34+34 is ongeveer 60, want ik moest toch schatten?

Marc Chavannes in NRC Handelsblad.
Een prachtig en scherp artikel over realistisch rekenen. Met een GEWELDIGE cartoon van Ruben L. Oppenheimer. Ik weet even niet wat ik knapper vind, Chavannes analyse of Oppenheimers illustratie. Die zegt alles. Dodelijk gewoon.

Overigens is de situatie van het schatten, zoals Chavannes dat zo prachtig voorstelt, echt eerlijk volledige werkelijkheid. Leerlingen schatten door het exact met de rekenmachine uit te rekenen en het dan naar een rond getal af te ronden. En de juf… de juf dacht dat het zo goed was.

Dit geeft het allerbelangrijkste mankement van het realistisch rekenen trefzeker weer: het is veel en veel te moeilijk voor de beperkte rekenvaardigheid en het zeer beperkte wiskundig inzicht van de juffen. Foolproof methodes doen hier niets aan af: het gaat ALTIJD om de leerkracht in de klas (en de methodes zijn in zichzelf ook verre van foutloos: ook de methodeschrijvers hebben het niet altijd door.

Zie bijlage.

40 Reacties

  1. Klopt dat wel?
    Dus 75% van de afgestudeerden van de basisschool kan niet rekenen?
    Hoorde ik onlangs beroepsleuteraar Terpstra niet iets anders beweren?

    Staatssecretaris Schäfer heeft ooit gezegd: “In gelul kun je niet wonen.”
    Zou je in gelul wel kunnen leren rekenen? 😉

    • Ja, dit klopt wel
      Ook dit feitje komt uit het PPON onderzoek.

      De PPON opgaven werden door experts beoordeeld. Zij concludeerden dat van de 24 opgaven over vermenigvuldigen en delen de minimumstandaard (die door 90-95% van de leerlingen bereikt zou moeten worden) is dat een leerling de eenvoudigste 5 opgaven zonder veel problemen op moeten kunnen lossen. Het niveau voldoende (dat 70-75% van de leerlingen bereikt zou moeten hebben) haal je als je de eenvoudigste 19 opgaven zonder veel problemen op kunt lossen. De cijfers zijn als volgt

      Optellen en aftrekken
      1992 minimum 77% voldoende 43%
      1997 minimum 75% voldoende 41%
      2004 minimum 62% voldoende 27%

      Vermenigvuldigen en delen
      1992 minimum 84% voldoende 41%
      1997 minimum 77% voldoene 31%
      2004 minimum 50% voldoende 12%

      Dit is dus voor alle jaren duidelijk onder de doelstelling. Maar veelzeggender is de duidelijk dalende lijn. Volgens de PPON onderzoekers lag de lat in alle jaren op dezelfde hoogte.

      • realistische rekensom
        Schat wanneer het aantal kinderen dan voldoende haalt voor vermenigvuldigen en delen uitkomt op NUL procent.

        Antwoord (liniaire regressie): zo ongeveer omstreeks 2010. Omstreeks 2020 is het aantal kinderen dat minimum niveau haalt NUL procent

    • Niet alleen gehoord…
      Luister en kijk naar dit moment van de Nationale Rekentoets, een initiatief van oa de Hbo-raad, waar oud vakbon(d)sman Doekle Terpstra start met het geven van zijn visie, die spreekstalmeester Joost Prinsen met een kwinkslag weet te stoppen. Knap!

      • Heerlijk,
        ik had het begin niet gehoord. Ik heb het stukje geknipt om te bewaren 😉 Voor de liefhebbers, het staat hier.

        • technische vraag
          Ha Lex,

          Ik kreeg de door bonnie opgegeven link niet aan het werk. De stream wilde simpelweg niet afspelen. Heb jij een manier gevonden om dat wel goed te krijgen?

          • Niks geleerd
            Leuke link. Vooral als je ziet waar Doekle zijn eerste opleiding (na het VO) heeft gekregen en zijn mening daarover.

            Leukste opleiding
            Personeelswerk en Arbeidsverhouding aan de
            Christelijke Sociale Academie ‘de IJsselpoort’
            in Kampen. Ik heb daar alles geleerd en niks
            geleerd: te weinig kennis, maar veel levenservaring.

            Toen al te weinig kennis?

  2. Score
    Goed stuk.
    De toets die in de laatste alinea wordt genoemd heb ik ook eens gemaakt.
    De fout (240 van de 10 vragen goed) is eruit gehaald.
    Er verschijnt nu helemaal geen score meer…

  3. ‘Scholen die nog ouderwets rekenen gaven…,
    ….werden door de onderwijsinspectie op de vingers getikt.’
    Wie pleitte er ook al weer voor meer macht voor de onderwijsinspectie?

  4. ‘verhaaltjessommen’
    Realistisch rekenen sluit aan bij de belevingswereld van het kind: alle sommen zijn verpakt in een verhaaltje.
    Ik was op de lagere en middelbare school een heus reken- en wiskundewonder:), maar met ‘verhaaltjessommen’ had ik niets.

  5. Leugentje om eigen bestwil
    Maar de mensen hebben er zelf om gevraagd, aldus Adri Treffers, één van de geestelijke vaders van het realistisch rekenen uit Utrecht. De critici stellen onrealistische eisen, vroeger begreep de helft van de klas ook niets van rekenen. Een leugentje om eigen bestwil.

  6. Sjoerd Slagter: iedereen heeft een rekenmachine
    Bron: *scienceguide*:

    Universiteiten klagen wel dat studenten minder weten dan vroeger, maar vergeten dat diezelfde studenten wel meer vaardigheden hebben. De invoering van de Tweede Fase was nadrukkelijk een antwoord op een behoefte vanuit de universiteiten om studenten binnen te krijgen met meer vaardigheden. Uit een evaluatie van de Tweede Fase is ook gebleken dat universiteiten nu wel tevreden zijn over presentatievaardigheden en onderzoeksvaardigheden van eerstejaars studenten. De scholen maken daar ook echt meer werk van. Gevolg is wel dat scholen nu minder tijd besteden aan bijvoorbeeld hoofdrekenen – iedereen heeft namelijk een rekenmachine. Iedere keuze heeft zijn consequenties, maar laten we niet steeds het voortgezet onderwijs omgooien. Dat heb ik ook tegen de commissie-Dijsselbloem gezegd.

  7. Framework voor gecijferdheid
    Door *Kees Hoogland* (oktober 2007)*:

    De smalle benadering van gecijferdheid bestaat uit ‘basisbewerkingen rekenen’.

    Daarna komt de benadering waarbij met uitgaat van contexten. Nederland is internationaal gezien één van de weinige landen die deze wiskundige benadering van gecijferdheid ook daadwerkelijk substantieel heeft ingevoerd in het onderwijs. Dat wordt ook gezien als een van de belangrijkste factoren voor de hoge scores van Nederland op internationaal vergelijkende onderzoeken.

    De brede benadering bestaat uit Wiskunde en rekenen, geïntegreerd met het culturele, maatschappelijke,
    persoonlijke en emotionele. (????? emotionele, persoonlijke wiskunde ?????).

    In diverse landen (USA, Australië, en recent Nederland) ontstaat echter op gezette tijden ook weer
    een beweging die sterk aandringt op terugkeer naar de smalle benadering. Wat deze bewegingen
    gemeenschappelijk hebben is dat zij meestal voortkomt uit de academische (wiskunde) wereld en dat
    zij gepaard gaat met een mediaoffensief, waarin de huidige staat van het onderwijs sterk wordt
    bekritiseerd en als extreem slecht wordt beoordeeld. Ook de visie op wat leren is, beperkt zich vaak
    tot het aanleren van technische of algoritmische handelingen.
    De bijbehorende discussie is vaak emotioneel, polariserend en wantrouwend.

    • Hoogland blijkt socioloog
      En heeft kennelijk een onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de waardering voor de rekendidaktiek. Daarin heeft hij een golfbeweging ontdekt in verschillende landen (“op gezette tijden”).

      Kennelijk zijn er in diverse landen regelmatig veranderingen geweest van “smalle benadering” naar “brede cultureel-emotionele benadering” en weer terug. Telkens met een media offensief dat de staat van het onderwijs ter discussie stelt.

      We herinneren ons allemaal de realistische wiskunde beweging uit de jaren 20, waartegen een media offensief kwam halverwege de beurscrisis. En daarna weer rond 1942, eindigend in de slag om Arnhem. En dan niet te vergeten de kabouter acties (met Johnny de Selfkicker coor extra emotie) voor realistisch rekenen die destijds culmineerden in de schoonmaak acties van de Jantjes (was dat met Danny de Munck?) om de magisch realisten van de dam te vegen.

      Kees jongen, je hebt je roeping gemist. Je had de geschiedenis van de fabeltjeskrant moeten bestuderen.

      • Vooruitgang
        Volgens Hoogland komt in de jaren 50 uit het niets gecijferdheid tevoorschijn. Dit is dan nog de smalle benadering. In de jaren 70 komt hieruit de brede benadering voort en de laatste tien jaar komt daaruit de integratieve benadering voort. Ieder van deze is natuurlijk beter dan zijn voorganger. Maar die stomme academici willen, reactionair als ze zijn, deze vooruitgang tegenhouden.

        Typisch Vernieuwling. Dat rekenen en wiskunde alle milennia oud zijn vergeet hij voor het gemak maar (past niet in zijn fantasieverhaaltje), dat iets nieuws automatisch beter is dan het oude lijkt hij voor vanzelfsprekend aan te nemen en academici zijn de vijand.

    • Te dom
      Ik ben blijkbaar te dom voor dit type stukken.
      Hoogland’s cv is indrukwekkend, maar hij staat niet meer voor de klas. Hij beheert het APS.
      Zijn webstek vind ik chaotisch. Vorm interesseert mij minder dan inhoud, maar er zijn grenzen.
      Ik ben wel blij dat ik fijn smal heb leren rekenen 🙂

  8. Onderwijs is in beweging @#$!!??
    ik hoor het mijn manager nog zeggen: “Joao, het onderwijs is in beweging, het is niet meer zo als 40 jaar geleden !!”

    Ja dacht ik: “Maar 10 + 10 blijft 20, dat de DDR niet meer bestaat dat is iets nieuws, maar 10 + 10 blijft bij mij toch echt 20”

    De hele dag ben je aan het rekenen, “Hoe laat is het ?”, “Hoe ver is het ?”, “Wat kost het ? en ga zo maar door, goed rekenonderwijs is dus van belang, maar onderwijs is onderhevig aan hypes (excuus ik weet even geen goed nederlands synoniem).

    Mijn manager had weer eens een nieuw woord gehoord, “Adaptief onderwijs” en alles was gelijk adaptief, wat het woord betekende wist hij niet helemaal, maar alles moest wel adaptief zijn.

    Toen hoorde hij iets over “ADHD” en plots had een groot aantal leerlingen ADHD.

    De laatste hype van hem was “Hoogbegaafd”, de Interne Begeleiders moesten op cursus, er kwam zelfs een “protocol”, ouders waren plotseling de koning te rijk om te horen dat hun kind hoogbegaafd was en de leerkrachten kregen weer eens een studie-middag en uiteraard ook weer een berg papier met allemaal nutteloze opdrachten.

    Moraal van het verhaal: managers houden het zelf in beweging anders is hun functie grotendeels overbodig en moeten zij weer voor de klas, waar sommige managers ook al niet meer geschikt voor zijn.

    De “Management ziekte” zoals Prof. Dr. Bob Smalhout het placht te noemen, zorgt voor diverse zogenaamde vernieuwingen en visies in het onderwijs, maar meestal alleen maar om de soort in stand te houden, zijnde de manager.

    Gelukkig zijn er uiteraard ook goede schoolleiders en dat geeft mij en misschien u ook hoop.

    Overigens, 10 + 10 is na het lezen van dit stukje nog steeds 20,

    groet,

    Joao

  9. Hoogland over de huidige discussies
    *Bron*:

    De reacties van hoogleraren op de examens van havo en vwo wiskunde zijn
    buitengewoon treurig. Die arrogantie kan alleen verklaard worden uit onwetendheid
    en isolement.
    Relikwieën als de discussie van vandaag, gevoerd vanuit de wiskundegemeenschap
    ten behoeve van de wiskundegemeenschap met een nodige dosis arrogantie en met
    veel geweeklaag hoort niet thuis in een symposium. Zo’n discussie hoort thuis in een
    museum.

    • Ah
      Wanneer men het niet met hem eens is, is men een onwetende arrogante kluizenaar die hooguit ‘het licht’ nog niet heeft gezien.
      Tsssk.
      Misschien dat driekoningen nog wat kan brengen dan …..

      (dit is nog eens een fijne inhoudelijke discussie. Was nu juist één van de verworvenheden van de 2e Fase niet …. eehm, wat moet ik mijn leerlingen nu bijbrengen? Is dit een modern voorbeeld van hoe je een inhoudelijk debat moet voeren?)

    • er bestaat er dus nog eentje..
      Een zuivere exponent van het sectarisch HNL denken, een waarlijk compaan van Lizzy Tabbers (ook APS?), een goeroe van de zelfreflectie die niet even zelfreflecteert als hij de hele wiskunde gemeenschap bij het groot vuil zet en hén tegelijkertijd arrogantie verwijt

    • via moderis vivendi ad victoriam
      Mede uit het feit dat een hooggeleerd heer zoals Hoogland partij gekozen heeft voor het nieuwe leren lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat een strijd om hetzij HNL-scholen hetzij BON-scholen door ons moeilijk te winnen zal zijn. Misschien moeten wij er bij Plasterk op aan dringen dat hij de in de Grondwet gegarandeerde vrijheid van onderwijs tot beleidssnoer gaat nemen. Dan moet hij het voor ouders weer mogelijk maken om (voor iets waar voldoende belangstelling voor is) te kiezen. Hij blijkt niet bereid om op het gesubsidieerde onderwijsspeelveld nieuwe spelers de toegang te vergemakkelijken maar hij zou wel aan de grote spelers de verplichting kunnen opleggen om bij voldoende belangstelling anderssoortig onderwijs mogelijk te maken met als stok achter de deur dat er anders nieuwe scholen gesticht zullen worden. Met zo’n stok achter de deur en goede wetgeving moet op de bestaande scholengemeenschappen ruimte kunnen komen voor o.a. ongehinderd BON-onderwijs. BON, althans de prominente schrijvers op haar website, twijfelen aan zijn vermogen om de bestaande scholenorganisaties veranderingen op te leggen die laatstgenoemden niet in haar belang vinden. Maar als Plasterk deze stok achter de deur wil houden valt misschien toch nog iets te bereiken.
      De eerste moeilijkheid waar ouders tegenaan lopen als ze zich willen organiseren is de communicatie. Dat betekent om te beginnen dat de scholen aan ouders die een ander soort onderwijs binnen de school tot stand willen brengen faciliteiten moeten geven om zich te organiseren. Gratis vergaderruimte in de school en gebruik van de leerlingendatabase om de ouders te adresseren. Er moet natuurlijk nog veel meer vast gelegd worden om te voorkomen dat de besturen een weg vinden het geven van klassiek onderwijs “schuldloos” te laten mislukken.
      Mijn gevoel is dat het klassieke onderwijs zo heel snel weer dominant kan worden
      Seger Weehuizen

      • Hoogland en communicatie
        Hoogland is niet hooggeleerd, hij is doctorandus en dus ‘slechts’ geleerd. Wel de goede aanspreektitel gebruiken Seger.

        Communicatie is inderdaad een groot probleem, de vernieuwlers hebben alle organisaties overgenomen (schoolbesturen, medezeggenschapsraden, vakbonden). De meeste ouders en docenten zijn nu eenmaal niet zulke vergadertijgers en papiervreters als de Doekles en de Slagters.

        Een tegenmacht vormen binnen een school lijkt mij alleen zinvol om de macht over te nemen, niet om permanent strijdende facties te creeeren aangezien dit alleen maar grote problemen oplevert.

        • niet een typische strijd tussen facties
          Als Plasterk door wetgeving en zijn stok de groepering die anderssoortig onderwijs wil een voldoende sterke positie binnen een onderwijsinstelling ZOU geven ontstaat er niet alleen een koude oorlog met de schoolleiding en het bestuur maar kan die oorlog ook nog door die groepering gewonnen worden. De recente geschiedenis heeft laten zien kan een koude oorlog tegen een ideologie gewonnen kan worden door moedige realisten. Strijd tussen facties ging meestal over zaken die het geheel uniform aangingen. Bij inwoning van een BON-school op een grote school gaat het vooral om het behoud en geldend maken van de eigen rechten van de BON-school. Die rechten moeten dan dus wel goed geregeld zijn. De macht overnemen is mogelijk zodra de hoofdbewoner numeriek zwaar in de verdrukking raakt

      • Ouders hebben geen macht, Seger….
        ….en zullen het ook nooit krijgen. Ze zitten altijd in de spagaat om voor de belangen van hun kind op te komen en de school te vriend te houden.
        De oplossing is m.i. veel eenvoudiger: iedere leraar geeft op zijn eigen manier les. De ene doet het klassikaal en de andere volgens het idee van Meria Montessori, Dalton-school of het nieuwe leren.
        Kortom: een zekere autonomie van de leraar lost alle problemen op.
        De overheid controleert de eindexamenresultaten, de inspectie kijkt een beetje mee, probleem opgelost.

        • Macht bij de leraar
          Hals, het probleem met jouw voorstel (iedere leraar beslist zelf wat hij doet) is dat je als ouder dan niets te kiezen hebt. Je kan als ouder kiezen voor een school, niet voor een leraar. Als je voor een Montessori school kiest dan mag je verwachten dat alle leraren daar op de Montessori wijze lesgeven. Wenselijk is verschil tussen scholen en een zekere homogeniteit binnen scholen.

          • Re.Mark:Het hangt altijd van de leraar af…
            …welk schooltype je ook kiest.
            Mijn zoon had Montessorischool en vervolgens een uitstekend gymnasium
            Op beide scholen goede en slechte docenten.
            Hij beweerde op de Montessorischool niets geleerd te hebben en was blij met zijn gymnasium, hetgeen zijn ouders overigens werd afgeraden. Want een gymnasium noemden de ‘Montessoridames’ asociaal.
            Zit zelf op diverse schooltypen. De ene klopt beter op papier dan de andere, maar de werkelijkheid is vaak andersom.
            Ik pleit vanzelfsprekend voor klassikaal onderwijs, maar met optimale vrijheid voor de docent.
            Ondersteun de zwakkere docent een beetje met z’n allen, maar leg de uitstekende docent vooral niet aan banden.

          • Dat mag zo zijn, Hals…
            Maar ik ben het helemaal met Mark79 eens dat iedere leraar z’n eigen ding laten doen voor de ouders en de kinderen een rommeltje oplevert. Als ouder kies je voor een school omdat de leermethode je goed lijkt, en stuur je daarom je kind naar een bepaalde school.

            Als dan binnen een bepaalde school iedere leraar z’n gang kan gaan qua Monterssori/Dalton/weet-ik-veel wordt het een onoverzichtelijke rommel waar de kinderen *helemaal niets* aan hebben.

            Dus ja, leraren moeten hun vrijheid hebben, maar wel binnen de methode die de school waar ze werken voorstaat. Als dat niet past, zitten die leraren dus niet op de juiste school.

            Sorry, maar zoveel vrijheid krijgen de leraren persoonlijk dus niet van mij.

          • Natuurlijk heb je gelijk..
            ..dat de docent binnen schoolverband en sectie moet opereren.
            Daar ben ik het natuurlijk mee eens.
            Behalve op het moment dat mij van bovenaf opgedragen wordt welke methode ik moet hanteren of andere onzin-dingen.
            Dan geef ik niet thuis.

          • Niet thuis
            En ook geef ik niet thuis wanneer ik moet samenwerken met een sectie waar “afgestudeerden” functioneren wier vakinhoudelijke kennis op het niveau van een matige 3 havoleerling ligt. Sorry hoor, ik voel me echt geen wonderboy, maar daar pas ik voor.

          • Dát is het probleem
            Zeer herkenbaar helaas. En volledig bepalend voor je plezier in het werk. Dat is het belangrijkste probleem waar we tegenaan moeten.

          • Schoolkeuze en didactische homogeniteit
            “Wenselijk is verschil tussen scholen en een zekere homogeniteit binnen scholen.”

            Zelf werk ik op een school die als devies heeft: de docent bepaalt het zelf. Wél is er een onderwijscommissie die af en toe eens wat experimenten lanceert, maar dat blijft klein, e.e.a. wordt grondig geëvalueerd en bij slecht resultaat meteen afgeserveerd. Er is in theorie geen homogeniteit, in praktijk wel: de lessen zijn grotendeels traditioneel klassikaal; differentiatie gebeurt met name in keuzeonderdelen buiten de reguliere vakken. Het werkt prima; ouders hebben er ook geen probleem mee; integendeel.

            Tegelijkertijd kan ik jouw bewering dat het goed is dat je als ouder ook voor iets anders kunt kiezen dan een school van het type “de docent bepaalt”, niet zo gemakkelijk weerleggen.

            Maar hoe gaat die keuze doorgaans eigenlijk? Gaat het niet om een combinatie van hoogst-bereikbare schoolniveau binnen een bepaalde straal, “goede naam” wat het onderwijs betreft, en dan nog zoiets ongrijpbaars als sfeer en vertrouwdheid?

            Ik kan me eigenlijk best voorstellen dat er in een kleine stad drie middelbare scholen zijn, die alledrie erg verschillen in sfeer (Montessori, Protestants-Christelijk, Open-Katholiek, gymnasium, openbaar, of wát dan ook), maar waarbij nog steeds geldt “de docent bepaalt”, terwijl ouders daar geen enkel probleem mee hebben.

            Overschat het didactische Montessori-gehalte van middelbare scholen overigens niet: het stelt vaak erg weinig voor; ik heb zelf op een Montessori-VO-school gewerkt waar het ook gewoon de docent was die bepaalde. Was ook een school die erg bij ouders in trek was… Zit het overgrote deel van de ouders wel op scholen te wachten die onderling verschillen in didactiek en op dat punt intern “voldoende homogeen” zijn?

          • Re: schoolkeuze en didactische homogeniteit
            Eigenlijk geef je zelf alle antwoorden al EM70. Scholen hebben een bepaalde traditie en die geeft een zekere didactische homogeniteit (tenzij er een groot verloop is onder de docenten of de schoolleiding het in zijn bol krijgt). Die traditie (goede naam, sfeer, vertrouwdheid) trekt ook een bepaald type ouders en leerlingen aan dat bij die school past. Problemen zijn: schoolleidingen die de traditie van een school vernietigen en een mismatch tussen wat ouders willen en wat de bestaande scholen bieden. De oplossing voor het laatste is niet de traditie van bestaande scholen vernietigen, maar een nieuwe school starten (de bestaande scholen zullen dan waarschijnlijk krimpen).

        • Methode slaven
          was het maar zo eenvoudig.

          Er zijn scholen die een lijn uitzetten en die lijn is dan gelijk heilig, ervan afwijken, omdat iedere leerling anders is, kan grote problemen voor de leerkracht opleveren. Je ondergraaft de lijn van de school, dus je bent niet loyaal naar de directie cq. de manager.

          Sommige leerkrachten kunnen niet improviseren en zijn erg blij met de lijn van de school en hun methode die daarbij hoort. Zij zullen te allen tijde die aanhouden, op deze manier zijn ze loyaal aan de directie en dekken zij zich in voor eventuele problemen, “Ik heb mij toch aan de methode gehouden ?”.

          Overigens hebben leerkrachten ook weinig te zeggen en zijn op hun beurt weer bang voor de directie en hun plekje.

          Moraal van het verhaal: “Alles blijft zo als het is, ondanks alle vernieuwingen en welke mooie namen er ook worden aangegeven “Het nieuwe leren” of zo……………..”

          Oude wijn in nieuwe zakken dus !!

          Joao

        • Hoe ik mij het voorstel
          Dat spagaat dat jij noemt ken ik uit eigen waarneming. In de overtuiging dat ik voldoende van onderwijs wist om zo nodig effectief voor mijn kind op te komen kwam ik elf niet in een spagaat.
          Ik stel mijzelf voor dat na een wetsverandering W door Plasterk een 10-tal ouders met kinderen op schooltype T als eerste stap een brief aan het bestuur of de directie van een scholenconglomeraat stuurt waarin het mededeelt dat deze 10 ouders graag willen dat hun kinderen voortaan frontaal les krijgen en tijdens de lessen moderne talen meer aan grammatica gaan doen en dat zij daarom de school verzoeken hen overeenkomstig wet W te faciliteren om uit te zoeken hoeveel andere ouders voor hun kindeen op schooltype T dat ook willen. Indien het na dat uitzoeken blijkt dat er volgens wet W voldoende ouders zijn die graag dat andere onderwijs willen moet het schoolbestuur dat andere onderwijs met de daarbij behorende autonome bestuursstructuur mogelijk maken. Hopelijk durven de ouders met de wet acher zich wel in opstand te komen.
          Natuurlijk is voor ons bovenbeschreven gang van zaken minder aantrekkelijk dan restauratie of Mare Librum
          Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.