Homogeen of heterogeen: de kleuter academie

Nu op Radio 1, een gesprek over de kleuter academie die van start gaat in Amsterdam. Bedoeld voor kinderen vanaf 2 1/2 – 3 jaar die meer kunnen / willen dan in reguliere school / creche gebeurt.

Opvallend is de mening van Jan ter Wel, de emeritus hoogleraar pedagogiek die geinterviewd wordt. Hij vindt het jammer dat dit gebeurt. Jammer want zo verdwijnen de slimmere kinderen uit de reguliere klassen en dat haalt het gemiddelde naar beneden. En vooral voor de zwakkere kinderen is een hoger gemiddelde belangrijk. Ze kunnen dan meteen leren samenwerken met kinderen uit andere sociaal /economische achtergronden.
Op de vraag of het voor de kinderen die naar de kleuter academie gaan ook beter is dat ze gewoon in het reguliere onderwijs blijven zegt hij dat er vanuit het oogpunt van de ouders van die kinderen veel voor te zeggen is om ze wel naar de kleuter academie te doen.

Verder ouders die niet nalaten te benadrukken dat hun kind helemaal niet perse slimmer is. Alsof dat genant zou zijn.

Opmerkelijk, die (typisch Nederlandse) cultuur om vooral niet als slimmer te mogen worden aangemerkt Je mag kennelijk wel slimmer zijn, maar dan enkel in de functie van ondersteuner van het gemiddelde kind en zeker niet met de nadruk op je eigen ontwikkeling.
Opmerkelijk ook dat dit wel gebeurt bij cognitieve capaciteiten, maar dat niemand vindt dat de goede voetballertjes ook in de lage teams moeten blijven, zodat de matige voetballertjes er van kunnen leren.
Oh Jaapje *), wat kan jij goed voetballen (iedereen trots)
Oh Keesje *), wat kan jij goed gitaar spelen (iedereen trots)
Oh Pietje *), wat kan jij goed leren (uitkijken dat hij geen nerd wordt, laat hem vooral blijven spelen en met gewone kinderen blijven omgaan).

*) hier mag ook Truusje, Johnny of Mohammedje gelezen worden

3 Reacties

  1. Trots zijn
    Om te beginnen is het Jan Terwel die onlangs met emiritaat ging. [ ge-edit – netjes houden graag, MAP ] Het ging hem niet om het samenwerken van zwakke leerlingen met sterkere, of om het gemiddelde. Het gaat om de kansen die iedereen krijgt om uiteindelijk trots te zijn. Ook op het kunnen leren.
    Als zwakke leeringen alleen met andere zwakke leerlingen in de klas zitten, dat worden zij niet voldoende gestimuleerd om beter te presteren. Terwel zegt dat al jaren, net als Paul Jungbluth en Wineburg, Tilly e.a.. Dat de cognitief sterke leerlingen niet trots mogen zijn is onzin. Juist niet! Dat is nu net de taak van het onderwijs, de leraar, de ouders en de leerlingen om de leerling heen. Iedereen mag uitblinken en trots zijn. Iedereen moet ook trots kunnen zijn op anderen (familie en medeleerlingen). En iedereen mag trots zijn dat hij of zij misschien wel bijgedragen heeft aan de ontwikkeling van de ander. Dat is de opgave van het onderwijs: de sterkere niet laten onderpresteren zonder de zwakkeren aan hun lot over te laten.

    • het nut van heterogeniteit
      Het is vaak lastig om uit de vele formuleringen van de vele binnen- en buitenlandse pedagogen en onderwijskundigen een helder beeld te krijgen.Er zijn echter zeker trends te ontdekken, en een hele duidelijke van de afgelopen decennia is de trend van de gelijkvormigheid, gecombineerd met heterogeniteit. Voor deze heterogeniteit worden verschillende argumenten gegeven. Een argument is dat het voor kind en maatschappij wenselijk zou zijn dat kinderen vanuit verschillende sociale achtergronden goed met elkaar moeten kunnen samenwerken.
      In deze radiouitzending werd genoemd dat minder slimme leerlingen beter af zouden zijn in een groep waar ook slimme kinderen zijn. Ik weet niet of dat waar is, maar als het waar is, dan kan dat een goed argument ten faveure van heterogeniteit zijn.

      Ook slimmere kinderen hebben baat bij heterogeniteit wordt gezegd: die kinderen gaan leerstof zelf beter begrijpen door het aan andere kinderen uit te leggen. Bij dat argument zet ik vraagtekens. Er zijn m.i. betere manieren dan om die kinderen te gebruiken als hulpleraar. In de radio uitzending werd dat schoorvoetend toegegeven. Die beschaamdheid, dat viel me op. Het opkomen voor de rechten van de slimme kinderen, dat dat een ethisch zuiver argument is. Ik heb het op scholen veel te vaak anders gezien.

      Overigens vind ik de vergelijking met voetbalteams altijd treffend. Daar vinden weinigen dat de profjes in de dop vooral zelf beter gaan voetballen als je ze bewust in de lagere elftallen laat spelen. Eigenlijk geldt dit voor bijna elke vorm van (formeel en informeel) leren, alleen in het reguliere onderwijs was er de trend van heteroginiteit. Ik kan niet anders dan denken dat dat komt omdat we vooral de zwakkere willen helpen en niet omdat het voor de sterkere beter is.
      Tenslotte: helpen van de zwakkere is een mooi idee en is terecht belangrijk binnen onze cultuur, wat me stoort is de onzuiverheid van de argumenten.

    • Trots zijn
      Een mooi verhaal, dat niet klopt.
      Leerlingen moeten hun talenten ontdekken en ontwikkelen.
      Tot voordeel van henzelf en de maatschappij.
      Praktisch ingestelde leerlingen ontlenen hun trots aan getimmerde of betegelde wanden,
      gemetselde muren, de bereiding van smakelijke maaltijden.

      Weer anderen zetten hun tanden in theoretische problemen, ontlenen plezier
      aan het herkennen van structuren.

      Mix de leerlingen en de verbaal sterkeren zullen dominant zijn en niet meer worden uitgedaagd.
      Ik vrees dat, in het stukje waarop ik reageer, meer de visie van de schrijver ten aanzien van
      meer praktisch ingestelde bevolkingsgroepen naar voren komt dan een werkbaar model.

      Vergelijk het met tennis: is het leuk voortdurend te worden ingemaakt dan wel moeiteloos
      te winnen?

Reacties zijn gesloten.