaf 2019 geldend voor alle basisscholen. In het voortgezet onderwijs ziet hij geen aanleiding voor een verhoging van de opheffingsnormen. Daarnaast stelt de raad voor om de kleinescholentoeslag in het primair onderwijs te vervangen door een toeslag voor scholen in dunbevolkte gebieden. De budgettaire besparing die dit oplevert, kan worden benut om te investeren in verbetering van de kwaliteit van het basisonderwijs.

Aanbeveling 2: steun experimentele initiatieven van scholen

Aangezien wetswijzigingen de nodige tijd vergen, bepleit de raad een optimale toepassing van de wettelijke experimenteerruimte, zodat scholen op korte termijn de gevolgen van dalende leerlingaantallen kunnen aanpakken. Voorwaarde is dat de experimenten bijdragen aan de versterking van de onderwijskwaliteit op de lange termijn en pluriformiteit waar mogelijk blijven
garanderen. Dit geldt voor zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs.

Aanbeveling 3: zorg dat scholen samen een goed aanbod kunnen organiseren

In het primair onderwijs moet snel een proces op gang komen waarin scholen lokaal en regionaal samenwerken aan een goed en gevarieerd onderwijsaanbod. De raad adviseert dit proces te stimuleren met een zogenoemd Regionaal aanpassingsplan (RAP) dat het aantrekkelijk maakt voor scholen om daar met elkaar aan te werken. Wettelijke regels die de samenwerking bemoeilijken, moeten worden vereenvoudigd.

 

Het rapport staat hier : www.onderwijsraad.nl/upload/publicaties/732/documenten/grenzen-aan-kleine-scholen.pdf

met daaronder de video van de presentatie en weer daaronder elf critische reacties. Voorts nog een reactie, door de NOS opgetekend :  nos.nl/video/474238-onderwijsraad-kleine-scholen-moeten-weg.html

Dan deze : visie en een reactie van de  PO-raad (Kete Kervezee, voorzitter), hier : www.poraad.nl/content/vrije-val-onderwijs-voorkomen-door-samenwerken

 

Het lijkt er op dat het persbericht van de Onderwijsraad (14 feb 2013) niet overal in goede aarde is gevallen (mild gezegd) : www.onderwijsraad.nl/upload/publicaties/732/documenten/persbericht-grenzen-aan-kleine-scholen.pdf

 

Voor wat betreft de louter financiele aspecten refereert het rapport alleen aan enkele summiere index cijfers inzake schaalgrootte ; te weinig voor gefundeerde conclusies. Desondanks geeft het rapport verstrekkende aanbevelingen. Het lijkt, oppervlakkig beschouwd, alsof alle aspecten aan  bod komen, maar (bijvoorbeeld) alleen al neven-effecten of indirecte kosten/baten zijn niet uitgewerkt. Er mankeert in ieder geval een grondige analyse van de schaal-effecten in kleine scholen ; die worden overgeplakt (amerikaans : papered over) met suggesties zoals aanvullende samenwerkingsvrerbanden.

Dit is niet een gedegen onderbouwd advies. Een onvoldoende  –  huiswerk overdoen.

10 Reacties

  1. Over welke keuzevrijheid voor

    Over welke keuzevrijheid voor ouders en leerlingen, die ze willen garanderen hebben de auteurs het eingenlijk. Sommige steden beperken in het kader van integratiebevordering de vrijheid om een basisschool te kiezen. In een grote stad zijn veel basisscholen en redelijk wat middelbare scholen. Maar het aantal besturen van de scholen –en die hebben het voor het vertellen- is overal bedroevend klein en ze willen bovendien allemaal ongeveer hetzelfde. Als je in een groepje werken of zelfstandig werken niks voor je kind vind zul je voor je kind waarschijnlijk geen geschikte school in de buurt vinden. En als je wilt dat leerplicht slaat op het verwerven van veel kennis met hun verbanden of je wilt een diepgravend programma omdat je kind dat leuk vindt en het aankan ben je meestal ook niet een twee drie klaar. Zelfstandige Gymnasia hebben soms een numerus clausus en op de Gymnasiale tak van een scholengemeenschap wordt het niveau vaak omlaag getrokken door de aanwezigheid van gewoon VWO en de HAVO. En echt wiskunde-onderwijs, zoals in de tijd dat in de onderbouw van het VWO nog planimetrie werd onderwezen, is er nergens  meer bij!

  2. Arie Slob (Tweede Kamer),

    Arie Slob (Tweede Kamer), vandaag in de Volkskrant/online :

    (cit.)  Hebben we nog belangrijk nieuws gemist?
    'Ik merk dat het rapport van de Onderwijsraad overal aan het doorkomen is. De Raad adviseert om scholen van minder dan 100 leerlingen te sluiten. Maar dat betekent bijvoorbeeld dat de helft van het aantal basisscholen in Friesland verdwijnt. Dat heeft enorme gevolgen; mensen zullen uit dorpen wegtrekken waardoor ouderen overblijven en de gemeenschappen veel minder divers worden. Dit is hèt moment om halt te zeggen.'

     

  3. Iedereen ziet toch dat zo’n

    Iedereen ziet toch dat zo'n rapport slechts ingegeven wordt door de bezuinigingswens. Er wordt iets gemompeld over 'de kwaliteit' die op kleine scholen niet gewaarborgd kan worden. Ik zou wel eens willen weten over welke (aspecten van) kwaliteit er dan wordt gesproken. Ik vrees dat hier een definitie van kwaliteit wordt gehanteerd die de mijne niet is.

    Sowieso mis ik in 'de media' het doorvragen over dit soort zaken. Vanuit mijn eigen school weet ik dat kwaliteit alleen wordt gemeten door het laten ophoesten van papieren. Of die verder nog enige relatie met de werkelijkheid hebben is niet aan de orde. Annie MG had beslist een punt toen ze 'Otje'  schreef. Haar vader was een uitstekende kok, maar was werkloos want hij had geen 'papieren'.

  4. Als Neelie Kroes

    Als Neelie Kroes eurocommissaris van schapen was dan vond ze dat er in kleine en grote scholen vooral veel gebreid moest worden.

    Bestuurders denken met hun pet, niet met hun hersens 

     

  5. Hinke Douma geeft op ‘Rapport

    Hinke Douma geeft op ‘Rapport van Onderwijsraad inzake kleine scholen’ een heldere en ter zake doende reactie.  1_1_2010 geeft een geestige ter zake doende reactie. De wens van Neelie ex-Kroes om alle kinderen achter een computer te zetten en zo het hoofdprobleem van een inhomogene klas op te heffen zou ook de extra kosten voor kleine scholen moeten verminderen.

    Hopelijk krijgt ze haar zin niet want dat zou dure reddingsoperaties vragen die kleine scholen wèl de kop zouden kosten. En ook als het beetje extra dat de overheid voor beter onderwijs wil uitgeven komt waarschijnlijk bij McKinsey terecht  en daar hebben de kleine scholen zelfs op korte termijn niets goeds van te verwachten. Een goede oplossing voor kleine scholen is dat de overheid hen een subsidie per kind aanbieden.

    Als de school in staat is om met die subsidie kwaliteit te handhaven zou zij moet mogen blijven bestaan. Let wel, het moet er niet om gaan dat de school aan regels voldoet maar dat haar leerlingen bij gelijke aangeboren capaciteiten op hun twaalfde levensjaar gemiddeld even veel opgestoken hebben als de kinderen van grote scholen. Dat “betalen per kind” en “zie verder maar” als de kinderen aan het einde voldoende van de vereiste leerstof beheersen zou regel voor heel het onderwijs moeten worden.

    Er kleven grote bezwaren aan het niet aan het einde ter beoordeling meten van zaken die misschien wel belangrijk zijn maar slecht gemeten kunnen worden maar het zou fantastisch zijn om een overheid te hebben die zich helemaal niet meer met het HOE in het onderwijs bemoeit, niet meer alles over het WAT van het onderwijs te vertellen heeft en miljarden verhobbiet in het onderwijs. Gemotiveerde verantwoordelijke ouders en goed opgeleide leraren kunnen met eenzelfde budget veel beter voor goed onderwijs zorgen. We moeten naar volledige subsidiariteit toe!

  6. Zou artikel 23 en de vrijheid

    Zou artikel 23 en de vrijheid van onderwijs zoals die in Nederland georganiseerd en gesubsidieerd wordt hier ook iets mee te maken kunnen hebben?  Ik denk het wel hoewe l misschien weinig terzake doende volgens Seger. Hoe dan ook,  niemand heeft het erover. Men loopt in Nederland altijd graag met een grote boog om heikele kwesties heen. Maar toch zou een min of meer normaal denkend mens bij een situatie  met twee dorpsscholen, de ene met minder dan honderd leerlingen en de andere met meer kunnen denken: waarom gaan ze niet lekker fuseren.  Het had de onderwijsraad gesierd als ze dit aspect nadrukkelijk in haar rapport had verwerkt.

  7. Ik Heb, b.Verkroost, artikel

    Ik Heb, b.Verkroost, artikel 23 van de Grondwet wel een paar maal genoemd. Ik heb me later gerealiseerd dat dit artikel in de eerste plaats tot stand gekomen is om de zuilen de mogelijkheid te bieden hun aanhangers te indoctrineren en ongewenst gedachtegoed tegen te kunnen tegenhouden. Maar doordat iedereen vrijheid van zuil had had je ook nog een beetje vrijheid van onderwijs. Sommige rechtskundigen menen dat je een rechtsartikel moet interpreteren vanuit de doelstellingen van de mensen die het hebben opgesteld,; andere passen op de tekst taalanalyse toe. En dan speelt de jurisprudentie nog een rol. Daarom is er soms onverwachte speelruimte. Maar ik dacht niet dat ik artikel 23 als strijdwapen heb verworpen. In de praktijk hebben aanhangers van afwijkende soorten van onderwijs ervan gebruik kunnen maken. Bij de invoering van de basisvorming werd artikel 23 door de overheid grof overtreden. We misten toen heel erg de gerechtelijke toetsing van wetten en beleid aan de grondwet. Thorbecke wilde die toentertijd niet opnemen.

    Het is mij niet duidelijk waar “hier” op slaat in “hier ook iets mee te maken kunnen hebben”.

    Bijna heel Nederland wilde de grondwet graag een tijdje vergeten om concurrerende islamitische scholen tegen te houden. BON heeft een kans om zich te profileren verloren laten gaan toen zij haar know how niet beschikbaar stelde aan de Islamitische zuil. De vijand van mijn vijand is immers mijn vriend!

    Vrijwel alle prominenten in het onderwijs en in de onderwijspolitiek hechten slechts belang aan zuilen als dat het hen persoonlijk voordeel brengt. Met de zuilen is ook het diepgevoelde in zuilen denken verdwenen.

  8. Als de bezwaren tegen kleine

    Als de bezwaren tegen kleine scholen werkelijk gegrond zijn, dwz dat ze duurder en slechter zijn dan middelgrote scholen, zou elke kleine school moeten mogen aantonen dat die bezwaren voor hen niet gelden of zou hen de mogelijkheid gegeven moeten worden om  aan de terechtheid van de bezwaren een einde te maken. Dat is waarvoor ik hierboven gepleit heb maar het is ook de opvatting van de inwoners van het dorpje Kats, die overigens niet van mening zijn dat hun school ondergemiddeld presteert. Zij worden daarbij geholpen door de PvdA, de gemeente Amsterdam en de Vereniging voor Openbaar Onderwijs. De Katsenaren maken gebruik van de aanbeveling van de Onderwijsraad om ruimte open te laten voor experimenten. Zij willen daarom dat hun school zich verbindt met 7 andere kleine scholen in een koepel, en die koepel zou moet samenwerken met 4 grote gemeenten en leerlijnen moeten  doortrekken in samenwerking met de Isaac Beeckman Academie in het naburige Kapelle. De Katsenaren willen het schoolgebouw verwerven en garanderen dat het in goede staat blijft. . Omdat combinatieklassen extra inhomogeen zijn wordt samengewerkt met pabo’s die studenten hebben die zich specialiseren in Gepast Onderwijs.

     Van belang voor BON is ook het volgende:

    “Het Katse experiment zou ook gericht moeten zijn op te wegnemen van bureaucratie en overbodige regelgeving. Dat scheelt in kosten, werkdruk en stress.

    Of het door de Katsenaren gebruikte jargon gebruikt wordt omdat ze er in geloven of omdat ze het verstandiger vinden om de Onderwijsraad naar de mond te praten weet ik niet.

    Mijn kennis van de Katse strijd om het behoud van een basisschool komt grotendeels uit het krantenartikel “Kleine school is ons veel waard” in de NRC van 26 februari 2013, geschreven door Hans Spekman

Reacties zijn gesloten.