brutaal mens

Brutaal mens

Volgens een enquête van het maandblad J/M vindt een ruime meerderheid van de ouders dat scholen strenger moeten zijn, zowel op het punt van gedragsregels als ten aanzien van de kennisoverdracht.
De ouders zijn het dus eens met de opvattingen van verenigingen als de Vrienden van het Gymnasium en Beter Onderwijs Nederland. Zij houden er andere ideeën op na dan de onderwijskundigen, de meeste politieke partijen, de bewindslieden en de bestuurders . Maar wat bedoelen we dan met ‘de scholen’? Als je individuele leraren zou ondervragen zou wellicht blijken dat zeer velen van hen óók willen dat hun school strenger is . Maar leraren afzonderlijk hebben tegenwoordig weinig in te brengen. De schoolleiding wil vooral ‘productie maken’ en rust in de tent. Een school die voor het eindexamen minder goede resultaten boekt komt meteen negatief in het nieuws.
Slechts weinig leraren zien kans zich te verzetten tegen het schoolbeleid. Zo kan een klimaat ontstaan waarin normaal gevonden wordt wat niet normaal is: enorm tijdverlies door te laat komende en zeurende leerlingen, klassen die gegijzeld worden door een of meer dwarsliggers, normen die bijgesteld worden en nog eens bijgesteld, leerlingen die na 12 jaar onderwijs niet behoorlijk kunnen lezen, schrijven en rekenen. Maar toch, de meeste leraren werken liever op een ‘strenge’ school dan dat ze voortdurend moeten marchanderen met hun principes. Het is geen prettig bestaan als je jezelf niet kunt zijn in je beroep.
Hoe dan ook, het is voor scholen sowieso erg moeilijk de leraren te vormen tot een collectief met ongeveer dezelfde normen en waarden omdat er zoveel parttimers zijn en omdat het verloop erg groot is.
Het is eigenlijk een wonder dat de scholen in de enquête van de ouders nog een ruime voldoende krijgen ( in cijfers uitgedrukt 6,7 voor de basisschool en 6,5 voor de middelbare school). Het is daarom van een ongehoorde brutaliteit – of verregaande onnozelheid – dat staatssecretaris van Bijsterveldt daarover zegt: ‘Het had een 8 moeten zijn.’
Als aan de leraren wordt gevraagd wat zíj voor een cijfer krijgt is dat zeker geen voldoende, maar dat terzijde: hoe kan iemand die, met haar partij, verantwoordelijk is èn voor de devaluatie van het leraarsberoep – het beleid van Deetman, nimmer teruggedraaid – en voor de machtsuitbreiding van schoolbesturen en managers – mogelijk gemaakt en gestimuleerd door minister v.d. Hoeven – hoe kan zo iemand zich aanmatigen iets te zeggen over leraren die mede door haar toedoen een kopje kleiner zijn gemaakt?
Zolang op deze manier, in feite routineus, de leraren de schuld krijgen , valt er niet veel verbetering te wachten.

Cornelis Verhage

10 Reacties

  1. Geen productieverlies
    In het verhaal van Cornelis Vehage lijken zich inconsequenties te bevinden. Ondanks “enorm tijdverlies door te laat komende en zeurende leerlingen, klassen die gegijzeld worden door een of meer dwarsliggers, normen die bijgesteld worden en nog eens bijgesteld worden” komt de school niet “negatief in het nieuws” doordat zij voor het eindexamen minder goede resultaten boekt en “is er rust in de tent” Goed, de directies zitten en staan waarschijnlijk ver genoeg van de troubelen in de schoollokalen af om te kunnen vinden dat er “rust in de tent” is. Maar in het verhaal lijkt het zo dat zo lang de leraren in ongedisciplineerde klassen met lange tanden les geven de eindexamenresultaten redelijk zijn en zodra de directie aan de wensen van de leraren gaat toegeven die resultaten minder worden en er dus “minder productie gedraaid wordt”. Ik denk dat lezers van de BON-site op dit punt graag wat meer uitleg zouden willen hebben.
    Seger Weehuizen

    • remplaçerend
      Cornelis Verhage heeft zijn bewering dat de leidinggevenden in de moderne scholen denken dat de eindexamenresultaten afnemen als zij hun school ouderwets maken nog niet verder toegelicht. Daarom wil ik dat graag bij dezen proberen te doen.
      Bekend is dat er scholen zijn die de resultaten van de eindexamens hebben opgecricked door de schoolexamens heel gemakkelijk te maken. Deze weg is nu slechter begaanbaar gemaakt. Hoewel het CITO dat bestrijd worden bij een vak de opgaven van het Centraal Schriftelijk deel van het eindexamen in de loop der jaren vergemakkelijkt. Bovendien zijn de caesuren op het CSE zodanig dat elk jaar de landelijke resultaten dezelfde uitkomst(en) krijgen en de beoordelingen op het CSE zijn daardoor steeds soepeler geworden. Dit alles verklaard wel waarom scholen waarop slecht les gegeven wordt toch goede resultaten hebben maar niet waarom betere lessen niet spectaculair tot betere resultaten op het CSE leiden. Ik denk dat dat te maken heeft met de (steeds geringer wordende) hoeveelheid eindexamenstof. Als aan een leraar drie keer zo veel tijd voor overdracht ter beschikking staat als bij efficiënt lesgeven noodzakelijk is treed bij efficiënt lesgeven de wet van het afnemende grensnut op. Nog meer sleutelen aan begripsvorming levert weinig op en de intelligentie van een leerling wordt een betere aanwijzer voor de te verwachten resultaten op het eindexamen dan de kwaliteit van de docent en/of de gebruikte didactiek. (Uitgekiende examentrainingen die er op gericht zijn om de kandidaat met de riemen die hij heeft zo ver mogelijk te laten komen blijken wel zeer efficiënt te kunnen zijn). Als de overheid hogere eisen zou stellen wat betreft de hoeveelheid leerstof en de diepgang van de eindexamenopgaven zou ouderwets onderwijs wel degelijk tot verbetering van de eindexamenresultaten leiden.
      Seger Weehuizen

      • Hoeveelheid eindexamenstof
        Ik zat op een school die gedurende de eerste 3 jaar een ‘middenschool’ had. Niets geleerd in die 3 jaar. Dat wisten de bovenbouwdocenten ook…. Was geen probleem, de laatste 3 jaar bleek ruim voldoende om alle VWO stof goed te behandelen. Ook toen al (eindexamen 1997) was er dus een veel te kleine hoeveelheid eindexamenstof.

        Het gevolg is wel dat mijn kennis van de vakken waarin in geen examen heb gedaan (Frans, Duits,…) abominabel is.

        • Hoeveel examenstof, 2
          Dit verschijnsel zie je ook terug in het voorgestelde nieuwe eindexamenprogramma voor natuurkunde. Na bestudering van dat programma voor het HAVO kan je rustig zeggen dat mijn vak in de HAVO-onderbouw overbodig is geworden. Het niveau van de bovenbouw wordt zó aangepast dat je makkelijk met de eerste beginselen kunt starten. Veel verder hoef je toch niet te komen.
          Op zich is dat al reden genoeg om je op te winden. Een kwalijk bijverschijnsel daarvan is echter ook, dat het niet meer nodig wordt om een eerstegrader voor zo’n klas te zetten. Ik ben een groot voorstander van ‘boven de stof staan’, maar wanneer het eindexamen niet meer van leerlingen vergt dan dingen die vroeger in klas 3 afgehandeld werden hoef je niet te overdrijven. Zo houdt de dalende trend zichzelf in stand; is eenmaal de hele bovenbouw tweedegraadsgebied geworden (en in de praktijk zal het hier en daar ook wel neerkomen op ‘onbevoegd gebied’), dan is het niveau alleen met zeer drastische maatregelen weer terug te krijgen. Dat zie ik niet zo gauw gebeuren. Kort geleden is de laatste veteraan van de Eerste Wereldoorlog overleden. Zo voel ik mij zo langzamerhand ook.
          ‘Kom grootvader, vertel nog eens over de tijd dat ze op het HAVO bewegingsvergelijkingen gebruikten?’ ‘Ja, kind, en sommigen konden ze nog oplossen ook!’ ‘Nee, nu liegt u, opa’.

          • superVWO
            Dat de devaluatie van de HAVO en in aansluiting daarop het HBO zou voortgaan was iets waarbij ik mij al neergelegd heb. Daarom wilde ik ook wel eerstegraders voor de onderbouw VWO en vond ik eerstegraders voor de bovenbouw HAVO onzin. Dat laatste gebeurde m.i. slechts als middel om het geloof te verkondigen dat HBO en universiteit gelijkwaardig zijn. Het HBO is dan een beetje meer op de praktijk gericht maar verder zijn allebei “hoger onderwijs”. Maar de universiteiten opereren in een internationale ambiance en die zou m.i. een achteruitgang van het onderwijsniveau op de Nederlandse universiteiten snel merken. Er zullen in Nederland toch wel een paar universiteiten of afdelingen van universiteiten moeten blijven bestaan die naar internationale normen goed zijn. Maar die zijn weer afhankelijk van een instroom van studenten die met vrucht hoogwaardig VWO-onderwijs hebben gevolgd. Er mogen best 2 VWO-niveaux komen, één voor toelating tot de mindere universiteiten en één voor toelating tot universiteiten die internationaal hoog aangeschreven staan. Vanuit deze zienswijze heb ik geprobeerd de TUE er van te overtuigen dat zij zelf voor zo ver het de exacte vakken betreft de opleiding van de bovenbouw VWO moet uitvoeren en wel volgens haar eigen normen. De afdeling van de TUE die de contacten met de scholen verzorgt heeft deze gedachte nog niet verworpen.
            Seger Weehuizen

    • Wat staat me hierin nu zo vreselijk tegen?
      Mijn eerste reactie toen ik dit las was een zekere onpasselijkheid. Wéér een nieuw project met een knullige naam, voor de bühne enzo. Toen betrapte ik me er op dat ik het wel degelijk noodzakelijk vind dat basisschoolleerlingen in contact komen met wetenschap en techniek, zoals ik vroeger als klein jongetje een paar keer in het Evoluon ben geweest. Prachtig, magisch, een robot roeibootje en de beeldtelefoon, ik herinner het me nog als gisteren, maar het was 40 jaar geleden. Om iets van die magie in het basisonderwijs te brengen lijkt me een goed idee.

      Maar toch.. van een wetenschapsknooppunt, geopend door de staatssecretaresse en andere bobo’s, ik word er niet warm van, sterker nog, ik heb er afkeer van. De reden is dat het een exponent is van het bestuursmodel waar we in Nederland mee opgescheept zitten. Zo af en toe worden er doelen of problemen beschreven en dan ontstaat er een nieuwe loot aan de projecten-, organisaties-, convenanten- en samenwerkingsovereenkomstenboom. Er wordt een bestuurlijke entiteit gecreëerd compleet met formatie en papierwinkel en dat heeft niet alleen een verstikkende uitwerking op (in dit geval) het onderwijs, maar zorgt er ook nog eens voor dat zaken die vroeger gewoon door de meester werden gerealiseerd, nu niet meer door diezelfde meester behoeven te worden opgepakt. Het staat simpelweg in de jaarplanning en de wetenschapsknooppuntcoördinator van het schoolbestuur heeft hierover al een paar keer gecommuniceerd, naar de leerkrachten toe, maar natuurlijk ook naar de ouders. De leerlingen krijgen waarschijnlijk een mooi pamflet met coole teksten en kleuren en de school zal niet nalaten een PowerPoint hierover op zijn website te plaatsen. En natuurlijk spreekt de wetenschapknooppunten coordinator en manager vanaf nu mee in het techniek oveleg en de kenniswinkels die ieder jaar een evaluatierapportage moeten schrijven van de realisatie van het plan van aanpak.

      Om iets eenvoudigs te realiseren, een verhaal over de magie van de wetenschap, iets wat vroeger door de meester werd gedaan, is nu een bestuursorganisatie-ding in de plaats gekomen. En de docent hoeft er niets meer van te weten, als zij maar leuk met de kinderen kan omgaan.
      In plaats van één zelfstandige en vakbekwame leerkracht hebben we nu 20 extra bestuurders en coördinatoren. Efficiënt, heet dat.

      • Nog meer efficiëntie
        Die ene leerkracht kon dat uitje bovendien inpassen in zijn eigen lesplanning, zodat het zo min mogelijk ongemak veroorzaakte. Nu wordt die planning voor hem door anderen gemaakt, zoals mij regelmatig overkomt, meestal met maximale lesuitval.

      • Evoluon en Nemo
        Er is al zoiets, ook door OC&W zelf mede-gefinancierd. Namelijk: kennislink
        www.kennislink.nl
        “Kennislink wordt in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitgevoerd door Stichting Nationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie. Kennislink maakt wetenschappelijke informatie toegankelijk voor een breed publiek. Vooral middelbare scholieren en studenten behoren tot de doelgroep.”

        Kennislink is dus een onderdeel van het NCWT, de moedermaatschappij van Science Center Nemo:
        www.ncwt.nl/

        En Nemo zie ik zelf een beetje als de opvolger van ’t Evoluon.

        Het verschil dat ik constateer is dat dat ‘knooppunt’ vooral naar de scholen toe gaat en vooral voor het PO is bedoeld.
        Maar waarom kan dat dan niet onder die al bestaande koepel?

    • Bericht in De Gelderlander
      Ik had het in een aparte posting geplaatst, maar hier is dit verhaal beter op zijn plaats.

      Te lezen in De Gelderlander van 25 augustus j.l.: ‘Universiteit’ voor talentvolle kinderen.

      Een paar citaten:
      “Als eerste in het land gaat de Nijmeegse universiteit leerlingen en leerkrachten van de regionale basisscholen, jonge onderzoekers van de Radboud en pabo-studenten bij elkaar brengen om gezamenlijk met onderzoek en wetenschap aan de gang te gaan. Het knooppunt richt zich exclusief op kinderen van 6 tot 12 jaar en wil ze onder begeleiding van jonge wetenschappers aanzetten tot experimenterend en onderzoekend leren. Het is ook de bedoeling dat jonge wetenschappers samen met docenten uit het basisonderwijs en pabostudenten nieuw lesmateriaal voor kinderen op de basisschool ontwikkelen. Wetenschappers leren op die manier hun onderzoek en vakgebied toegankelijk en begrijpelijk te maken. De basisscholen kunnen zelfs desgewenst een jonge onderzoeker van de universiteit ‘adopteren’. “

      “Experimenterend en onderzoekend leren”, waar kennen we dat van?

      “Het wetenschappelijk knooppunt is, zegt Figdor, mede geboren uit ongerustheid over de stand van zaken in het basisonderwijs en de lerarenopleidingen. ” Er is overal te weinig uitdaging en te weinig wetenschap. Met dat laatste bedoel ik onderwijs over de wereld om ons heen. Het onderzoekend leren moet een impuls krijgen. In simpele vakken als rekenen en taal kun je ontzettend veel wetenschap stoppen.” “

      Dat er ’te weinig uitdaging’ is, is congruent met de waarneming dat onderwijs vooral ‘leuk’ moet zijn. Maar of dit nou de oplossing is voor slimme kindertjes?

Reacties zijn gesloten.