Huilie huilie

Huilie huilie

Zo stilaan begint het faillissement van het nieuwe leren vaste vormen te krijgen. Het Huilie huilie over het onderwijs is niet van de lucht. Het bedrijfsleven huilt dikke krokodillentranen over het technische gehalte van het VMBO en het hele voortgezet onderwijs huilt mee in koor want in de afgelopen jaren is het leerlingenaantal met meer dan dertig procent gedaald. “er moet snel wat gebeuren want anders…” De puntjes mogen we zelf invullen. ‘Gaat het licht uit want er zijn te weinig electriciens’, ‘gaan er meer files ontstaan want niemand wil nog aan de weg werken’, ‘gaan we economisch ten onder, wat heel desastreus is’, het enige wat nog ontbreekt in het rijtje is ‘dan wordt het oorlog’. De moeite dus om eens te bekijken wat er nu eigenlijk aan de hand is.

Sinds 2000 zijn het voormalige Voorbereidend Beroeps Onderwijs en de MAVO samengevoegd tot het VMBO het Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs. Vóór tweeduizend had je in het VBO twee brugklasjaren met aansluitend twee ‘beroepsjaren’. De leerling kreeg in de eerste twee jaren een algemene vorming met aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, geschiedenis, Nederlandse taal enz… Daar werd bij de invoering van de basisvorming in 1995 het vak verzorging aan toegevoegd. Na de eerste twee brugjaren koos een leerling voor een vak. Bakker, electricien, kok, metselaar, timmerman, autotechnieker, kapster, zorg, landbouw, dierverzorger, metaalbewerker, enfin al die beroepen die tot op de dag van vandaag nog steeds bestaan.

De jongens en meisjes werden tijdens de volgende twee jaren voor het overgrote deel van hun curriculum, 17 lesuren per week, opgeleid in de theorie en de praktijk van hun vak. Alles werd afgesloten met een examen op A, B, C of D niveau. De A en B leerlingen stroomden door naar het MBO niveau 2, enkelen hiervan probeerden het toch op niveau 4, en de C en D leerlingen stroomden door naar het MBO niveau 4, net zoals de leerlingen van de MAVO.

Met medeweten van het bedrijfsleven werd het VBO en MAVO omgevormd tot het VMBO met als gevolg dat van de technische opleiding van het VBO, wat tussen haakjes al een flauw aftreksel was van de oude LTS ( lager technische school) hoegenaamd zo goed als niets meer over bleef. Zeker niet toen het nieuwe leren zijn intrede deed en computers massaal de technieklokalen overbodig maakte. Ik ken een school waar de leerlingen autotechniek gesimuleerd op de computer sleutelen aan een auto. Voordeel is wel dat ze geen vuile handjes krijgen. Het niveau van de theoretische leerweg dat de oude MAVO moest vervangen haalt niet eens het C-D niveau van de oude VBO. Algemeen is er dus sinds 2000 een dalende trend te zien binnen het VMBO. Een dalende trend wat betreft onderwijs niveau algemeen en een dalende trend wat betreft het techniek onderwijs niveau.

De reden van die dalende trend is alleen maar toe te schrijven aan het grote bord voor de kop van bestuurders en managers. Hoe meer het VMBO een slechtere naam kreeg, hoe meer de bestuurderen er van overtuigd waren dat alles wat ook maar enigszins rook naar ‘vieze handjes’ gesloopt moest worden. ‘Intra’ luidde het toverwoord. En met intra bedoelden ze ‘uitstel van beroepskeuze’. Waar de leerling eerst nog voor een vak koos, mag de leerling nu, tijdens de laatste twee jaar van zijn VMBO opleiding ‘ruiken’ aan alle beroepsvakken die de school in de aanbieding heeft. Een maandje timmeren, een maandje koken, een maandje autotechnieken, een maandje zorgen enz… Geen enkel beroepsvak wordt nog uitgediept. Dat heeft natuurlijk als voordeel dat gespecialiseerde docenten niet meer nodig zijn, er minder vaklokalen nodig zijn, en wat heel belangrijk is leerlingen schijnen dit leuk te vinden en er is meer tijd om te werken aan andere dan aan beroepsvaardigheden. Andere vaardigheden zoals presenteren, samenwerken, vergaderen en meer van dat soort dingen dat het bedrijfsleven zo graag wil want vergeet niet, het bedrijfsleven heeft jarenlang geroepen ‘wij leren ze het vak wel’.

U begrijpt dat de leerlingen die tegenwoordig worden afgeleverd bij het MBO te weinig echte vakkennis bezitten. Maar gelukkig hoeft dat sinds de komst van het competentie gericht onderwijs niet meer, een timmerman hoeft niet te weten hoe een hamer werkt. ‘Dat leren wij hem wel, leren jullie hem nou de telefoon aannemen’ roept het bedrijfsleven.

De werkgeversorganisatie moeten geen huilie huilie doen, zij hebben er met hun neus bovenop gezeten toen het allemaal gebeurde. BON waarschuwt al zes jaar dat het hele gedoe met het VMBO en de manier waarop de scholen het ‘hoe’ invullen een doodlopende weg is.

“Wie zeg je…BON? O ja dat zijn die conservatief zeurende oude zakken die het alleen hebben over vroeger.”

Jesse Jeronimoon

PS voor de kritische lezer. Het bovenstaande speelt zich af in het gezichtsveld van de schrijver. Natuurlijk zijn er scholen die nog zoveel mogelijk proberen om op de aloude manier hun leerlingen te onderwijzen in het vak waar de leerling samen met zijn ouders voor kiest. Jammer genoeg zijn deze scholen heel dun gezaaid.

5 Reacties

  1. Liberalisering
    Maar ook de liberalisering van het onderwijs (directies spelen ondernemertje) en de daarmee gepaard gaande vrijheden hebben daarmee te maken. Je moet je als school immers richten op productie, kosten en rendement. Je moet de school runnen als een bedrijf. De ideologie van de markt is diep, diep doorgedrongen, de mislukking van de markt nog helemaal niet.
    Dan gaan er hele andere machinaties spelen dan de vraag wat goed onderwijs is en met welke kennis en vaardigheden jongeren zich het best in de samenleving kunnen redden.

    Hoe leuker we het maken hoe meer leerlingen we trekken
    Hoe makkelijker we het maken hoe meer diplomafinanciering (en goede cijfers in Trouw) we bereiken
    Hoe goedkoper we het maken hoe beter ons ‘bedrijfsresultaat’. Dit is de enige reden dat veel scholen Techniek-breed aanbieden in plaats van de aloude vakken als timmeren, loodgieten, metaaltechniek, autotechniek en elektro. Deze trend is overigens zelfs op het MBO al te onderkennen.

    Het marktje spelen leidt er zelfs soms toe dat de schoolleiding de gebruikte vierkante meters afrekent aan de afdelingen. Hartstikke nadelig voor Technische afdelingen, want per definitie hebben ze veel meer ruimte (en dure materialen en machines) nodig.
    Op de afdeling Techniek legt elke school bijna geld bij. Het goedkoopste is om deze vakken niet meer te geven. En wat doet het bedrijfsleven: roeptoeteren. (Toen ik 35 jaar geleden in het onderwijs begon zouden ze al geen hamer meer kunnen vasthouden)

    Overigens heeft de verminderde nadruk op het beroep er niet toe geleid dat de algemene kennis (taal, Engels en rekenen/wiskunde) nu beter uit de verf komen. En inderdaad, zoals een VMBO collega ons elders duidelijk maakt, speelt de leuk-terreur van het basisonderwijs ook een belangrijke rol.

    • Sorry: dit is NIET de markt
      Dit is geen liberalisering. Markt betekent dat er producerenden en klanten zijn. De klanten nemen vrijwillig diensten af en zijn vrijwillig bereid te betalen daarvoor. Bevalt een dienst hen niet, lopen zij gewoon weg en zijn ze geen klant meer.
      In het onderwijs is in zeker opzicht sprake van een verplichte winkelnering (leerplicht); dat is al geen vrije markt. Want een vrije markt verplicht u niet een t.v. aan te schaffen.
      Daarnaast komt het geld van de overheid.
      Dat is ook al geen vrije markt. Vrije markt is een vrijwillige overeenkomst tussen kopers en verkopers. Kopers betalen vrijwillig en verko[ers moeten zich inzetten om kopers aan zich te binden.
      Onderwijs kan alleen als markt worden gezien als we de overheid als klant beschouwen. Die overheid betaalt dan naar haar eigen wensen.
      Maar de overheid is GEEN klant van het onderwijs.
      De echte klanten, dat zijn de ouders. Elk met eigen voorkeuren.
      De liberalisering van het onderwijs is dus een slechte verklaring, want er is geen liberalisering.
      Er zijn slechts lieden die ondernemertje spelen met een ambtenareninkomen en -positie.
      Een echte ondernemer is dusdanig afhankelijk van vrijwillige klanten dat hij grote financiele risico’s loopt.
      Ambtenaren die ondernemertje spelen lopen geen grote financiele risico’s: de verliezen zijn namelijk uiteindelijk altijd voor de belastingbetaler die er niet voor had gekozen. Vanwege de wet.

    • Misverstandje
      Natuurlijk vind ik niet dat er echt sprake is van een markt, van liberalisering en van klanten. Het vervelende is dat dit wel de ideologie is waarmee het onderwijs moet werken. Alle scholen hebben tegenwoordig een afdeling marketing en doen alsof er sprake is van aanbod, prijs en concurrentie.

      Als ik iets moois ontworpen heb in de baas zijn tijd mag ik dat formeel niet doorspelen aan een collega van een ‘concurrerend’ ROC. Die zijn er nogal weinig, want de enige marktterm die echt van toepassing is, is ‘monopolie’.

  2. Ook voor ouders gaat de marktmetafoor niet op
    Nee, ook de ouders zijn geen ‘markt’-partij.
    het is niet de gewoonte dat ik in een winkel een bundeltje grondstoffen aflever en toezie hoe daar een wasmachine van wordt gewrocht.
    Bovendien kan ik als klant mijn geld terugkrijgen in een garantieperiode. Ouders die verblind zijn door deze metafoor, komen – als een kind niet overgaat of zakt voor het examen- nu al klagen bij de school, want die heeft dan niet goed gewerkt.
    Daarom is de markt absoluut geen model voor het onderwijs. Het is een misleidend beeld dat met die woorden wordt opgeroepen.
    De leerling is natuurlijk ook geen marktpartij: die moet aan zichzelf werken onder leiding van een leraar. Ook dat doe ik niet als ik op de markt een pond kaas koop en die een dag later beschimmeld terugbreng.

    • Geperverteerd marktdenken
      Natuurlijk is het onderwijs geen vrije markt – nog daargelaten of een vrije markt behalve op de Albert Cuyp ergens wel bestaat.
      Intussen wordt het onderwijs, zoals Hinke terecht signaleert, wel degelijk geteisterd door een reeks uitwassen van het marktdenken: rendementsdenken met de daarbij behorende afrekencultuur, een PR- en marketingcircus van onderlinge concurrentie tussen scholen, “marktconforme” salarissen bij bestuurders, en dit alles ten laste van de middelen die bestemd zijn voor de kerntaak, het geven van goed onderwijs.

Reacties zijn gesloten.