Discipline en de band tussen leraar en leerling: een reactie op minister Plasterk

Minister Plasterk deed laatst de uitspraak dat er meer discipline op school gewenst was. En ik kan dat helemaal met hem eens zijn. Ik denk dat een klas waar chaos heerst, waar gerotzooid wordt, om het zo maar te zeggen, dat daar geen gezonde werksfeer hangt en dat dat de resultaten vakinhoudelijk en ook pedagogisch niet ten goede zal komen.

Toch proef ik uit de manier waarop Plasterk het formuleert, de ‘Nieuwe Discipline’, dat de nadruk wat eenzijdig op discipline ligt. Ik pleit met hem voor een gezonde werkhouding in de klas. Voor een prettige, doch zeer duidelijke sfeer waarin ook resultaten mogelijk zijn. De vraag is alleen: hoe bereik je die sfeer?

Daarover heb ik vanmorgen heb ik iets boeiends meegemaakt. Ik had vanmorgen een klas die ik één uur in de week lesgeef, godsdienst-levensbeschouwing. En ze zeiden me nu, het derde lesuur, de derde week: “Meneer Banning, wij dachten dat het bij u, ja, eigenlijk net zo’n puinhoop zou worden als vorig jaar”. Want ze vertelden me dat het vorig jaar bij een hele lieve, brave collega, die inmiddels niet meer op onze school werkt, echt een puinhoop was. Huiswerk werd niet gemaakt, in de klas meer gepraat, gekletst en gerommeld dan opgelet, er werd niet uitgelegd. Resultaat nul-komma-nul.

Ik ben aan de ene kant gewend om ze wat vrijheid te geven. Maar tegelijkertijd wil ik ze ook uitdagen, ik zou bijna zeggen verleiden, om hard te werken. Om intensief mee te denken, om dieper op dingen door te gaan en dat goed uit te werken. Samen, individueel, in wisselwerking met mij. En ze vertelden me nu eigenlijk spontaan: “Meneer Banning…”. Ze stonden er zelf van te kijken dat ze het huiswerk gemaakt hadden. En dat ze in de klas zo goed opletten. Daar kom ik bij iets wat naar mijn overtuiging heel belangrijk is voor het onderwijs.

Ik hou niet van het woord discipline, als ik heel eerlijk moet zijn. Dat doet me zo denken aan tucht, aan Ordnung soll sein. Nee, het gaat om een gezonde werksfeer. Waarin hard gewerkt kan worden. Ik denk dat Plasterk dat wel met me eens is. Maar hoe bereik je die? Ik denk dat je die bereikt door als docent natuurlijk duidelijk te zijn. Duidelijk in de lesstof en de vaardigheden die je van de klas vraagt. Daarnaast denk ik dat het heel belangrijk is dat je met de klas een band opbouwt. En dat is met iedere klas anders, anders gekleurd, er zitten andere individuen in. Iedere klas heeft zoals iemand het zei een eigen ziel ( ), maar daar moet je contact mee zien te maken. En bij de ene klas vraagt dat meer sturing, bij de andere juist minder sturing. En door dat contact met die klas te maken, met al die verschillende individuen in die klas, en tegelijkertijd duidelijk te zijn in wat je vraagt en wat je wilt, is het mijn ervaring dat er een hele diepe vorm van verbondenheid ontstaat. Die leerlingen heel erg waarderen en die een hele diepe motivatie bij je oproept.

Om die vraag nog wat verder uit te diepen, heb ik me verdiept in de psycholoog Jung. Ik had daar vroeger al het nodige over gelezen, maar in verband met deze kwestie heb ik het er nog eens op nageslagen. Hij maakt de vergelijking met de patiënt-arts-verhouding. Een heel belangrijke verhouding, waarbij zowel de relatie belangrijk is; daar zal tegenwoordig iedereen het over eens zijn. Het is niet meer de geneesheer die op zijn ivoren toren zit, die alles beter weet en de patiënt die lijdzaam ondergaat en maar braaf de pillen slikt die de dokter geeft. Nee, een goede dokter weet tegenwoordig, en ik vond het in een boek over medische communicatie terug, dat je als arts zowel professioneel deskundig moet zijn, uiteraard, maar tegelijkertijd ook in staat moet zijn een goede relatie aan te gaan met de cliënt, laat ik het liever noemen. En het schijnt zelfs dat een chirurg die ook een goed contact onderhoudt met zijn patiënten, dat die wonden beter genezen wanneer er een goede sfeer is, een goede wisselwerking is. Het is natuurlijk allemaal energie wat over en weer gaat, hoe ongrijpbaar dat ook is. Wij zijn psychische wezens, en wij willen als mens ook erkend worden. En ons lichaam is niet los van het psychische. Het is geen zielloos lichaam. Door dus een goede relatie te hebben, wordt ook de psyche van de cliënt, de patiënt positief bevestigt. Dat maakt kracht los.

Daar kun je nog een stap dieper in gaan. Jung zegt dat er in de arts-patiënt-verhouding een archetype ligt. In de loop der miljoenen jaren van de menselijke ontwikkeling en ook al vanuit de dierenwereld daarvoor, als theoloog hang ik dus een zekere vorm van evolutionair denken aan, zijn er bepaalde grondpatronen gegroeid. En voor een arts is dat dat een arts ook zelf patiënt kan zijn. En hij moet daarmee leren omgaan. Hij moet dus zowel professioneel zijn, als ook zelf patiënt kunnen zijn. En dat niet verdringen. Op het moment dat de arts zijn patiënt-zijn verdringt, zijn mogelijke ziek-zijn verdringt, op dat moment projecteert hij dat aspect van zijn persoonlijkheid op de zieke. Die hij daarmee degradeert tot een object, tot de louter zieke. En verwaarloost hij de innerlijke geneeskracht in de zieke aan te spreken.

Dat kun je transponeren naar het onderwijs. Een leraar is niet alleen leraar, professioneel leraar, dat mag je toch hopen. Maar hij dient ook de innerlijke leerling in zichzelf te voeden, te laten groeien, te ontwikkelen, te erkennen. Die innerlijke leraar zit ook in de leerling. Die leerling heeft ook twee polen. Aan de ene kant is hij leerling, aan de andere kant heeft hij, wat men noemt, de innerlijke leraar. Een leraar dient een leerling behulpzaam te zijn bij het zelflerend vermogen van de leerling. Als een leraar dat zelf beleeft, en daarom blijf ik studeren en pak ik steeds weer nieuwe dingen op, activeer je dat archetype in jezelf en dat zijn diep psychisch geladen zaken. En dat maakt dus een enorme kracht los en op die manier kun je ook die kracht wekken in de leerling. Die daardoor ook enthousiast raakt. En die daardoor beseft dat leren niet alleen iets is wat moet, maar iets is wat levenslust en kracht geeft. Als je dat gaat delen met elkaar, dan komt de discipline vanzelf. Beter gezegd: die is dan niet eens meer nodig.

Bill Banning – theoloog en onderwijsdier

Reacties van betreffende leerlingen:

Goede Band
Dominique van Kuik – 12 okt. 2009, 20:03
Ik krijg zelf les van B. Banning, en met trots kan ik zeggen dat hij een grote inspiratiebron is voor mij. Ik vind dit een geweldig filmpje en deel hierin zijn mening over de band tussen docent en leerling. Nu ik erbij nadenk, merk ik ook dat ik het helemaal niet erg vind (het als een verplichting voel) om hard te werken tijdens B.Banning zijn lessen. Goed gedaan!

Trots!
Lusan van den Hooven – 8 okt. 2009, 15:10
Ik ben trots op mijn lb leraar;)
Dat hij zo denkt over iets, en het ook precies zo kan vertellen in de lessen..
De onrust van vorig jaar zal nu niet meer voorkomen en dat huiswerk, sta ik ook al niet meer versteld van;)

De band
Babette de wit – 2 okt. 2009, 11:33
Ik zelf vind het ook heel erg belangrijk dat er een band tussen de leraar en het kind is.
Ik wil zelf ook geen ruzie met leraren

De Band
Deborah – 2 okt. 2009, 11:30
Ik vind ook, dat je een band maakt met de leerlingen.

Over Banning 4 Artikelen
Al 25 jaar mag ik fulltime in het VO werken als docent levensbeschouwing (met sterke filosofische poot). Daarnaast werk ik als levensbeschouwelijk adviseur en gastdocent (verhalenverteller vooral) in het PO. In 2015 mocht ik promoveren op een onderzoek naar de rol van roeping binnen de professionaliteit van leraren PO en VO. Meer filosofisch gezegd, het was een onderzoek naar de verhouding tussen de instrumentele benadering en een meer op betekenisgeving en relaties gericht paradigma binnen het onderwijs. Titel: Leraren, wat boeit jullie? Theoretisch en empirisch onderzoek naar de rol van roeping binnen de professionaliteit van leraren (Antwerpen-Apeldoonn: GARANT).