Een nieuwe sluiproute naar het onderwijs

Donderdag 25 maart om 10.15 wordt de educatieve minor behandeld in de Tweede Kamer. Hierbij mijn column van sp.nl

Lapmiddel

Er zijn talloze opvattingen over het bereiken van onderwijskwaliteit, maar over één ding is men het eens: de kwaliteit van de leraar bepaalt in hoge mate de kwaliteit van het onderwijs. Andere landen zijn dan ook hogere eisen aan leraren gaan stellen. Hier niet helaas, want in Nederland gaat de regering door met de uitholling van het leraarberoep.

In de afgelopen jaren zijn de eisen aan docenten stelselmatig verlaagd. Lerarenopleidingen bieden te weinig vakkennis. Zij-intromers mogen na twee jaar voor de klas staan. Schoolbesturen zijn vrij om onbevoegde leraren aan te stellen. Steeds vaker moeten leraren vakken geven waarvoor ze niet zijn opgeleid. Dat is immers goedkoper dan een nieuwe leraar. Het effect bij leerlingen: “Goh juf, bent u daar alweer?”

En nu is er de educatieve minor, een verkorte lerarenopleiding voor universitaire studenten. Zij mogen na drie jaar – de bacheloropleiding – voor de klas staan. De tweedegraads lerarenopleiding duurt vier jaar, de eerstegraads opleiding meestal vijf jaar. In plaats van een verbetering van de bestaande opleidingen, komt de regering met de zoveelste noodgreep. Het is een misstap die het kwantitatieve en kwalitatieve lerarentekort op den duur alleen maar erger maakt.

Het is prima dat bachelor-studenten via de educatieve minor kennismaken met het onderwijs. De kans wordt groter dat zij een eerstegraads bevoegdheid willen halen. Maar het is fout om deze studenten direct al een volwaardige bevoegdheid te geven. Voor de klas staan is een zware verantwoordelijkheid, daar moet een serieuze opleiding aan vooraf gaan. Daarom heb ik ook voorgesteld om de educatieve minor controversieel te verklaren. Dat was voor de andere partijen geen optie, zodat dat we de wet deze week moeten behandelen.

Stelt u zich eens voor dat de opleiding voor piloten wordt ingekort omdat er te weinig piloten zijn. Of dat ongediplomeerde chirurgen operaties mogen doen voordat ze klaar zijn met hun opleiding. Het land zou te klein zijn. Toch gebeurt dit in het onderwijs. Vanwege het lerarentekort worden halfbakken opleidingen bedacht en de eisen naar beneden bijgesteld. Downgrading is het gevolg. In plaats van investeringen in de opleidingen en een aanscherping van de eisen, komt het kabinet met een nieuwe sluiproute naar het onderwijs, een lapmiddel. Het wordt inderdaad tijd voor een nieuwe regering.

Zie ook: www.sp.nl/jaspervandijk/nieuwsberichten/6653/090422-verkorte_lerarenopleiding_is_degradatie_van_onderwijs.html

9 Reacties

  1. Eisen aan de vakkennis van educatieve minores
    Op zichzelf een goed betoog, maar ik heb ook enkele kanttekeningen.

    De educatieve minor, of liever de bacheloropleiding plus educatieve minor, is van universitair niveau en komt bovenop een zesjarige vwo-opleiding. Dat mag je dus niet zomaar vergelijken met een vierjarige hbo-opleiding die bovenop een vijfjarige havo of een mbo wordt gestapeld. Ik denk dat zowel de vakkennis als het denkniveau van een universitaire bachelor wiskunde of Nederlands meer dan gewaagd is aan de vakkennis of het denkniveau van de vierdejaars hbo-student aan een lerarenopleiding.

    Niettemin is het zaak om de vakinhoudelijke kenniseisen aan die educatieve minores vast te leggen. Die is nu helemaal open gelaten: een duidelijke systeemfout. In de praktijk niet zo’n ramp, zolang er alleen maar bachelorstudenten wiskunde worden toegelaten tot de educatieve minor wiskunde. Maar naïef ben ik niet en ik verwacht dat universiteiten op afzienbare termijn ook gesjeesde politicologen, biomedici en economen gaan toelaten tot die EM wiskunde. En studenten taalkunde tot de EM Nederlands (zonder kennis van literatuur of schrijfvaardigheid). Idem voor de andere vakken. Daarom is het toch nodig duidelijke eisen te stellen aan het vakinhoudelijk niveau van deze soort-van-tweedegraders.

    Wat ligt er meer voor de hand dan hiervoor de kersverse hbo-kennisbases te gebruiken? Immers, omdat tweedegraders net als ‘educatieve minoren’ mogen lesgeven aan 3-vwo, moet hun kennisniveau vergelijkbaar zijn. Een goede manier om hbo en wo aan elkaar te ijken.

    Maark er vrijdag dus werk van dat de kennisbases voor de tweedegraads opleidingen ook verplicht worden als eindterm voor de educatieve minores. Er zal tegengeworpen worden dat de universiteiten dat zelf mogen weten, autonoom moeten wezen, het niet moeilijk gemaakt moet worden etcetera, maar dat is onzin. Het zijn gewoon onderwijsinstellingen, er wordt gesjacherd en er mogen, nee moeten, eisen gesteld.

  2. Minores krijgen is gemakkelijker dan ze houden
    Bemoeienis met de opleiding van leraren heeft alléén zin als de bevoegdheidseis wordt gehandhaafd. OCW zegt nu dat ‘bevoegdheid geen term is in de zin der wet-BIO’. Met andere woorden: de wet schrijft niet meer voor dat een docent bevoegd is, maar dat hij ‘aan bekwaamheidseisen voldoet’. Wel geeft OCW toe dat een bevoegdheid een bewijs is voor het voldoen aan die bekwaamheidseisen – zo komt de bevoegdheid toch weer binnen beeld. Rare jongens daar aan het Julianaplein.

    Zo’n slappe erkenning is nog geen handhaving. Er *is* de facto geen handhaving van de bevoegdheidseis: schoolbesturen mogen doen wat hun goeddunkt, en het massaal aanstellen van on- en onderbevoegden onder hun eigen pet houden.

    Dit ondermijnt de onderwijskwaliteit. Daarbij ondergraaft het de praktische en economische waarde van het lerarendiploma, en draagt zo bij aan de onaantrekkelijkheid van het lerarenberoep en het in stand blijven van het lerarentekort. Een sector waar jan en alleman wordt aangenomen, daar wil je als hooggeschoolde niet werken. Zeker niet voor hetzelfde of lager salaris als jan en alleman, die jou bij sollicitaties onder je duiven schieten.

    Kortom: de werkgelegenheid voor educatieve minores moet worden beschermd door actief ontmoedigen van beunhazerij in het vakonderwijs. Een educatieve minor Nederlands die zijn uren ziet opgegeten worden door een collega Engels of Maatschappijleer die er Nederlands bijbeunt, ondermijnt de waarde van de verworven vakkennis en het behaalde diploma.

    Zo moet ook het eerstegraads gebied worden beschermd door actief ontmoedigen van onderbevoegd lesgeven door tweedegraders. Of liever: het effectief aanmoedigen van bijscholing tot eerstegrader, met materiële en immateriële steun (geld en tijd) van de school.

    Leuk als educatieve minores kennismaken met de onderwijspraktijk – maar we moeten ze dan wel in die praktijk houden en niet wegjagen wegens een slechte onderhandelingspositie en povere carrièrekansen.

  3. Een vergelijking op punten
    Jasper stelt dat de nieuwe route van de educatieve minores een ‘verkorting’ van de opleiding inhoudt en een ‘verlaging’ van de eisen, en impliceert dat deze opleidingsroute niet serieus en ‘halfbakken’ is.

    Waar schort het dan aan?

    Laten we eens een gewone tweedegrader Nederlands vergelijken met een educatieve minorstudent Nederlands.

    * vooropleiding: 5 havo-jaren resp. 6 vwo-jaren; voordeel voor de minorstudent vanwege langere vooropleiding en duidelijk hoger niveau

    * hogere opleiding: 4 hbo-jaren lerarenopleiding (waarvan de helft voor vakinhoud) resp. 3 wo-jaren onderwijs in wetenschappelijke vakinhoud. Voordeel, dunkt mij, voor de minorstudent. Die haalt nu het jaar weer in dat hij in het vwo extra investeerde, maar legt ook een stevige bodem aan vakkennis, over de breedte van zijn/haar discipline. Ik ken zowel het niveau van tweedegraads als eerstegraads studenten Nederlands, en de laatsten overtreffen de eersten gemakkelijk.

    * vakdidactiek en onderwijskunde: hier spant de hbo-student de kroon: meer tijd, meer colleges, meer studiemateriaal. Hier moet de educatieve minorstudent het doen met een soort stoomcursus.

    * stage: ook hier is het voordeel aan de hbo-student: meer en langere stages. De educatieve minorstudent moet in korte tijd leren lesgeven, terwijl iedereen weet dat je in de praktijk heel veel leert (en soms ook verkeerd leert, trouwens).

    Kortom, die ‘lagere eisen’ en het halfbakken karakter gelden met name de beroepsvoorbereiding, niet zozeer de vakkennis. Gekeken moet worden of de stage lang genoeg is om echt te leren, en of de studenten vakdidactisch goed thuisraken in het schoolvak.

  4. Wat moet een leraar leren en waar volstaat kunnen?
    ¨Zij-instromers mogen na 2 jaar voor de klas staan¨. Ik wil daar graag een kanttekening bij plaatsen. Vóór de Mammouthwet waren een tentamentje vakdidaktiek, een tentamentje algemene didaktiek 30 uur lessen bijwonen en één uurtje les geven voldoende voor een docterandus of een ingenieur om zijn eerstegraadsbevoegdheid te halen. Het accent bij het verlenen van de onderwijsbevoegdheid lag toen overduidelijk op de vakkennis In dit licht vind ik een oponthoud van 2 jaar voor een eerstegrader wel erg lang. (Bij tweedegraders is de didaktiek veel belangrijker, maar ik denk toch dat een ervaren lasser best een goed leraar lassen kan zijn)
    Seger Weehuizen

  5. zij-instromen
    In dit verband vind ik het aardig te verwijzen naar de e-boeken van Bart Voorzanger. Deze academicus zou gaan zij-instromen in het basisonderwijs. Kennis genoeg, inzet overvloedig, goede inzichten. Aanvankelijk lovende beoordelingen bij het assesment (iets dat ik niet ken).
    Uiteindelijk toch afgewezen door twee dames (onderwijskundigen) van de PABO, die vinkjes wilden schrappen.
    Meester Bart had moeite met de orde in de klas. Zijn vijftien leerlingen van diverse afkomst, vormden een voortdurende bron van eindeloze conflicten, die op den duur alleen door ijzig optreden enigszins in toom kon worden gehouden, maar die bij het minste of geringste weer tot ontploffing kwam, waardoor hij bijna uitsluitend nog crisissen aan het ‘beheersen’ was. Het brak hem.
    Buitengewoon eerlijk verslag van zijn ervaringen. Ik raad elke theoreticus aan dit te lezen, want we lezen hier een openhartig verslag van zijn mooie en ook moeizame ervaringen, gelardeerd met filosofische inzichten van deze academicus.
    Verplichte stof voor elke bestuurder op afstand van het basisonderwijs.

    • Buitengewoon eerlijk verslag
      van de dagelijkse basisschool realiteit op grijze/zwarte scholen in grotere en grote steden. Verplichte stof voor iedereen die ’n mening denkt te (moeten) hebben over het basisonderwijs. Stof, die helaas nog te weinig stof doet opwaaien.
      Maar goed, alle kleine beetjes helpen.

      • Ondersteboven van onderwijs.
        Ook dat e-boek is bijzonder interessant om te lezen. Het toont hoe deze relatieve buitenstaander heeft aangekeken tegen allerlei merkwaardige ontwikkelingen op de PABO.
        Ik beschouw deze boeken als een perfect tijdsdocument, en Voorzanger als een Theo Thijssen van deze tijd.
        Uitermate herkenbare geschiedenissen, waarbij heel veel dagelijkse problematiek herkenbaar wordt geschetst, met tussendoor zinnige overwegingen.

      • fraai voorbeeld
        Ik geef een citaat uit ‘Ondersteboven van onderwijs’, (dat is toegestaan, aangezien het werk vrij is gegeven):
        Voorzanger diende een gegeven ‘complexe situatie’ haarfijn op te lossen.

        ‘Ik geloof dat toen pas tot mij doordrong dat wij een spelletje deden: ‘En dan was ik de directrice en jij was de juf, en dan was Pietje de leerling, en dan zei ik….’.
        Het spel ging voort. ‘Stel nu eens’, zeiden mijn assessoren, ‘dat de ouders gelijk hebben met hun klacht en dat jij en je collega inderdaad jullie onderwijs verwaarlozen en lekker in de zon zitten terwijl de kinderen wat spelen zonder veel pedagogisch-didactische inbreng?’
        ‘Tja, als dat het geval is’, zeg ik, ‘geef ik de ouders natuurlijk gewoon gelijk…’
        Nou, dat was heel verkeerd, want dan viel ik mijn collega af, en collegialiteit en loyaliteit waren belangrijke competenties. Een vinkje daar kon ik wel vergeten nu… En mijn tegenwerping dat ik uiteraard eerst met die collega zou praten om hem ervan te overtuigen dat wij beter maar konden toegeven en beterschap beloven, veranderde daar niets aan. Ik zette mezelf alweer buiten de complexe situatie en bewees daarmee niet te begrijpen wat een rollenspel eigenlijk inhield!
        En zo strandde mijn carriere in het basisonderwijs (…..).’

        Wat een ontstellend voorbeeld van wat de willkeur van de competenties tot stand brengt. Eeuwige schande.

  6. Nog zo’n mooi citaat:
    ‘Ik heb er een leerboek over van mevrouw Janssen-Vos, die alom wordt geroemd. Ik zou graag meeroemen, al was het maar om er af te wezen, maar ik kan haar boek niet lezen. Op de een of andere manier heb ik na elke halve bladzijde het gevoel dat daar hetzelfde in stond als in alle vorige halve bladzijden, al kan ik niet aangeven wat dan wel. Het boek bevat een los geplastificeerd schema waarin termen als ‘emotioneel vrij zijn’, ‘communiceren en taal’, ‘zelfsturing en reflectie’, ‘woorden en begrippen’, en zo nog een hele rij, in een zestal concentrische ringen het gedachtengoed van de basisvorming overzichtelijk samenvatten. Hetzelfde schema op posterformaat hangt voorin ons onderwijskundelokaal betekenisvol te wezen.
    Ik heb Kant en Carnap, die toch niet als heel toegankelijk bekend staan, met vrucht gelezen, maar Janssen-Vos….’

    Kostelijke lectuur!

Reacties zijn gesloten.