Klein bewijsje

Het is zo langzamerhand ten overvloede maar toch even dit: in diverse Wegener-krant stond vorige week een interview met de scheidende hoofdredacteur van de pagina Achterwerk van de VPRO-gids. Vijftien jaar lang heeft zij brieven en mails van “de jeugd” voorbij zien komen. En die onvermijdelijke vraag zat er ook in:

U moet ontwikkeling in het taalvermogen hebben kunnen vaststellen.
“Nou! Het vermogen te spellen, te formuleren, is achteruit gehóld.”

Waarvan akte.

22 Reacties

  1. Inzake kleine bewijsjes
    Wie zich regelmatig beweegt in de MSN en Hyves wereld (ik overigens niet) moet dat toch ook kunnen vaststellen. Er wordt wel eens beweerd dat het abominabele taalgebruik iets te maken heeft met de snelheid van het medium, maar dat lijkt me onjuist. Ten eerste zie ik datzelfde taalgebruik terug in proefwerken en verslagen, en ten tweede zijn er nog steeds veel verkeersdeelnemers op de digitale snelweg die zich wèl zorgvuldig uitdrukken.
    Volwassenen zouden hier wel enige invloed kunnen uitoefenen door niet meer bij alles vertederd te lachen en het kindergedrag te imiteren (Onlangs zag ik bij een speeltuin een groot opschrift ‘alleen 4 kids’ . Niet leuk, niet origineel en niet behulpzaam).

  2. Groter als
    Mensen die zich bezondigen aan taalfouten hoeven misschien binnenkort niets meet te vrezen want ze krijgen steun uit wetenschappelijke hoek. Mensen als Wim Daniëls (zie hier) pleiten er openlijk voor de taalregels zo ver te versoepelen dat vormen als “groter als” worden gedoogd. Reden: Er zijn zo veel mensen die de regels niet meer kennen dat je “moet durven concluderen dat de regels niet deugen” (citaat van de radio behoudens onnauwkeurigheden, ik citeer uit het hoofd).

    Vreemd toch, niet? Op alle gebieden van menselijke activiteit, van kunst tot techniek, van sport tot wetenschap en van literatuur tot wiskunde, wordt de norm gesteld door de mensen die iets goed kunnen. Wat goede wiskunde is, bijvoorbeeld, wordt bepaald door de goede wiskundigen. Alleen op het gebied van de taal duiken er telkens weer voorstellen op de norm te laten bepalen door mensen die de taal evident niet goed beheersen!

    (En nu ik er over nadenk zijn binnen het onderwijs andere sectoren dan taal ook al geïnfecteerd met dit gedachtegoed!)

    • Wij accepteren geregeld
      Wij accepteren geregeld degeneratieverschijnselen in de taal. Voor de oude Grieken, wier stamgenoot Aristotelès de eerste stappen op het gebied van de logica zette, was een dubbele ontkenning een heftige ontkenning. Wij zeggen “jullie lezen jullie boek” en aarzelen welke zin goed is: Ïk geef hun hun boek” of ik geef hen hun boek” en weten niet of we “ik zie hen” of “ik zie hun” moeten zeggen. Ik denk dat er vroeger, net als nu nog in het Duits, het pronomen personale verschilde van het pronomen possessivum. Als veranderingen de helderheid van de taal aantasten of haar uitdrukkingsmogelijkheden verkleinen moeten we dat niet bevorderen. “De veldwachter dien de boef zag bleef zoeken”is een heldere zin maar de zin “”de veldwachter die de boef zag bleef zoeken” kan iemand gemakkelijk onbegrijpelijk voorkomen. De belangrijkste reden om je fel te verzetten tegen de voorstellen van de taalvereenvoudigers is dat zij bijna altijd ook slordig taalgebruik accepteren en popageren of, nog erger, verminderde zeggingskracht van de taal willen gebruiken om de onnozelheid van hun eigen denken te camoufleren.
      Seger Weehuizen

      • Het verdwijnen van
        Het verdwijnen van naamvallen uit het Nederlands is inderdaad een ingrijpende taalverarming geweest. Het onderscheid tussen persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord is voor vele taalgebruikers een mysterie, vooral omdat dit onderscheid in de vele afgesleten vormen die zijn ontstaan, is vervaagd: jij/jou/jouw/je, ons/ons/onze, zij/h(e/u)n/hun. Je leest vaak “jou huis” en “ik hou van jouw” en hoort vaak “ons inziens” in plaats van “onzes inziens”. Allemaal een gevolg van het afschaffen van naamvallen en het gedogen van afgesleten vormen in het geschreven Nederlands rond 1950 (toen al!).

        Dit voorbeeld illustreert twee samenhangende dingen: (1) Een knieval voor het Nederlands van de gebruikers leidt niet tot minder maar tot meer fouten, want (2) de algehele taalbeheersing daalt als gevolg van zo’n knieval. Structuren die aan de spelling ten grondslag liggen komen buiten het gezichtsveld van de gebruiker te liggen als je de spelling te zeer fonetisch laat aansluiten bij het alledaagse Nederlands.

        (Overigens is de vorm voor de derde persoon meervoud altijd ‘hen’, tenzij hij in de derde naamval staat zonder voorzetsel, in welk geval hij gelijk aan het bezittelijk voornaamwoord ‘hun’.

        Ik zie hen.
        Ik geef hun een boek.
        Ik geef een boek aan hen.
        Ik geef jou hun boek
        Ik geef hun jouw boek
        Ik geef jouw boek aan hen.
        etc…)

    • Jongens toch
      Jullie lijken hier wel erg verzuurde ’terug naar vroeger’-mannen. En dan bedoel je ook nog eens niet 50 jaar geleden, maar zelfs 100 jaar geleden. Zullen we dan ook weer photografie, phases, en mensch schrijven? Het afschaffen van de naamvallen betreuren, daar kan ik met mijn petje niet bij.

      Kom op! Ook ik vind foutjes als groter als soms jammer. Het gaat hierbij echter niet om belangrijke zaken. Hun en hen kan mij persoonlijk ook niet veel boeien. Eerlijk gezegd: ik betrap mijzelf ook wel eens om overtredingen van die regels. Dat komt ook omdat het kunstmatig ingevoerde taalregels zijn. Toch ben ik ervan overtuigd een goede moedertaalgebruiker te zijn.

      De taalverpaupering zit in fouten die slordigheid verraden en fouten die echt misverstanden kunnen oproepen. Laten we ons alsjeblieft daarop concentreren. Zinnen zonder hoofdletters en punten, uitdrukkingen als ‘verkeerd in goede staat’ enz.

      • Formuleren en spellen
        Het heeft zeker geen zin om terug te keren naar oud-hollandsch taalgebruik. Misschien is het tweede deel van het stukje dat ik aanhaalde (het vermogen om te formuleren) nog wel het grootste probleem. Goed kunnen formuleren betekent dat je je gedachten goed onder woorden kunt brengen. En dat lukt pas als je die woorden ook tot je beschikking hebt.

        • ter beschikking
          M.i. zorgt vooral het LEZEN voor een verrijking van je woordenschat en heeft ’t als bijkomend voordeel dat je veel zinsconstructies en vervoegingen ‘automatisch’ goed doet omdat je ze door dat lezen zoveel onder ogen hebt gehad.

        • Precies, dat bedoel ik
          Goed je gedachten onder woorden brengen is het voertuig om verder te kunnen denken. Daarnaast is ook de communicatie een belangrijk goed.

      • De keten
        slordig schrijven; slordig formuleren; slordig denken kun je alleen doorbreken door zorgvuldigheid in alle schakels. Het volgen van de correcte (denk-)regels maakt daar onderdeel van uit.
        Een beetje correct bestaat niet.

        • slordig
          “slordig schrijven; slordig formuleren; slordig denken”

          Een slordig voorbeeld van slordig…

          Om het denken te ondersteunen moet je zoveel mogelijk slordige taal mijden en overgaan tot abstracte denktaal.

          (wis)

      • Taalverarming
        Het verlies aan naamvallen is gewoon een taalverarming, of je die nu betreurt of niet. Van mij mag iedereen onverschillig blijven onder taalverarming of deze zelfs toejuichen, maar ik pleeg verarming in het algemeen niet toe te juichen. Laatst zag ik een tekst van KPN: “Deze (…) voorwaarden gelden vanaf (…) en kunt u vinden op (…).” Het ontgaat de meeste Nederlanders dat deze zin fout is, juist omdat de naamvallen zijn verdwenen en deze ontwikkeling zelfs is gesanctioneerd met nieuwe regels.

        Een onderscheid tussen fouten die “niet zo erg”, zijn, “een beetje erg” of “heel erg” creëert een ruimte voor ’taalzondaars’ om hun fouten te bagatelliseren. Er ontstaat een hellend vlak en voor je het weet zijn de “niet zo erge” fouten geen fouten meer, zijn de “beetje erge” “niet zo erge” geworden en de “heel erge” “een beetje erge”. Om dit te voorkomen is pietluttigheid zo gek nog niet!

        • Historie der taal
          De opmerking “Het verlies aan naamvallen is gewoon een taalverarming, ” leidt tot “??”

          Het Nederlands is een immigrantentaal met verschillende wortels (roots)
          Of is er een mooie veertiende eeuwse grammatica van onze taal ?

          (zelfs dan zal het grotendeels uit het Latijn geleend zijn)

          • Het gaat om de zeggenskracht van een taal
            Als buitenstaander denk ik dat de verkeerde discussie gevoerd wordt. Het gaat er niet om of taal verandert, het gaat er om hoe krachtig de taal is. Kun je er mee uitdrukken wat je wil en kan dat op een efficiënte manier? En het gaat om de eenduidigheid van de taal: is duidelijk wat er met woorden/zinnen bedoeld wordt. Als “ten slotte” samengaat met “tenslotte” en als “hen” samengaat met “hun”, dan verarmt de taal. Als “mooi” uiteenvalt in “vet”, “cool”, “gaaf”, “kikken man”, dan verrijkt de taal (als er tenminste verschillende betekenissen/associaties aan de nieuwe woorden kleven).
            Het probleem van de laatste 30 jaar is dat de kracht van de taal nooit belangrijk leek. De taal is er en functioneert geweldig en wat we er ook aan snoeien, het blijft werken. Het enige relevante kenmerk van de taal leek te zijn hoe makkelijk die te leren was. Is een onderdeel te ingewikkeld: weg ermee. Kunnen mensen de troonrede niet meer begrijpen: jip en janneketaal voor Beatrix (van harte Majesteit). Het leek een mensenrecht om taal te beheersen. Zo erg zelfs dat veel overheidsinformatie ook maar in het Arabisch en Turks verscheen. Iedereen heeft het recht op zijn eigen taal natuurlijk. De taal is verwaarloosd in de veronderstelling dat taal een natuurgegeven is en altijd krachtig genoeg zal zijn. Dat laatste is duidelijk niet het geval. Als je taal verwaarloost, dan verliest die kracht en word je als volk dommer.

          • Declinatie
            Een declinatie van het woordje ‘dag’ in het Oudnederlands (500-1150). Bron: Wikipedia.

            enkelvoud:

            dag (nom.)
            dages (gen.)
            dage (dat.)
            dag (acc.)

            meervoud:

            daga (nom.)
            dago (gen.)
            dagon (dat.)
            daga (acc.)

            Een prachtig systeem van naamvallen bezat het Nederlands toen nog. Uiteraard is het inderdaad lastig te beoordelen in hoeverre dit systeem aan het Latijn is ontleend. Alleen de clerus kon lezen en schrijven, en die was geheel in het Latijn opgeleid.

          • Inzake de dagen
            Ik heb weer wat opgestoken. Bedankt ook voor de uiteenzetting over ‘hen’ en ‘hun’. Ik wist dat er iets mee was, en dat ik het al jaren verkeerd gebruik. Eindelijk eens iemand die de regels kent. Laat u niet van de wijs brengen, er zijn altijd nog mensen die er in geïnteresseerd zijn om zich te verbeteren.
            Heeft u enig idee waar zo’n gek woord als ‘Rijksdag’ vandaan komt? Wat heeft dat met ‘dag’ te maken?
            PS Je vraagt je af of de mensen zich over drie eeuwen ook druk zullen maken over doeg en doei. En waar die naamvallen gebleven zijn?

          • Tagung
            Ik denk dat het verwant is met het werwoord tagen en Tagung; het bijeenkomen van een groep mensen; oorspronkelijk waarschijnlijk slechts één dag
            Seger Weehuizen

          • Leuke vraag
            Ik kan geen goede bron vinden, maar bij mijn weten zijn het woord ‘Rijksdag’ en het woord ‘dag’ beide afgeleid van het werkwoord ‘dagen’, dat ‘verschijnen’ betekent. (Dit werkwoord komt nu bijna uitsluitend voor als deel van een compositum: ‘opdagen’.) Dit verklaart ook waarom het woord ‘dag’, als stam van een werkwoord, mannelijk is.
            Een ‘dag’ is in deze visie het verschijnen van de zon, de ‘Rijksdag’ de verschijning van de vertegenwoordigers van het Rijk. Zo kijk ik er altijd tegenaan, maar ik kan me vergissen. Ik houd me aanbevolen voor goede verwijzingen;-).

          • meer geheimzinnigheid per dag
            “dag” zou in het oergermaans “dagaz” zijn. Dat lijkt mij geen werkwoordsstam. Maar de nominativus en de accusativus waren toen niet aan elkaar gelijk: dagas en dagan voor het enkelvoud en dagôz en dagans voor het meervoud. Interessant is dat de funktie van het bepaald lidwoord in het Oud-germaans door een achtervoegsel werd vervuld. Denkend vanuit het Latijn en Grieks dacht ik dat ook in het Nederlands de lidwoorden een recente uitvinding waren.
            Seger Weehuizen

          • Rijksdag
            Reichstag = Tagung = bijeenkomst van selectievelingen, in het kort gezegd.
            In die context is Tag vergadering, geassocieerd met hoe lang het duurde, een dag, maar niet in het nederlands, behalve vroeger. Verdaagd, zegt Gerda Verburg soms, bijvoorbeeld toen het onlangs over schoolboeken ging ;-).
            Tag= dag wel weer in het zweeds, fins, en wat niet al, teveel om uit te diepen. Wikipedia zegt er een heleboel over, o.m. ook over 31 januari 1933, die memorabele Tagung die tenslotte langer zou duren dan 1 simpele dag – –

            maarten

          • het dag daagt
            De verbuiging doet bij mij het vermoeden dagen dat er ooit “het dag” bestond. Voor mensen zonder kennis der klassieke talen: Zowel in de Indo-europese talen Latijn als Grieks geldt voor onzijdige woorden:
            nominativusvorm = accusativusvorm
            nominativusvorm meervoud en accusativusvorm meervoud eindigen beide op a.

            Seger Weehuizen

      • Belangrijk en echt
        Het probleem van jouw betoog zit hem in het woordje ‘belangrijke’ in de zin “Het gaat (…) belangrijke zaken.” en het woordje ‘echt’ in de zinsnede “(…) fouten die echt misverstanden (…)”.

        Wat is ‘belangrijk’? Wat jij ‘belangrijk’ vindt, vind ik misschien onbelangrijk; en omgekeerd. En wat is ‘echt’ verwarrend? Een onderverdeling van fouten naar hun ‘belangrijkheid’ of de ‘echtheid’ van de verwarring die zij oproepen, is in het beste geval sterk subjectief en aan discussie onderhevig. Jij vindt kennelijk een fout als “verkeerd in goede staat” een fout tegen een ‘belangrijke’ regel. Akkoord, dat vind ik ook, maar is het ook een ‘echt’ verwarrende uitdrukking?

        Dergelijke onderscheidingen werken niet, omdat zij gelegenheid scheppen tot een discussie waarin steeds meer ruimte wordt opgeëist voor afwijkingen van, en uitzonderingen op, de regels. Die discussie eindigt in een Babylonisch moeras, dat uiteindelijk de spraakverwarring alleen maar zal vergroten.

Reacties zijn gesloten.