Red de canon. Oproep aan BON

Net nadat ik onderstaande tekst had toegestuurd aan NRC Handelsblad ter publicatie, verscheen er een hoofdredactioneel commentaar over het onderwerp: “Vaderlands verleden” (met daarin de boodschap van de ijdele hoop: “er is niks mis met het historische besef in Nederland”). Er kan een verband zijn tussen die twee zaken, het kan ook toeval zijn geweest. Hoe dan ook, op dit moment van zowel kabinetscrisis als de presentatie van ‘ons’ Deltaplan is het ronduit potsierlijk de canon nog eens ter discussie te willen stellen.

Niet alleen is Plasterk net vertrokken, die mijn ideeën “sympathiek” vond maar er verder niet op in kon gaan, men heeft nu ook wel andere zaken aan het hoofd. Toch vraag ik jullie BONners nog een keer je kritische instinct dat al zoveel goeds gedaan heeft (Verbrugge’s Deltaplan is een verrukking om te lezen) te ontfermen over de problemen rond de canon. Niet alleen omdat het ding ligt te verschimmelen, en dat is jammer, maar vooral omdat het volgens mij een kern van het probleem representeert: we durven onze leerstof niet meer als iets te zien met een intrinsieke waarde die geprezen en gevierd mag worden. Stemmen vóór de canon is tevens stemmen voor het plezierige gezag dat uit kan gaan van eigen culturele verworvenheden. Enfin, ik schreef het volgende.

“Anne Frank verkeert in jammerlijke staat. Kijkend door haar venster zien we taalarmoede, zonder enige emotie, visie of kunstzinnigheid. Het venster van Max Havelaar is geschreven door een handelaar in schoolartikelen. Droogstoppel is keukenmeester. De canon valt ten prooi aan mondjesmaat en schraalte. Waar blijft de elite, met haar fijne kunstzin en haar scherpe tong? Waar blijft de verontwaardiging over de getoonde minachting voor de betekenis van Anne Frank voor onze kinderen op school? In geheiligde laagdrempeligheid krijgen zij van een computerschermpje onze grootste culturele schatten toegegooid. Al jaren bedel ik om aandacht voor dit punt, tot aan het ministerie toe. Maar Jan publiek staat blijkbaar machteloos, Johan elite houdt zich doof. De samenstellers van de website kunnen niet veel meer doen dan wat zij binnen hun bereik vinden aan middelen.

Chaos en rumoer genoeg rondom de canon. Hij is een vreemdelingenhater, een cultuurfixator. Nee, de canon is juist een vreemdelingenvríend, en een kennisgenerator, maar geen verschaffer van identiteit. Nee, je kan hem niet gebruiken in het onderwijs. Jawel, hij maakt het je juist makkelijk. Vrijheid van onderwijs is serieus in het geding. Nee hoor, helemaal niet, hij geeft je juist de ruimte. Kort en goed, wat is hij volgens mij? Een devies voor duurzaamheid van kennisaanbod dat onmisbaar is in deze tijd. Niet vanwege die vijftig rammelende vensters als zodanig, die niet echt geschikt zijn als gereedschap voor geschiedenisdidactiek, maar vanwege de symboolwaarde die uitgaat van een in ons land en in het Westen unieke collectieve keuze voor culturele inhouden.

De canon is een intentieverklaring, voor het vieren van de hechting aan dingen en mensen om je heen. Daar bestaat behoefte aan in deze wereld, waar het mediagenieke kosmopolitisme overheerst. Anne Frank verbindt je met je puberteit en het lot van joden in de wereldoorlog, Multatuli met je taal, Lebak en een correct koffiemerk. (En vergeet vooral niet op de website Thom Hoffmans mooie voordracht van Saïdja’s lied “Ik weet niet waar ik sterven zal”.)

Wat hij ook is, huldig en gebruik de canon als hij in goede staat verkeert, maar anders niet. Zonder kwaliteitsbewaking doet het ding meer kwaad dan goed. Is de elite links of rechts? Ik denk van beide wat. Wat ik zeker weet is dat zij, die hier een cruciale rol zou kunnen spelen, het altogether af laat weten. Terwijl zij alleen, vanuit haar eigen onderwijs of anderszins, kan weten hoe de kwaliteit van leermiddelen en aangeboden teksten wegen bij de opvoeding.

Weeg dan elite, doe je werk. Als ‘goudgerande kennis’ door gebrek aan kwaliteitsbewaking door leukheid en aanraakbaarheid versmoezelt, trivialiseert ligt daar een zaak voor u. Als geen ander weet de hoger opgeleide dat een literaire tekst zingevend en opvoedend tegelijk kan zijn. Ook voor een klas met kinderen van allerlei komaf. Laten we er dan voor zorgen dat alle vensters van de canon een optimale kwaliteitsverrijking krijgen en dat er een van begin tot eind betoverende, literaire tekst voor komt. Laten we van de canon een goed verzorgd verhaal maken.”
(Zie mijn website voor andere door mij geschreven artikelen over de canon: www.guidoeverts.nl/VerhaalActualiteit/tabid/61/language/nl-NL/Default.aspx)

PS
Hieronder schreef ik in een reactie op Hinke Douma dat zoals de canon er nu bijstaat (op termijn is er hoop op verbetering, zie mijn laatste bijdrage aan Entoen.nu; maar dan zijn we alweer jaren verder) hij als het hoofdgerecht is dat in een plastic teiltje geserveerd wordt. Negenjarig Nederland krijgt op dit moment ter introductie van het grootste monument van onze taal, de Max Havelaar, als eerste zin te lezen: “Vroeger had Nederland ook de macht in andere landen.” Als je het mij vraagt is dit een lelijke en, wat meer is, voor negenjarigen onbegrijpelijke zin. Dat kan mooier, fantasierijker, maar vooral didactisch beter. Je vraagt je af of van de honderdduizend over onze scholen verspreide exemplaren van deeltje B of van “De vijftig vensters voor kinderen” er één bij is die van begin tot eind door een leraar en/of leerling uitgelezen is. Ik betwijfel het. (Het feit dat de deeltjes van de canon nu voor de somma van 6 euro bij de Slegte te koop liggen spreekt boekdelen.)

PPS
Het onderwijs als conflictmodel van humanisme versus christendom

“Ja, elke leraar moet de canon kennen”, mits hij/zij tenminste een eigen route kan bepalen, inclusief afwijkingen en zijpaden, aldus couzijn hieronder. Helemaal mee eens. Leerlingen (en ouders) deelgenoot maken van het beste wat je cultuur te bieden heeft geeft het onderwijs een solide basis. Maar waar komt die steeds in de geschiedenis terugkerende tendens eigenlijk vandaan? Niet alleen het beste van de cultuur te willen bieden, waarin kinderen geacht worden door het onderwijs te worden ingeleid, maar dat ook in de beste vorm te gieten waarin dat gebeurt? Een vraag die ik mij stelde bij mijn promotieonderzoek. Waar het hart van vol is …, ik laat me hier dus maar even gaan.

In gouden eeuwen, zoals de Oudheid, de Gouden Eeuw en de ‘tweede gouden eeuw’ van rond de voorlaatste eeuwwisseling, was dit bieden van het beste de gewenste gang van zaken. Respectievelijk Quintilianus, Erasmus (lees diens vlammende geschrift tegen de onderwijsarmoede van de Middeleeuwen, de Antibarbari, ook wel ‘het humanistisch manifest’ genoemd, nu tweemaal in vertaling) en Wilhelm von Humboldt/Matthew Arnold hebben hun namen aan dat aloude paideia-ideaal verbonden. Waarbij het allereerste taalonderwijs niet alleen de basis vormde voor grammatica en spraakkunst, maar ook voor alle erop volgende vakken. Taal als basis voor de rest is eigenlijk nog helemaal niet zo’n slecht idee.

De vraag stellen is hem beantwoorden, maar dan moet je hem wel goed stellen. Want zoals hierboven gesteld kom je er niet verder mee. Die ‘tendens’ het beste te willen bieden blijkt bij nader onderzoek, bij bijvoorbeeld andere culturen, de gewoonte, de afwijking ervan de uitzondering. Je kan je dus beter afvragen: waar komt de afwijking vandaan om kinderen níet het beste voor te willen zetten? Voor wat betreft verhalend onderwijs (in hoofdlijnen Homerus voor het Griekse, Vergilius voor het Latijnse, de psalter voor het christelijke) ben ik voor mijn onderzoek het verleden ingedoken. Omdat dat verhalende onderwijs geacht werd tevens voor geschiedenis en aardrijkskunde van belang te zijn, heb ik een indruk kunnen krijgen hoe met het (basis)onderwijs in het algemeen werd omgegaan. Kort gezegd komt het er wat mijn onderzoek betreft op neer, dat er door de eeuwen heen een tendens bestaan heeft om vanuit de christelijke overtuiging van het fideïsme (geloof gaat voor de rede) het wereldse, het “hier”, te vervangen door – de nadruk op – het “niet-hier”, waarmee de traditie van verhalend – en het daarmee verweven wereldoriënterend – onderwijs in de verdrukking is gekomen en zijn glans heeft verloren.

Tegenover de drie genoemde namen kunnen we de namen stellen van de protagonisten van de antipropaganda tegen het werelds-literaire paideia-ideaal: de bisschoppen – die zo hun status eer verleenden – Augustinus (zie vooral Belijdenissen hst. 1) en Comenius (Grote Didactiek hst. 25), en de Port-Royalist Rousseau (Émile). Waarbij in de moderne tijd een rol van betekenis is weggelegd voor de “Querelle des anciens et des modernes” in het Augustijns georiënteerde Frankrijk van rond 1700, in Engeland “The battle of the books” genoemd. Voor ‘de klassieken’ in de plaats komen ‘de modernen’, op literair gebied, maar ook in de methodes van het onderwijs (de vernieuwende didactiek van Comenius en Port-Royal). De aloude link tussen literair- en zaakonderwijs wordt losgelaten en – sinds Rousseau – wordt ‘voor het kind’ geschreven, waarbij van de ‘volwassen’ norm, zoals klassieke bronnen, stijl en woordkeus, wordt afgeweken. In Duitsland wordt de strijd gevoerd door de Rousseauaanse Philantropijnen in hun reactie op het humanisme van de grote schrijvers (het “Neo-Heidentum” van Goethe, die zelf een literair soort Volksbuch voor het onderwijs wou maken).

Vanuit mijn onderzoek kan ik kort en goed geen grond vinden voor het veel gehoorde uitgangspunt van een complementair of vreedzaam samengaan van humanistisch en christelijk/ideologisch onderwijs. Eerder accentueerde men in het verleden concurrerende, elkaar bestrijdende principes, dan elkaar behulpzaam zijnde of elkaar aanvullende principes. Onderwijs dat op grond van ‘de vooruitgang’ of ‘de nieuwe inzichten’ “nee” zegt tegen het klassieke, oude, zich in de tijd bewezen hebbende, kleeft iets aan van de oude overgave aan het – al of niet geseculariseerde – fideïsme.

Mijn antwoord op de vraag waarom we kinderen níet het beste voorzetten is complex. Voor wie gelooft in de unieke maakbaarheid van elke individu, zoals dat vandaag de dag vrij algemeen is, en daar het hoogste ideaal in ziet – men leze de vroege Emerson er nog eens op na! – die is niet in staat voorouderlijke waarden of cultuur daarbovenuit te laten prevaleren. Zijn waarheid heeft de neiging tot dè waarheid uit te groeien (ik ken dat procedé maar van al te nabij) en het collectieve, dus het in de tijd gegroeide, tot een leugen te bestempelen. Het is óf het een, óf het ander, voor samen is geen plaats. Het ‘fideïsme’ van ‘het zelf’, oorspronkelijk door Rousseau verwoord, heeft nu de overhand. Daar is geen canon tegen opgewassen. De vraag is dus eerder: hoe lang houdt hij het nog vol een rol te spelen in het onderwijs, dan: hoe kunnen we hem zo vervolmaken dat hij een oud paideia-ideaal zou kunnen doen herleven.

Of zijn we, gezien de overvloedige belangstelling voor de geschiedenis in deze tijd, toe aan een herstel van wat ‘gewoon’ zou moeten zijn: kinderen alleen het beste bieden wat we kunnen bieden in het onderwijs? Moet je zien hoeveel van de door BON zo zorgvuldig geformuleerde problemen zouden verdwijnen. (Inclusief dat van de leraar die van de canon af wil wijken, dit t.a.v. couzijn hieronder; het is én-én: waarom zou een vliegenier zich over de grond waar hij op staat beklagen, of een reiziger over zijn land van herkomst?)

Met een welgemeend excuus voor dit veel te lang uitgelopen verhaal.

7 Reacties

  1. Geschiedeniscanon
    Ik neem aan dat je de geschiedeniscanon bedoelt. Er zijn inmiddels al een hele hoop canonnen verschenen.
    Waaruit leidt je af dat hij afgeschaft gaan worden?

    • Ho ho, niet zo vlug
      Beste Hinke, ik las je uitgebreide blog. Leerzame en onthullende onderwerpen. Mooie debatten. De canon is voor mij een hot item zoals je misschien merkt. Men weet er geen raad mee, heb ik het gevoel. Ik schrijf al sinds 1992 artikelen over verhalend onderwijs, bedoeld om dat te promoten. Het idee van een “heldenatlas” zoals de canon ongeveer geworden is, ter opvijzeling van culturele basiskennis, ontstond in 1996. Ik heb daar toen 2 artikels aan gewijd.

      Hoewel teleurgesteld over de presentatie ben ik dus blij dat hij er is, die geschiedeniscanon. Maar zoals hij er nu bijstaat kan je hem beter afschaffen, dat bedoel ik. Sommige schoolboeken zijn waardeloos gesteld, dat zul jij ook wel tegenkomen als taalmens. Maar dit slaat werkelijk alles. Het hoofdgerecht wordt geserveerd in een plastic teiltje. En dan raar opkijken als niemand het wil eten. Volgens mij wringt hem daar de schoen met ons onderwijs in zijn geheel: alle kunstzinnigheid en speelsheid die je om je heen aantreft bij wat je leest of bekijkt moet vóór de schoolpoort worden afgelegd. Daar sta je dan als leraar die het aan niemand bekende en vaak ongeïnspireerde leerboek aan het kind moet brengen. Zou meer publieke bekendheid geven aan lesinhouden de status van de leerkracht niet ten goede komen? Het schoolboek schijnt het enige cultuurproduct te zijn dat zich aan publieke oordelen onttrekt. Wat te zeggen van een rubriek over de kwaliteit van methodeboeken in de krant? Dan gaat de maatschappij de leraar steunen door haar mening uit te spreken over wat het kind leert. En zo hoort het eigenlijk, vind ik. Anders sta je als leraar te gauw voor paal en teveel je eigen ding te doen.

      • Kwaliteit van methodeboeken in de krant
        Bij de invoering van de 2e fase in het voortgezet onderwijs heeft de Volkskrant een serie artikelen gepubliceerd over de vernieuwde schoolboeken.

      • Leraren die hun eigen ding doen, dat lijkt me waardevol
        Beste Guido,

        Om aan te sluiten bij je laatste zin: ik vind het helemaal niet erg als een leraar ‘vooral zijn eigen ding staat te doen’.

        Als een leraar prachtige lessen kan geven over Etty Hillesum, waar leerlingen heel veel van leren, en Anne Frank er daarbij maar bekaaid van af komt, dan vind ik daar weinig mis mee.

        Als een leraar Annie M.G. Schmidt inruilt tegen Theo Beckman en Tonke Dragt, omdat hij daar veel meer mee kan, ook in verhalend en historisch opzicht, wie zal daar dan over komen klagen?

        Als een leraar het canon-item ‘de televisie’ laat zitten en zich in plaats daarvan stort op de opkomst van Internet als massamedium, en nog wel interactief massamedium, omdat hij daar veel meer van weet en over kan vertellen, dan kan ik me dat voorstellen vanuit zijn gezichtspunt – en dat van de kinderen.

        Zomaar drie voorbeelden. Ik kan er bij elk canon-element wel een verzinnen.

        Punt is dat onderwijs nauwelijks kan buiten de leraar als mediator. Geef een slechte leraar een prachtig canonboek, en zijn lessen zullen maar matig opleuken. Geef een goede leraar een slecht boek, en er zal nog steeds goed onderwijs uit zijn handen komen.

        Daarbij is het manco van de canon, van elke canon, dat de elementen berusten op willekeur, al is het de populaire willekeur van de elite. Ook zijn elementen maar tijdelijk canongeniek, zoals mijn laatste voorbeeld misschien toont.

        Ja, elke leraar moet de canon kennen. Maar hoe hij die in zijn eigen onderwijs tot bloei brengt, en hoe hij die aanvult met nieuwe, levende elementen, dat laat ik graag aan die leraar over. Dan mag een goede leraar van mij best ‘zijn eigen ding doen’.

        • De leraar staat er nu teveel alleen voor
          Dat is wat ik bedoel, beste couzijn. Je somt een aantal reuz(inn)ennamen op die het stokje heel goed zouden kunnen overnemen van mijn canonvoorbeelden. Ja, raad je de koekoek. Dan breng je wel wat mee, met een Etty Hillesum, een Theo(a?) Beckman en een Tonke Dragt. Als iemand heel hard roept dat hij een punt heeft, en hij heeft dat punt inderdaad, dan kan je kiezen tussen reageren op dat harde roepen of reageren op dat punt. Jij doet het eerste, ik het laatste.

          Niemand dwingt de leraar de gekozen canonvensters voorrang te geven boven andere canonieke onderwerpen. Wat bedoeld is volgens mij – met de term ‘venster’ – is dat het goed en belangrijk is canonieke zaken te behandelen op de eerste plaats, en pas op de tweede plaats daarvoor een mogelijke inpassing te zoeken in “de” canon.

          Daarmee kom ik op die leraar die er niet teveel alleen voor zou moeten staan. Als je vanuit een eigen visie Etty Hillesum behandelt i.p.v. Anne Frank, dan ben je a. heel goed bezig, want sterk individueel gemotiveerd, b. met het jezelf ook moeilijker te maken dan strikt nodig is en c. je klas een kans te ontnemen zijn ervaringen te delen met anderen die Anne Frank wél gekregen hebben.

          Het is een ingeroeste fabel in het onderwijs dat canonieke onderwerpen, teksten, thema’s het de leraar moeilijk zouden maken om oorspronkelijk en inventief te zijn. Naast canonieke onderwerpen zijn er wel honderd variabelen van belang in een les of in een aanpak. Mag ik daar wat over doorzeuren? Ik heb een diepteonderzoek gedaan in de onderwijsgeschiedenis naar – de kritiek op – canonieke (narratieve) teksten. Juist vanuit de overtuiging dat de leraar niet teveel alleen zou moeten staan als het om de leerstofinhoud gaat, en dat de leerling gebaat is bij gedeelde (narratieve) kennis. Ik geloof daar heilig in en ga dat eigenlijk alleen maar meer doen naarmate de ‘vooruitgang’ mensen uit elkaar speelt en individualiseert. Ik plak hierboven een PS aan mijn verhaal, okay?

          • Beste Guido,
            Vind je het een

            Beste Guido,

            Vind je het een goede zaak wanneer goed opgeleide leraren en schrijvers van lesboeken voor geschiedenis zelf beslissen hoe ze wel of niet gebruik maken van die canon?
            Ik vind die canon een mooie vinding. Niet omdat het eventueel als didactisch hulpmiddel gebruikt kan worden, leraren moeten voldoende goed zijn opgeleid dat ze dat niet nodig hebben.
            Het mooie van die canon vind ik dat de leerling in de klas eens naar die poster kijkt en zelf wat opzoekt, dat de generaties die slecht geschiedenisonderwijs hebben gehad via die canon een hulpmiddel hebben om zichzelf eens te verdiepen in onze geschiedenis.
            Het belangrijkste is dat de leraren goed genoeg zijn geschoold en dat de leraren in staat worden gesteld om goed les te geven. Dan zal de geschiedenisleraar heus wel o.a. de Romeinen, Egypte, de Gouden Eeuw, de boekdrukkunst, de beeldenstorm, de kolonisatie, de wereldoorlogen en de Sowjetunie behandelen.

          • Helemaal mee eens
            De canon kan niet een rol claimen nu eens eventjes de geschiedenisdocent te leren wat hij/zij moet doceren, helemaal mee eens, Bart. Ik heb dat standpunt van de commissie zelfs al ergens een belediging voor de docent genoemd. Mij gaat het om het basisonderwijs, waar veel meer algemeen vormende kennis aan de orde is en minder specifieke vakkennis. Daar lijkt mij een aangeboden canon heel goed op zijn plaats. In het VO kom je hem dan verder tegen in de methode enzovoort, veel minder alszodanig.

Reacties zijn gesloten.