Walter Dresscher: Schoolbesturen zijn te machtig

Onderstaand artikel van Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, stond in de NRC van 20 april 2007.
====================================================
Schoolbesturen zijn te machtig
De verzelfstandiging van de scholen ging ten koste van de leraar

Met veel enthousiasme heeft de overheid de afgelopen jaren onderwijsinstellingen verzelfstandigd. Een operatie die werd ingezet door het CDA, maar van harte omarmd door alle kabinetten daarna. De achterliggende ideologie was hoopgevend: door scholen zelf verantwoordelijk te maken voor hun financiën zouden ze beter inspelen op de eigen situatie. Verstandiger keuzen maken, slimmer investeren. Met als resultaat: betere kwaliteit.

Wie nu de kranten leest, krijgt de indruk dat het onderwijs in een totale crisis verkeert. Nog nooit was er zo veel kritiek. En we staan aan de vooravond van een groot tekort aan leraren. Ergens is er iets misgegaan. In de publieke opinie wordt dat toegeschreven aan modieuze onderwijskundige concepten als het nieuwe leren, maar het aantal scholen dat dat heeft ingevoerd is relatief klein.

Nee, de veranderde besturingsfilosofie van de overheid, van centraal naar gedereguleerd, is de grootste verandering die het onderwijs heeft doorgemaakt. De resultaten daarvan zijn ronduit teleurstellend.

Bij de start heeft de overheid de keerzijde van de grotere autonomie van scholen gebagatelliseerd en is nu nauwelijks in staat om weer greep op dat proces te krijgen. De decentralisatie heeft van scholen bedrijven gemaakt met bestuurders als eigenaren. De leraar is in de berm gedreven en de belastingbetaler heeft het nakijken. Ik zie de volgende processen waar het echt uit de rails loopt.

Opgepot vermogen

De gedachte was dat een grotere vrijheid van scholen zou leiden tot verstandiger beslissingen over hun geld. Zij konden immers afwegingen maken tussen betere computers of het aanstellen van gekwalificeerd personeel. De werkelijkheid is een andere. Toen de staat alles regelde waren er geen reserves, nu liggen er miljarden aan subsidiegeld stil. Wat we zien is een ongebreideld spaargedrag. Uit CBS-cijfers blijkt dat in het voortgezet onderwijs, het mbo en bij de hogescholen in de afgelopen acht jaar het eigen vermogen met meer dan 50 procent is gestegen. Hadden deze instellingen samen in 1998 een vermogen van 2,8 miljard, in 2005 was dat opgelopen tot 4,3 miljard. Nu zou dat nog niet eens zo erg zijn, als dat reservepotje een zinnige bestemming had. Maar dat is niet het geval: steeds meer geld gaat in de ‘algemene reserve’ zitten, een onbestemde spaarpot – risicomijdend gedrag zonder dat daar grond voor is.

Graaicultuur

Zodra instellingen autonomer worden en over hun eigen budget kunnen beschikken, veranderen zij hun bestuursmodel. De directie wordt college van bestuur, daarboven komt een raad van toezicht. En ook al verandert de omvang van de instelling niet, de beloning van de bestuurders stijgt ogenblikkelijk. Dat zagen we bij de hogescholen, daarna bij de roc’s, inmiddels ook bij de scholen voor voortgezet onderwijs. Nu het basisonderwijs aan de vooravond staat van eenzelfde dereguleringsoperatie, worden daar ook al de eerste colleges gevormd. Naast hogere salarissen wordt vrijwel tegelijkertijd een bonussysteem ingevoerd, waarover zonder enige controle de raad van toezicht en het college van bestuur beslissen. Als argument geldt vaak dat het college van bestuur afgezet kan worden. In theorie waar, in de praktijk zien we bij voortijdig vertrek enorme vertrekpremies en afkoopsommen. Die cultuur heeft een demoraliserend effect op het personeel.

Kortingen op personeel

Managers in het onderwijs gedragen zich niet echt anders dan in het bedrijfsleven: ze gaan op zoek naar kostenreductie. Opvallend is dat veel scholen opmerkelijke investeringsbeslissingen nemen: vaak nog wel investeringen in moderne, soms prestigieuze huisvesting, maar niet in het personeel. Terwijl iedereen weet dat onderwijs mensenwerk is, hebben de bestuurders in het onderwijs de functiewaardering misbruikt om het lesgeven te degraderen. Leraren zijn lager ingeschaald dan vroeger gebruikelijk was. Ontsnappen uit die functiewaardering is alleen mogelijk door managementtaken te gaan doen. Ervaring, opleiding en talent worden niet beloond, als een leraar voor de klas blijft staan. In plaats van te investeren in kwaliteitsverhoging van het personeel met scholing, beoordeling en betere beloning, werkt de huidige aanpak de leegloop in de hand. Jonge docenten die vooruit willen komen, haken na een aantal jaren af en maken de overstap naar het bedrijfsleven.

Wie is verantwoordelijk

Sinds de deregulering praten wij als Algemene Onderwijsbond niet langer met de subsidiegever, de overheid, over de arbeidsvoorwaarden van onderwijspersoneel. In plaats daarvan schuiven wij aan bij de schoolbesturen. Dat levert in de praktijk vrij wezenloze onderhandelingen op, want we praten met bestuurders die niet weten op hoeveel subsidie zij van de overheid kunnen rekenen. De arbeidsvoorwaarden voor onderwijspersoneel worden nog steeds bepaald door het kabinet. Dat betekent in de praktijk dat deze onmachtige werkgevers de bonden vragen om samen bij het ministerie van Onderwijs om geld te vragen. Dat ministerie verschuilt zich weer achter de deregulering: ze gaan toch niet over de arbeidsvoorwaarden?

Omdat werkgevers, ministerie van Onderwijs en het kabinet zich geen van allen echt verantwoordelijk voelen voor de concurrentiepositie van onderwijspersoneel op de arbeidsmarkt, is de uitkomst desastreus: onderwijspersoneel gaat steeds verder achterlopen. De Trendnota van het ministerie van Binnenlandse Zaken toont dat jaar in jaar uit overtuigend aan. Leraren lopen 10 tot 20 procent achter op de markt. En natuurlijk is de positie van ambtenaren die wel rechtstreeks onderhandelen met hun baas en subsidiegever, beter. Hun achterstand ten opzichte van de markt is veel minder extreem. Kortom, de extra, machteloze laag van onderhandelende schoolbestuurders leidt ertoe dat de onderwijssalarissen steeds verder in de min duiken.

Al te gemakkelijk zouden deze vier signalen tot de conclusie kunnen leiden dat de grotere autonomie van scholen weer plaats moet maken voor een centrale regie van de overheid. Dat is niet waar het volgens de Algemene Onderwijsbond naar toe moet. Als het gaat om de vermogensvorming, de beloning van de top en de inschaling van het personeel vraagt dat om een steviger tegenmacht binnen de instellingen. De dereguleringsoperatie in het onderwijs heeft nu alle macht verschoven naar de bestuurders. In dat proces is de overheid vergeten om een tegenmacht te organiseren.

Onderwijs kent geen aandeelhouders, maar wel professionals. Meer dan nu zal daarom het personeel in de vorm van een professioneel statuut greep moeten krijgen op de inrichting van het onderwijsproces en de financiële gang van zaken op scholen en instellingen. Dat laatste is essentieel om er voor te zorgen dat publiek geld ook uitgegeven wordt waar het voor bedoeld is: aan onderwijs. Een beperkt aantal aanvullende regels, zoals het instellen van een maximum bij de beloning voor bestuurders, helpt daar wel bij.

Als het gaat om de concurrentiepositie van het onderwijs op de arbeidsmarkt is het kabinet wél aan zet. Er zal een nieuwe aanpak moeten komen waarbij de onderhandelingen voor de arbeidsvoorwaarden gevoerd worden door de partijen die daar samen echt over gaan: schoolbestuurders, vakbonden en de overheid.

De overheid kan hierbij niet gemist worden. Het kabinet heeft als grondwettelijke taak om de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen en zal dus mee moeten praten over de ruimte die er is voor concurrerende arbeidsvoorwaarden voor het onderwijspersoneel.

De auteur, Walter Dresscher, is voorzitter van de Algemene Onderwijsbond.
=======================================================

15 Reacties

  1. Helder betoog
    Ik denk dat ik dit maar eens uitprint en op ’t prikbord hang …

  2. Een van de redenen
    waarom ik destijds voor het onderwijs koos, was dat ik het prettig werken vond in een niet-bedrijfsmatige werksfeer cq. arbeidsverhoudingen. Ik kreeg niets gevraagd, heb er niet voor gekozen, werd me wel opgedrongen. Geflasht, noemen de leerlingen dat. Waar blijft mijn smartegeld?

    • niets bijzonders
      Er staat niets wat wij als vereniginging niet eerder hebben geconstateerd.

      • Integendeel zelfs, dit
        Integendeel zelfs, dit standpunt is letterlijk van BON overgenomen. Er is vanuit de bonden nooit enig verzet tegen de vorming van mammoet ROC’s geweest. Regeren was toch ook vooruitzien……

      • BON werkt
        En daaruit mogen we dan afleiden dat BON werkt. De wijze van denken ofwel het op de agenda krijgen van de problemen binnen het onderwijs, het eerste jaarsdoel van BON, is geslaagd. Waarom deze meneer dit betoog niet in 1998 geschreven heeft vraagt om uitleg, maar beter laat dan nooit.
        Corgi

        • Nu ook de daden er nog bij
          Want het betoog staat als een huis, maar met praten alleen komen we niet verder.

  3. tunnelvisie van Dresscher
    In zijn artikel “Schoolbesturen zijn te machtig” d.d. 20 april heeft Dresscher de oorzaken van de misere in het onderwijs helder in kaart gebracht. Op het moment dat hij zegt dat terugdraaien van de veranderingen niet kan is hij echter de vakbondsman die de belangen van zijn leden wil behartigen. Want als de overheid het gefrustreerde ouders gemakkelijk zou maken om zelf kleine gespecializeerde en gesubsidieerde scholen te stichten zijn opeens een heleboel problemen verdwenen. Als die scholen er komen zullen daar geen overbetaalde bemoeizuchtige bestuurders zijn die financieel uitgeklede leraren laten werken onder dichtgetimmerde werkomstandigheden. Deze scholen zullen minder lijden onder het tekort aan leraren en kunnen van goede kwaliteit worden. De controle van deze scholen op kwaliteit en daarmee op hun recht op subsidie moet niet door in de procedurele kant geinteresseerde inspecteurs gebeuren maar geheel volgen uit de prestaties van de leerlingen bij externe landelijke examens. De vaak unfaire middeling van de cijfers van de schoolexamens en het centraal schriftelijke eindexamen kan daar dan eveneens verdwijnen.

    De grote scholen die hun beleid niet weten aan te passen zullen dan vanzelf verdwijnen en daarmee zijn de veranderingen teruggedraaid.

  4. Schoolleiders in Nederland
    In het kader van het OECD-project Improving School Leadership is in opdracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op basis van deskresearch en diepteinterviews met leden van de begeleidingscommissie1, de Inspectie van het Onderwijs en de directies PO, VO, BVE van het ministerie van OCW een beeld geschetst van leiderschap op scholen. Daarbij is aandacht voor de bestuurlijke context, het bevorderen van leren, de aantrekkelijkheid van het beroep en de training en professionele ontwikkeling van schoolleiders. Ook zijn de belangrijkste onderwerpen die momenteel spelen rondom schoolleiderschap opgenomen.
    Lees verder…

  5. Reactie VO-raad op artikel Walter Dresscher
    Bron: hier

    Ouders als democratische tegenmacht

    De VO-raad let, zoals we weten, vooral op leerlingen en ouders, niet zo op docenten. Ook hier.

    “…
    Dresscher is teleurgesteld over hoe de besturen in de afgelopen jaren hebben geopereerd. Wij zien juist dat bestuurders en schoolleiders vol overtuiging hun nieuwe rol hebben opgepakt. Er is geïnvesteerd in het openhouden van noodlijdende locaties, het kleinschaliger organiseren van het onderwijs en in het professionaliseren van de schoolorganisaties. Daarbij zijn schoolbesturen lang, misschien wel te lang, bezig geweest met de invulling en vormgeving van hun eigen rol en hun eigen positie. Ze zijn voorzichtig omgegaan met hun reserves: eerst een gezonde financiële positie opbouwen en dan investeren.

    De AOb-voorzitter verwacht veel van leraren die ‘greep’ zouden moeten krijgen op instellingen. Echter niet de docent, maar ouders en leerlingen vormen de democratische tegenmacht tegen al te machtige besturen. Ouders en leerlingen hebben – samen met docenten – al invloed op het schoolbeleid via de medezeggenschapsraad. Veel scholen zijn op dit moment echter bezig om de contacten met de ouders, leerlingen en directe omgeving te versterken.

    Daarnaast zijn scholen zich meer bewust van de noodzaak om zich te verantwoorden. Door je als school te verantwoorden over je onderwijskundige keuzen, over je behaalde onderwijsresultaten en de wijze waarop reserves worden ingezet, ben je bezig met de organisatie van zo’n democratische tegenmacht. Door ouders, leerlingen en andere belanghebbenden daadwerkelijk invloed en zeggenschap te geven over de inrichting van de school, zorg je dat besturen én docenten zich in dienst stellen van die ene maatschappelijke opdracht: toponderwijs voor alle leerlingen.”
    ….
    Voor docenten geldt dat zij meer greep op hun vak moeten krijgen, zodat zij het plezier in hun werk terugkrijgen.”

    Blijkbaar moeten wij de HNL-principes beter uitgelegd krijgen.

    • Gelul
      Alweer een nieuwe rol van de leerling (uh sorry klant… oh nee… deelnemer.. ah.. nu blijkt democratisch controlleur).
      Je verzint ze waar je bij staat.

      Er is geen bedrijf dat hun klanten ziet als democratisch tegenwicht tov het bestuur. Iemand ooit gehoord van de klantenraad bij ABN-Amro? Zouden die nog mogen meebeslissen over de komende fusie?

      Gadverdemme wat een gelul. Het eerste de beste wat in de kelen van de Sjoerds naar boven komt borrelen wordt als derrie over de maatschappij heen gesproeid.

      Een leerling is een passant op de betreffende instelling, geen democratisch controlleur. Docenten zitten er in het algemeen vele jaren. Bestuurders zijn iha trouwens ook passanten. Even snel het eigen gemoed kietelen, een beetje graaien een beetje vlaggen en weg wezen. Over naar een vriendje van vroeger.

      Lijkt me een goed plan: we muilkorven de docenten en geven het heft in handen van de leerlingen en de bestuurders. Precies de groepen die geen enkele kennis van onderwijs hebben.
      Mochten ouders of leerlingen lastig worden, dan is dat ook geen probleem: we hebben, lekker puh, al koehoepels gemaakt. tadadatada! Ze kunnen lekker toch nergens anders naar toe……toedeloehoe

      • Ongevaarlijke controleurs
        Handig om je door de minst geïnformeerden managers te laten controleren. De VO-Raad bewijst opnieuw dat ze aan de verkeerde kant staat.
        Met elke nieuwe stellingname bewijst de VO-Raad hoe ver ze van de werkelijkheid afstaat, omdat ze Grote Belangen heeft te verdedigen.
        Extra reden om die Raad nauwkeurig te volgen en de inhoudelijke en procedurele legitimiteit van dit Instituut in twijfel te trekken.

        • ‘Raad’ is mannelijk
          Ff een lesje Nederlands (sorry, docent). Het woord ‘raad’ is net als het Duitse ‘Rat’ als stam van een (sterk) werkwoord mannelijk. De VO-raad is dus een ‘hij’.

          • Tevens
            onderdeel van de Moloch. Linkerpoot?
            De Moloch is overigens hij noch zij.
            Rat is schelden. Foei! Ff, dubbel foei!

Reacties zijn gesloten.