Antwoordmodellen centrale examens

www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvh57glrndzx7/vg41h1hf76ww
Het gaat om het examen van 25 mei, rechtsbovenaan de webpagina kan je klikken om die te downloaden.
Voor vraag 13 en 14 wordt de functie 1/x afgebeeld. Ergens op de functie 1/x is een punt P aangeduid, vanuit dat punt P lopen een horizontale (y=1/p) en een verticale lijn (x=p), de horizontale lijn snijdt de verticale lijn x=3, de verticale lijn snijdt de lijn y=1.
Zodoende wordt een rechthoek gevormd (die rechtsboven).
Voor de opgave wordt gevraagd om te berekenen voor welke x-coördinaat, hier p genoemd, de oppvlakte van die rechthoek 1/2 is.

Er zijn twee manieren om deze opgave op te lossen.
Je kan ervoor kiezen om de formule te gebruiken waarmee je de oppervlakte van een rechthoek kan berekenen: opp rechthoek = breedte * hoogte.
Dit werkt hier omdat de vorm ´toevallig` gemakkelijk is (ik vermoed dat daar bewust voor gekozen is). Helaas, of gelukkig (vul dat zelf maar in), zijn de vormen van oppervlaktes lang niet altijd zo gemakkelijk, daarvoor is het integreren dan ook een goede uitvinding.
Stel dat ik die opgave zou moeten maken dan zou ik er voor kiezen om, ondanks dat het misschien net iets moeilijker en omslachtiger is (integraaltje in plaats van ´haakjes wegwerken`), de integraal van 1/p af te trekken van de integraal van 1 voor de x-coördinaten 3 en p en dit gelijk te stellen aan de gevraagde oppervlakte 1/2.
(Aangezien dit forum geen LaTeX-code accepteert moet ik het even op deze onhandige manier uitleggen.)
Zodoende krijg je uiteraard dezelfde oplossing als wanneer je de formule gebruikt om een rechthoek te berekenen: 3 – 3/p – p + 1 = 1/2

Nu komt de kritische constatering en de vraag die ik naar aanleiding hiervan stel. Het CEVO-correctiemodel kiest ervoor om slechts de eerste methode uit te werken, de opsteller heeft er niet aan gedacht dat een deel van de leerlingen kiest voor integreren. Het eerste punt krijg je wanneer je de oppvlakte van de rechthoek berekent volgens dat standaardformuletje: opp. rechthoek = breedte * hoogte
Strikt genomen zou de leraar die dit nakijkt mij volgens dit model 2 punten moeten in plaats van 3 aangezien het bereken van de oppervlakte via het integreren niet in het correctiemodel is opgenomen.

Wat moet de leraar technisch gezien doen? Twee of drie punten geven (uitgaande van een perfecte en volledige uitwerking)?
Wat doet een doorsneeleraar in zo’n geval?

4 Reacties

  1. Deze zwakte van
    Deze zwakte van antwoordmodellen is hier al vaker aan bod gekomen maar het kan interessant zijn om naar aanleiding van een concreet voorbeeld eens te bespreken hoe dit in de praktijk werkt.

  2. Verkeerde link?
    In dat examen waar je de link naar geeft zie ik deze opgave niet Bart.

    In het antwoordmodel punt 3.3 kun je vinden:

    indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt
    en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist
    of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden
    toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;

    en punt 3.1 zegt:

    indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen
    aantal scorepunten toegekend;

    De uitwerking die jij suggereert zou dus de volledige 3 punten op moeten leveren.

  3. Goed antwoord
    Een goed antwoord is een goed antwoord, of het nu in het antwoordmodel staat of niet. In het antwoordmodel staat ook dat het een voorbeeld is van een antwoord.
    Zelfs als er expliciet staat dat een goed antwoord fout moet worden gerekend, (wil nog wel eens voorkomen bij het aflezen uit een figuur – drukafwijkingen) beroep je je op de regel dat een vakinhoudelijk goed antwoord goed gerekend moet worden. Gelukkig is dit nog altijd ter beoordeling van de examinator en de gecommitteerde.
    Klaas Wilms

Reacties zijn gesloten.