4 Reacties

  1. Interessant ’45
    Je vindt toch elke keer maar weer interessante artikelen voor ons. Hoewel geen rekenjuf herken ik veel van het beschreven proces voor het taalonderwijs.

    Citaatje: ‘Begin jaren tachtig is ouders en onderwijzers gevraagd wat leerlingen op rekengebied moesten kunnen. Daaruit rolde het kunnen toepassen van de rekenvaardigheden als belangrijkste eis’

    Deze ontwikkeling is 1 op 1 toe te passen op het taalonderwijs. We vragen wat men wil. Deze eist toepasbaarheid. In mijn vak hoef ik echt geen basiskennis te geven, als ze maar een briefje, een formulier, of een verslagje kunnen schrijven. Ze hoeven ‘alleen maar’ een instructie goed kunnen lezen, een belastingaanslag kunnen begrijpen of de garantievoorwaarden kunnen interpreteren. Daarnaast hoeven ze zich alleen sociaal acceptabel te kunnen gedragen en netjes te kunnen spreken, goed begrijpend kunnen luisteren en beleefd reageren.

    Hoe doe je dit alles als je:
    – niet weet aan welke eisen een fatsoenlijke zin moet voldoen?
    – de basisregels van de spelling niet kent
    – geen oefening hebt in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken?
    – geen ervaring hebt in het logisch formuleren, argumentatie
    – veel en veel te weinig woordenschat en algemene ontwikkeling hebt
    – in je hele leven nog geen één boek uit hebt gelezen
    – zelden in een ‘beschaafd’ milieu verkeert, zodat helemaal niet vanzelf spreekt wat sociaal acceptabel is
    – niet geleerd hebt dat teksten (hetzij mondeling, hetzij schriftelijk) meestal informatie voor jou bevatten.

    Ik noeem maar een paar kleine bezwaren. Het komt op hetzelfde neer als de ontwikkeling bij rekenen. Toepassen kun je pas als je de basiskennis én de basisvaardigheden in de vingers hebt.

  2. Reactie op Treffers
    Treffers zegt:

    Uit dit onderzoek blijkt dat de nieuwe methode op alle rekenonderdelen een positieve invloed heeft gehad. Dat geldt óók voor het cijferen: als we de oude methodes nog steeds hadden gebruikt, waren de resultaten slechter geweest. Bovendien wijst ander PPON-onderzoek uit dat het in het onderwijs, tot en met groep zes, nooit zo goed is gegaan. Op alle fronten. Nederland zit in de mondiale top vijf. Dat is geen mening, dat zijn feiten.

    Hoe rijmt hij dit met het eerder genoemde

    In 1992 haalde daarin nog 84 procent het minimumniveau op het onderdeel vermenigvuldigen en delen, en scoorde 41 procent voldoende. In 2004 was dat gezakt naar 50, respectievelijk 12 procent. Nog geen kwart van de aanstaande havo- en vwo-leerlingen haalde hierin een voldoende.

    Nu ken ik toevallig het onderzoek waaruit zou blijken dat realistische methoden beter zijn dan traditionele methoden (opvallend: er is maar 1 zo een onderzoek en dat was niet eens speciaal hiervoor opgezet, het was een uitvloeisel van PPON). Het was eigenlijk geen verschil tussen realistische methoden en traditionale methoden, maar tussen nieuwe boeken en oude boeken. Die nieuwe (realistische) boeken sloten gewoonweg beter aan bij wat er getoetst werd dan de oude (traditionele) boeken. Delen door een breuk en vermenigvuldigen van grote gehele getallen werd gewoon niet meer getoetst. Overigens was de eerste generatie realistische rekenboeken lijkt het een stuk minder extremistisch dan de huidige generatie.

    Dat Nederland in de mondiale top 5 staat is uit het PISA onderzoek. En wie is het hoofd van het wiskunde deel van het PISA onderzoek: Jan de Lange van… het Freudenthal Instituut! En wat wordt getoets: rekenen volgens…het Freudenthal Instituut!

    Verder zegt Treffers:

    Begin jaren tachtig is ouders en onderwijzers gevraagd wat leerlingen op rekengebied moesten kunnen.

    Welk onderzoek was dat trouwens? Is het vervolgonderwijs wat gevraagd (wat aan rekenen nodig is voor wiskunde bijvoorbeeld)? Heeft Treffers alleen zijn vriendjes om hun mening gevraagd?

    Ook zegt Treffers:

    Alsof wij directe invloed op de methodes zouden hebben. De programma’s in de leerboeken zijn geënt op de kerndoelen die door de overheid zijn opgesteld.

    Die kerndoelen (voor 8 jaar rekenonderwijs) pas met gemak op een half a4-tje. Van zo ongeveer elk rekenprogramma kun je zeggen dat die geënt zijn op de kerndoelen die door de overheid zijn opgesteld.
    Bij alle vernieuwingen heeft het FI bakken met geld van de overheid gekregen om ‘voorbeeldmateriaal’ te maken. Dat heeft enorme invloed gehad op de boeken.

    Tenslotte zegt Treffers:

    Rekenen is voor veel kinderen moeilijk. Dat is altijd zo geweest. Ook in de klas waarin Jan van de Craats zat. Het probleem is dat de critici van het rekenonderwijs niet meer weten dat de helft van hun klasgenoten destijds ook nauwelijks kon rekenen.

    En nu geldt dat laatste dankzij Treffers en zijn kornuiten voor alle leerlingen.

  3. Geen keuze
    Nu we voor onze dochter op zoektocht zijn naar een basisschool, blijkt dat je op dit gebied gewoonweg geen keuze hebt. Alle basisscholen in onze directe omgeving hanteren realistisch rekenen (-methodes).
    Het stond tamelijk hoog op m’n prioriteitenlijstje, maar is bij gebrek aan keuze feitelijk geen issue meer ….
    (En al te kritisch durf ik eigenlijk ook niet te zijn, want da’s zo’n lekkere binnenkomer voor m’n dochter die er nog moet beginnen ….)

  4. Wiskunde studie-boeken
    I.M. Gelfand (Russisch wiskundige):

    “Some of my American colleagues have been explained to me that American students are not really accustomed to thinking and working hard, and that for this reason we must make the material as attractive as possible. Permit me to not agree with this opinion. From my long experience with young students all over the world, I know that they are curious and inquisitive and I believe that if they have some clear material presented in a simple form, they will prefer this to all artificial means of attracting their attention – much as one buys books for their content and not for their dazzling jacket designs that engange only for the moment.”

Reacties zijn gesloten.