Berenschot over herontwerp MBO

Hoofdconclusie van Berenschot
Op pagina 23 van het rapport staat de hoofdconclusie van Berenschot.

Hoofdconclusie van het onderzoek is dat, ondanks alle negatieve publiciteit, de urgentie en noodzaak van het herontwerp over het algemeen door alle betrokken actoren (bestuurders, uitvoerders en doelgroepen) wordt onderschreven. Het competentiegericht onderwijs vormt het adequate antwoord op de maatschappelijke problemen rond schooluitval en gebrekkige aansluiting tussen onderwijs en beroepspraktijk. Er zijn echter grote knelpunten in de uitvoering van, de regie en het toezicht op, en de communicatie over de operatie. Deze knelpunten moeten snel en krachtig ter hand worden genomen, voordat de toenemende negatieve publiciteit niet meer gekeerd kan worden en zowel uitvoerders als doelgroepen gaan afhaken. Gelet op deze knelpunten is wettelijk verplichte invoering van het herontwerp per 1 augustus 2008 naar het oordeel van Berenschot onhaalbaar.

Doelstellingen herontwerp MBO
Berenschot noemt op pagina 1 de doelstellingen van de invoering van CGO in het MBO:

  • Het verbeteren van de aansluiting tussen de opleidingen en de beroepspraktijk;
  • Het aantrekkelijker maken van het onderwijs voor de leerlingen;
  • Het terugdringen van voortijdige schooluitval; en
  • Het vergroten van de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het mbo.

Hier kan natuurlijk niemand tegen zijn. Waarom CGO deze doelstellingen dichterbij zou brengen wordt echter nergens beargumenteert, in de hoofdconclusie poneert Berenschot maar gewoon dat deze doelstellingen gehaald worden met CGO.

Communicatie
Over de communicatie rond de invoering van CGO heeft Berenschot het volgende te zeggen (pagina 25):

Er ontbreekt een, voor een complex en maatschappelijk urgent en gevoelig traject als het herontwerp, hoogstnoodzakelijk communicatiebeleid. De recent toegenomen negatieve publiciteit over het CGO is naar ons oordeel in belangrijke mate toe te schrijven aan het ontbreken van een proactieve, positieve, systematische, planmatige en centraal ontwikkelde en gecoördineerde informatievoorziening en communicatie over de aanleiding, doelstelling, opzet, resultaten en successen van het herontwerp. Als gevolg hiervan is bijvoorbeeld inmiddels vrijwel niet meer uit te leggen dat ‘het nieuwe leren’ iets anders is dan ‘het herontwerp MBO’ en wordt de publiciteit ter zake steeds populistischer en ongenuanceerder. Ter vergelijking memoreren wij de maatschappelijke ophef en negatieve publiciteit die enkele jaren terug ontstond over vermeende HBO-‘fraude’, waarmee het gehele HBO op voorhand gestigmatiseerd raakte. Indien niet spoedig werk wordt gemaakt van de voornoemde noodzakelijke proactieve en systematische communicatie over het herontwerp, bestaat het risico dat de negatieve beeldvorming en publiciteit rond het traject blijvend de overhand nemen en niet meer kunnen worden ‘gekeerd’.

CGO en HNL
Over dat onderscheid tussen CGO en HNL heeft Berenschot ook nog wat te zeggen. Twee dingen zelfs. Op pagina 1:

Bij CGO wordt landelijk vastgesteld wat geleerd moet worden om een diploma te behalen. Vervolgens bepaalt elke instelling hoe geleerd en onderwezen wordt. In samenspraak met deelnemers en leerbedrijven stelt de instelling zelf de leer- en onderwijsvormen vast. Voor voltijdse opleidingen geldt wel de eis dat sprake moet zijn van tenminste 850 uur begeleide onderwijstijd per studiejaar (de ‘850 urennorm’). CGO is dus niet vastomlijnd wat betreft de vorm, maar wel wat betreft de leerinhoud die de deelnemer moet beheersen voor het diploma.

En vervolgens op pagina 9:

Een kwalitatief hoogwaardige uitvoering van de nieuwe onderwijsvormen en didactische concepten van het CGO.

Op pagina 1 zegt Berenschot dus dat CGO de vorm niet vastlegt en op pagina 9 dat het dit wel doet. Berenschot kan het onderscheid tussen CGO en HNL blijkbaar ook niet meer maken.

De bijlagen
Altijd interessant in een rapport: de bijlagen. In het Berenschot rapport staan hierin de namen van de personen in de klankbordgroep (bijlage 3): natuurlijk geen enkele leraar of leerling (N.B. de persoon die namens JOB in de klankbordgroep zit is ‘beleidsmedewerker’; sinds wanneer kunnen leerlingenorganisaties beleidsmedewerkers betalen? Is de JOB opgericht en wordt het betaald door het ministerie?). Gedeeltelijk dezelfde personen komen terug in bijlage 2 als deelnemer aan een miniconferentie (hier wel 2 leerlingen, wederom geen leraren) en in bijlage 1 als geinterviewde (hier geen leraren en geen leerlingen). Tijdens het ‘veldonderzoek’ is in een ‘versnellingskamer’-sessie wel gesproken met leraren. Maar die leraren zijn anoniem, zelfs hun aantal wordt niet genoemd.

Conclusie
Berenschot heeft vrijwel uitsluitend met de insiders van het MBO gesproken en opgeschreven wat deze mensen wilden. Wat op stapel staat is een mediacampagne die de lof van CGO zingt.

================
Bovenstaande is mijn bijdrage aan de discussie hier, gelieve uw reacties daar te plaatsen.