Berenschot

Voor degenen, die vooral vraagtekens hebben bij de inhoudelijke kant van de invoering van CGO in het MBO bevat het onderzoek van Berenschot in eerste instantie weinig interessants. Er wordt immers ervan uitgegaan dat CGO een adekwaat antwoord is op de maatschappelijke problemen rond schooluitval en gebrekkige aansluiting tussen onderwijs en beroepspraktijk alsmede dat de noodzaak ervan door alle betrokken actoren (stakeholders!) wordt onderschreven. Dat is nu juist wat ik wel eens onderzocht zou willen zien: in hoeverre wordt met dit “herontwerp” ingestemd door met name docenten, ouders, leerlingen en bedrijfsleven. De schrijvers van het onderzoek vinden echter veel kritische geluiden niet relevant want het gevolg van “populistische en ongenuanceerde publiciteit”. Nu deze kritiek dus is weggewuifd leidt het onderzoek tot de toch verbijsterende conclusie dat op organisatie, aansturing en uitvoering van de gehele operatie van alles en nog wat is aan te merken. Populistisch gezegd: “er klopt vooralsnog geen bal van”. Om die reden woren allerlei reparaties voorgesteld en aanbevelingen gedaan zoals dat de instellingen moeten komen met een “plan van aanpak voor de implementatie van de nieuwe opleiding waarbij uitgegaan moet worden van een adequaat implementatietempo”. OF:”ondersteuning van instellingen met majeure kwaliteitsproblemen en stroomlijning, versterking en verbetering van het professionaliseringsaanbod voor docenten en managers”. Kortom, een hoop werk aan de winkel van adviesbureaus en scholingsinstellingen. Ook moeten communicatie en voorlichting veel beter worden aangepakt door middel van een campagne-achtige strategie.
Mijn advies is: neem veel van die populistische en ongenuanceerd bevonden meningen van mensen die uiteindelijk in de praktijk dit allemaal moeten klaarspelen maar liever wel serieus. Vind een manier om dat in het proces echt mee te nemen. Dat zal meer ten goede komen aan de kwaliteit van het hele traject dan eenzijdige, Postbus 51-achtige publiciteitscampagnes.

10 Reacties

  1. Je punt van kritiek
    zou een goed uitgangspunt kunnen vormen voor kamervragen. Is het een idee om deze suggestie te laten landen bij bijvoorbeeld Jasper van Dijk?

    • Onderzoek
      BON zou zelf een onderzoek kunnen doen door het verzamelen van allerlei relevante ervaringen uit de praktijk en deze vervolgens aan de minister aanbieden. Is zo iets haalbaar resp. uitvoerbaar ?

  2. gelijk krijgen op de juiste plaats
    Geachte heer Verkroost,
    Ik denk dat vrijwel iedereen bij BON het met u eens is. Maar de vraag waarom het gaat is of minister Plasterk naar uw advies zal luisteren en uw analyse deelt. Waar het om gaat is: Hoe tonen wij aan dat het niet waar is dat de leraren, ouders en leerlingen helemaal niet in het principe van sterk doorgevoerd zelfstandig en competentie-gericht leren geloven? Daarbij lopen wij ook nog eens het risico dat sommige leraren vóór zijn omdat ze anders als lichtgewicht uit de mand vallen. (“door de mand vallen” is voor een lichtgewicht wel een vreemde beeldspraak maar misschien als we LICHT met KLEIN gelijkstellen en de bodem van de mand vol gaten is zou het wel kunnen)

    • Gezien de hoeveelheid reacties
      bij de acties van LSVB, LAKS en JOB, moet het niet moeilijk zijn om deze veronderstelling onderuit te halen. Een deel van het onderzoek moet overgedaan.

    • Uitgezeefd
      maar misschien als we LICHT met KLEIN gelijkstellen en de bodem van de mand vol gaten is zou het wel kunnen: dat heet UITGEZEEFD.

  3. @S. Weehuizen: 2x niet = wel
    In de reactie van Seger Weehuizen zie ik een dubbele ontkenning staan.
    Dat zou betekenen dat ik, en vele anderen, ‘geloven’ in dat competentie-leren.
    Ik zie daar juist helemaal niets in. Maar bedoelde u dat zelf ook met uw reactie?

  4. Fundamentele kritiek ontbreekt
    Ook ik miste in dit rapport een kritische houding ten aanzien van de merites van het competentiegericht onderwijs zelf. Uit eigen ervaring met name:
    1. Competenties krijgen pas inhoud wanneer deze gestoeld zijn op een degelijke basis van kennis en vaardigheden. Maar doordat de formulering van de eindtermen van opleidingen uitsluitend in termen van competenties is gesteld, dreigt de kenniscomponent geheel uit het zicht te verdwijnen.
    2. Sinds de centrale examens zijn afgeschaft is er geen vaste standaard voor het eindniveau. Wel moeten de voor de kwalificaties meetellende toetsen goedgekeurd worden (door het zogeheten “Kwaliteitscentrum Examinering”), maar deze goedkeuring is vooral gebaseerd op bureaucratische criteria. Funest voor het niveau is verder, dat de scholen er financieel belang bij hebben om zo veel mogelijk leerlingen aan een diploma te helpen.
    3. Er wordt een bepaalde onderwijskundige visie voorgeschreven. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de individuele leerstijl van verschillende leerlingen en de individuele doceerstijl van verschillende docenten. In de praktijk is hiervoor overigens nog wel ruimte, maar de indruk wordt gewekt dat dit eigenlijk niet meer mag.
    4. Een vaak onderschat bijverschijnsel is de bijkomende administratie ten behoeve van de registratie van de groei in competenties van de leerlingen, en het ontwikkelen van methoden om deze te meten. Dit kost veel tijd en energie, die niet direct aan de leerlingen ten goede komt.
    5. Het competentiegericht leren is de zoveelste vernieuwing van het MBO in korte tijd, waar voor onvoldoende extra middelen voor beschikbaar zijn gesteld. En die extra middelen verdwijnen vaak naar onderwijskundige instituten in plaats van dat zij ten goede komen aan de mensen die het uitvoerende werk moeten doen. Daardoor kunnen deze veranderingen, zelfs als het verbeteringen zijn, ten koste gaan van datgene waar ons allemaal om gaat: kwalitatief goed onderwijs.

    • Extra middelen invoering CGO
      De extra middelen die er misschien waren voor de invoering van het CGO zijn uitsluitend besteed aan propaganda, niet aan ontwikkelwerk, experimenten en verbetering van faciliteiten als praktijkwerkruimtes.
      Het ontwikkelwerk en het experimenteerwerk (vooraf evaluatiekriteria opstellen, experiment uitvoeren, evalueren, materiaal bijstellen en opnieuw uitproberen) worden geacht tot de privé hobbies van docenten te behoren en dezen dienen dit dus in hun vrije tijd uit te voeren.
      Zelfs op het aanschaffen van het benodigde materiaal wordt beknibbeld (we schaffen één boekje aan, dan kunnen jullie dat wel kopiëren….!!!)

Reacties zijn gesloten.