Ὑβρις

In TROUW van vandaag klaagt de docent Jaap Versluis erover dat het niveau van het HBO wordt opgehangen aan de papieren versie van kwaliteit en dat de onderwijsinspectie nooit bij InHolland nooit in de les kwam. Een merkwaardig verwijt.
Bij haast alle typen onderwijs streven de scholen er tegenwoordig naar haar docenten een onderwijsmethode op te leggen die het moeilijk maakt om te meten of een leerling van het onderwijs veel opgestoken heeft. Het minste waar een inspecteur dan op moet kunnen vertrouwen is dat de regels goed worden nageleefd. Ook van een afstudeerscriptie kan hij met enige inspanning vaststellen of die van voldoende niveau maar niet eens of dat de verdienste van de leerling zelf is. InHolland heeft in zijn overmoed het risico overschat dat de inspectie van die mogelijkheden gebruik zou maken. In principe heeft de inspecteur er weinig aan om in de les te komen. Als een hogeschool “modern” is worden nog maar weinig ouderwetse lessen gegeven. Moet de inspecteur komen kijken naar leerlingen die in groepjes aan het werken zijn? Dan zou hij in feite ook een procedureel onderzoek doen. De inspecteur doet precies wat Versluis zegt: hij meet wat meetbaar is. Vesrsluis schrijft ook nog “Toen ik ruim 10 jaar geleden begon kreeg ik van mijn manager schouderklopjes voor mijn inspirerende lessen. Nu wordt ik tijdens de zo gehetem IPOP-gesprekken beoordeeld op mijn snelheid van nakijken”. De klassieke klassikale lessen zijn dus bij InHolland onbelangrijk geworden. Waarom zou de inspecteur daar dan komen kijken?
Seger Weehuizen

2 Reacties

  1. Pijnlijke waarheden
    In het TROUW-ARTIKEL vallen pijnlijke waarheden te lezen. Jaap Versluijs zegt namelijk:

    “Mijn eerste indrukken van die bijeenkomsten [de InHolland-informatiebijeenkomsten van deze week – MH] geven mij als betrokken docent vertrouwen, omdat er onder leiding van Doekle Terpstra eindelijk een einde lijkt te komen aan een beklemmend onderwijssysteem dat lange tijd het hbo-onderwijs heeft gedicteerd, namelijk een neoliberaal, competentiegericht onderwijs dat gebaseerd is op de vooronderstelling dat de student proactief is. Een systeem dat verzand is in een grote eenheidsworst, waarin goede, ambitieuze studenten de dupe zijn van studenten die meeliften in de vele projecten die het onderwijs rijk is. Met als eindresultaat de nu zo verfoeide speciale afstudeerroutes voor meeliftende ‘kneusjes’.

    Dat is een prima geluid, zij het met achterafwijsheid. De tekst die Malmaison ook aanhaalt geeft pijnlijk aan wat er nog meer het onderwijs is gebeurd:

    “Toen ik ruim tien jaar geleden begon, kreeg ik van mijn manager schouderklopjes voor mijn inspirerende lessen. Nu word ik tijdens de zogeheten IPOP-gesprekken beoordeeld op mijn snelheid van nakijken. Dat is een essentiële verandering, die zich voltrokken heeft binnen het gehele hbo-onderwijs. Het gaat nu om meetbare processen, niet om ‘warme’ kwaliteitsbegrippen als bevlogenheid, inspiratie, aandacht en diepgang.”

    • Oppassen!
      We moeten er voor zorgen dat we goed op de context van epitheta ornantia letten. Een meetbaar proces in het kader van CGO zal wel iets opleveren dat we kunnen meten. Maar of studenten wat weten, begrijpen of kunnen en of zij iets bepaalds weten, begrijpen of kunnen is tegenwoordig bij CGO veel minder goed meetbaar dan vroeger bij Klassiek Klassiekaal Onderwijs.
      Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.