Kenniscafe over realistisch rekenen

Kenniscafe is een initiatief van De Balie, De Volkskrant, NEMO en de KNAW. Nummer 17 gaat op 19 oktober over het rekenonderwijs. De twee gasten die genoemd worden in de aankondiging op de website zijn Kees Buijs en Jan de Lange, beide prominent aanhanger van realistisch rekenen.

UPDATE: het kenniscafe is vanavond (19 oktober 2009) en is te volgen via de website van De Balie. Er staan inmiddels meer namen van gasten op de website van De Balie.

  • Marthe Straatemeier; promovendus aan de UvA en van website de rekentuin.
  • Peter Ale van de PABO van de HvA. Hij heeft zich in het blad van de HvA uitgesproken als een voorstander van realistisch rekenen.
  • Drie leerkrachten van de derde daltonschool.
  • Een leekracht van basisschool De Kleine Reus. Op hun site staat

    Voor rekenen werken we met Pluspunt: een moderne realistische rekenmethode. Dit houdt in dat de verschillende algoritmes in een betekenisvolle context worden aangeboden en dat kinderen verschillende oplossingsstrategieën leren.

    In de nieuwsbrieven en notulen op de website van deze school staan nog wat dingen over realistisch rekenen, maar het is mij daaruit alleen duidelijk dat er op deze school enige discussie is over realistisch rekenen.

  • 18 Reacties

    1. Inzake conclusies
      Lees nu toch eens die eerste zin op de site van café nr. 17 (pardon, #17):
      Op bijna een kwart van de basisscholen rekenen kinderen minder goed, concludeerde de Onderwijsinspectie.
      Minder goed dan wie? Minder goed dan wanneer of welk niveau? Of bedoelen ze niet goed? Maar volgens welke criteria dan? Wat is dat voor een vage conclusie? Zoals het er nu staat is het helemaal geen conclusie.
      Hallo, onderwijsinspectie en kenniscafé hekje zeventien! Het gaat hier over rekenen, een zeer precies werkje. Moeten we dan in onze inleiding niet wat duidelijker zijn?
      Goed Bernard, zeg jij dan maar hoe het moet als je het zo goed weet. Welnu: doe een uitspraak als: ‘op de helft van de basisscholen kunnen de kinderen aan het eind van groep 8 geen twee breuken met elkaar vermenigvuldigen, laat staan ze door elkaar delen. Of: op een derde van de basisscholen kunnen de leerlingen de som (18,80 – 18 ) / 80 niet zonder rekenmachine uitrekenen (en waarschijnlijk met rekenmachine ook niet); zie de Trouw. Dat zijn uitspraken waaraan men enig houvast heeft. Maar dat soort uitspraken doen ze niet, waarschijnlijk omdat ze het gewoon niet weten. Wat de onderwijsinspectie bedoelt met ‘minder goed rekenen’ is echter een volkomen slag in het duister.

      • Minder goed
        In de eerste alinea op de genoemde site staat dat op bijna een kwart van de basisscholen leerlingen minder goed rekenen.
        Iets verderop staat dat 25% van de scholen onvoldoende presteert op het gebied van rekenen.

        Conclusies:
        1. “minder goed” is hetzelfde als “onvoldoende”.
        2. “25%” is hetzelfde als “bijna een kwart”.

        De opsteller van het bericht zal ook wel realistisch en schattend hebben leren “rekenen”.

        • ongeveer 25 %
          Ik denk dat die percentages uit dit verhaal komen van de site van een uitgeverij die daar allerlei feiten heeft staan die de mening van BON bestrijden. Het lijkt heel wat, maar wat staat er nu?
          Ik citeer een deel hieruit:

          Indeling van scholen in drie categorieën
          In september 2008 is het inspectierapport over het rekenonderwijs verschenen. De inspectie heeft de scholen vergeleken op basis van de resultaten op de Cito-eindtoets rekenen. Daarbij zijn de scholen ingedeeld in 7 groepen, op basis van het aantal leerlingen met een extra gewicht.
          Binnen elke groep zijn drie categorieën gemaakt: de rekenzwakke scholen (23%), de gemiddelde scholen (50%) en de rekensterke scholen (27%).

          Onterechte aandacht media
          In de media is veel aandacht voor die 23%. Dat is volstrekt onterecht: hoe goed de resultaten op scholen ook zijn, je kunt altijd een zwakste groep aanwijzen. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook: hoe slecht de resultaten ook zijn, er is altijd een sterkste groep. Het gaat hier om puur relatieve vergelijking. Globaal kun je zeggen dat de scholen op basis van hun prestaties in drie groepen zijn verdeeld: de middengroep is ca 50%, de onder- en de bovengroep zijn ieder ongeveer 25%.

          Aldus volgens de site van de uitgeverij, die er werk van maakt om de mening van BON te bestrijden. En dat is toch goed, want dan wordt er ten minste nagedacht. En er is tenminste discussie en dat is nooit weg.

          • Het is maar welke bril je opzet
            Je commentaar snijdt hout: in elke populatie zijn er groepen aan te wijzen die ‘lager’, ‘gemiddeld’ en ‘hoger’ scoren. In de populatie Nederlanders zijn er ook ‘relatief kleine Nederlanders’, ‘relatief grote Nederlanders’ en ‘Nederlanders met een relatief normale lengte’.

            Mijn vraag is op basis waarvan hier gekozen is voor grenzen van 23%, 50% en 27%. Het lijkt me een arbitraire indeling, die ook 30%, 40% en 30% had kunnen luiden.

            Of 33%, 33%, 33%.

            Of 40%, 20%, 40%.

            Of 10%, 80%, 10%.

            Dat die grens arbitrair is, maakt haar nog niet onbelangrijk. Immers, effectieve interventies zullen de verdeling van beheersingsscores op uiteenlopende manieren beïnvloeden: sommige interventies zijn gericht op zwakkere leerlingen, andere op hoogbegaafde, weer andere op middengroepen. Of dat zichtbaar wordt in de genoemde percentages is o.a. afhankelijk van waar je de grenzen stelt. Bij een verdeling van 40-20-40 zul je bijvoorbeeld weinig effect zien van een interventie die gericht is op de rekenzwakke leerlingen of juist de rekenbegaafden.

      • 100% realistisch(er)
        25% is buitengewoon optimistisch.
        Het zou mij niets verbazen als op bijna 100% van de basisscholen het rekenonderwijs minder goed is. Namelijk minder goed dan pakweg 40 jaar geleden, toen de verloedering van het onderwijs in het algemeen en van het rekenonderwijs in het bijzonder is begonnen.

        • sinds de mammoet wet
          Sinds de mammoet wet, sinds het verdwijnen van MULO, MMS, HBS. Sinds de meerkeuze examens, sinds de vakkenpakketten. Sinds het afschaffen van de KLOS.
          Die tijd bedoel je toch?

    2. Kenniscafe
      Het kenniscafe is inmiddels afgelopen. Alle panelleden waren voorstander van realistisch rekenonderwijs. Gelukkig kwam uit het publiek weerwoord (o.a. van 2 BONners). En gelukkig werd uit het publiek opgemerkt dat de CITO toets niets aan breuken doet. Maar helaas kwam er weer het voorstel om rekenen met pen en papier maar helemaal af te schaffen omdat we nu toch rekenmachines hebben.

      • afschaffen pen en papier
        Voorstanders van de realistische rekenmethoden willen pen en papier bij rekenen afschaffen? Om zodoende leerlingen te kweken die een rekenmachine nodig hebben om zich te redden in realistische situaties? Of willen ze ivm milieu terug naar de lei? Volgend jaar komt er de nieuwe generatie rekenmethoden in het basisonderwijs: evenwichtig rekenen wordt het genoemd door een bepaalde uitgeverij. In elk geval is de staartdeling weer terug: hoezo rekenmachine? En het cijferen weer terug. Dit voorstel lijkt me dus niet erg handig.

        • Re: afschaffen pen en papier
          Het idee van de mensen die dit voorstellen is dat je ofwel schattend rekenend (Je wilt 3 dingen kopen van 1,30 en 2 van 2,65, je hebt een tientje; is dat genoeg?) ofwel een rekenmachine gebruikt (hoeveel is 35684 plus 40242?). Dit dus in plaats van dat je deze getallen onder elkaar schrijft en per kolom van rechts naar links (met onthouden) optelt. Dat laatste noemen ze met pen en papier rekenen.

          • @mark
            Steeds meer bekruipt mij het gevoel dat BON heel veel bereikt en dat het kamp het nieuwe leren diepe schade sporen in breins hebben achtergelaten…….cq nog laten………..en wel omdat het onderwijs veel volgzame mensen kent en veel mensen die de confrontatie schuwen.

    3. inspectierapport de kleine reus
      De leerkracht van de Kleine Reus beweerde dat deze school de leerlingen goed aflevert aan het eind van groep 8. De Onderwijsinspectie beoordeelt de volgende onderdelen echter als onvoldoende:

      1.2 De school evalueert jaarlijks systematisch de kwaliteit van
      haar opbrengsten.
      1.4 De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten.
      3.5 De leerinhouden in de verschillende leerjaren sluiten op elkaar
      aan.
      7.3 De leraren stemmen de instructie en verwerking af op de
      verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
      8.3 De leerlingen hebben verantwoordelijkheid voor de
      organisatie van hun eigen leerproces die past bij hun
      ontwikkelingsniveau.
      10.1 De school gebruikt een samenhangend systeem van
      instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en
      de ontwikkeling van de leerlingen.
      11.3 De school voert de zorg planmatig uit.

      • Van en voor bureaucraten
        Als ik het bovenstaande nog eens doorlees vraag ik me af of een club, die zoiets produceert, geschikt is voor andere dingen dan het in mappen opbergen van papieren. Wat heeft dit nog te maken met lezen, schrijven en rekenen? U las hier zojuist de grondwet van Bureaucratistan.

      • Voorbeelden….?
        Misschien, leraren op het forum, kunnen jullie mij helpen om me voor te stellen wat er concreet en precies bedoeld wordt. Bijvoorbeeld bij 7.3: hoe stem je de instructie af op de verschillen (in ontwikkeling) tussen de leerlingen.

        Andere leuke vraag: waaruit blijkt dat leerlingen vernatwoordelijk zijn voor hun eigenleerproces en hoe kun je dat in overeenstemming brengenmet 7.3.

        Ikke niet snapnie, echnie!

        • Veel geschreeuw, weinig wol (het lijkt wel onderwijs)
          Dat mogen hopelijk ook kleine, nogal voor de hand liggende voorbeelden zijn?

          Wat punt 7.3 betreft, toen ik lesgaf aan een betrekkelijk zwarte vwo-school, waren er in elke klas betrekkelijk grote verschillen in woordenschat tussen de kinderen. Daar leerde ik rekening mee houden door bij het gebruik van bepaalde ‘moeilijke woorden’ of uitdrukkingen een parafrase in eenvoudiger Nederlands er achteraan te geven. Dat is dus iets anders dan jip-en-janneketaal, want daarin ontbreken de moeilijke woorden en bij mijn uitleg niet.

          ‘Instructie’ vind ik trouwens een modieus woord voor wat we in het Nederlands ‘uitleg’ of ‘klassengesprek’ noemen. Dus niet in de zin van zweminstructies à la ‘doe dit, doe dat, doe zus, doe zo’.

          Het punt van de ‘eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces’ kan ook iets heel simpels betekenen: niet meer huiswerkopdrachten dan een leerling qua planning *blijkt* aan te kunnen. Dus niet 30 opdrachten meegeven voor 10 lessen als een klas de hele handel blijkt uit te stellen tot de deadline, en er dan niks van terechtkomt (hier hoort u een echo van de naïviteit waarmee ooit studiewijzers zijn ingevoerd).

          Of als je een klas vraagt zich met wat schriftelijk materiaal “voor te bereiden” op een les, en ze hebben geen idee wat “voorbereiden” is, dat je hun dat dan leert in plaats van dat je het voortaan nalaat of over hun onbegrip heen walst. Je kunt ze bijvoorbeeld leren dat “voorbereiden” betekent dat ze in grote lijnen kunnen navertellen wat er in de tekst stond, en dat ze een of twee dingen noteren die ze niet goed begrepen of waar ze meer over willen weten.

          • Grappige consequenties
            Een anekdote in dit verband.
            Toen ik laatst een rector vroeg wat hij de inspecteur zou antwoorden als die op juist deze punten wees, kwam hij met een onthutsend antwoord. Hij vertelde dat hij af en toe langs de klassen liep en naar binnen keek: stond de leraar frontaal voor de klas of werd er in groepjes gewerkt? Als dat laatste toenam in de tijd, voldeed de school aan die punten.
            Mijn antwoord was dat ik juist als ik voor de klas stond veel beter kon zien wat de verschillen tussen leerlingen waren en ik gemakkelijk daarop kon inspringen. Werkten leerlingen in groepjes dan was het vaak heel moeilijk te zien waar leerlingen achter bleven.

            Onlangs moest ik iemand toespreken in het bijzijn van die rector. Ik heb toen de aanwezigen voorgesteld om in groepjes uit elkaar te gaan.

        • @Hinke
          Deze punten worden door de inspecteur subjectief beoordeeld door tijdens de gesprekken met teamleden kruisjes te zetten op een formulier.

          De criteria zelf zijn ook subjectief, wan voor meerdere uitleggen vatbaar.
          Concrete voorbeelden kan ik dus niet noemen. Ik kan me voorstellen dat je hierover met de inspecteur in gesprek gaat en beargumenteert waarom je bepaalde keuzes maakt in je onderwijs. Hopelijk baseert de inspecteur zich dan ook op beschikaar onderzoek en niet op een onbewezen onderwijsfilosofie met veel zelfstandig werken op veel verschillende niveaus.

          • Grapje toch?
            Dat kan toch niet waar zijn onderwijsgek! Gaat het echt op die manier? Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat de kwaliteit van onderwijs op die manier namens de belastingbetalers gecontroleerd wordt?

            In mijn sector hebben we alleen administratieve controle (althans dat idee heb ik) en dat is ook niet geweldig, maar dit slaat alles.

            Zo gauw mogelijk terug naar meetbare resultaten alstublieft.

    Reacties zijn gesloten.