Hoe weet je wat je niet weet oftewel wat is de toegevoegde waarde van docenten?

Thoreau stelt dat je niet kunt groeien als je niet weet wat het is dat je niet weet en je steeds
maar blijft cirkelen in wat je wel weet. Einstein stelt dat problemen vaak niet opgelost kunnen worden in hetzelfde kader als waarin ze gecreëerd zijn. In ’t Veld heeft het dan weer over het real life system.
In mijn beleving zijn dit wijze uitspraken van wijze mensen. Ze staan echter in schril contrast met de onderwijswerkelijkheid. Immers de moderne student dient zelf zijn leervragen te bedenken en te formuleren. De moderne student komt in de praktijk helemaal niet meer tot een verbreding van zijn real life system omdat hij of zij de instrumenten die hiervoor zijn niet meer krijgt van de instellingen of niet meer hoeft te gebruiken om tot voldoendes te komen. Wat hij of zij niet meer in voldoende mate krijgt is de beschikking over een vakbekwame docent en wat hij of zij niet of nauwelijks meer gebruikt is literatuur. Wie laat je nu nog weten wat je niet weet en wat de hierbij horende leervragen zijn om daar achter te komen. Wie bewaakt hierbij de effectiviteit en efficiëntie van het leerproces en in welke mate.
De docent is diegene die dat in het onderwijsproces zou moeten doen en dat vroeger ook altijd gedaan heeft.
Leren is te vergelijken met het overwinnen van de zwaartekracht. De eerste meter is de moeilijkste en de laatste de makkelijkste. Je kunt ook onmogelijk weg komen zonder de overwinning op die eerste meter en je kunt er geen een overslaan. Wie helpt tegenwoordig echter nog een student door die eerste meter van het leerproces. De veel gehoorde kretologie van proactiviteit en positivisme zou volgens de moderne onderwijsdenkers hier de docent kunnen vervangen. Als dat zo is kan ik hier echter de wetenschappelijke onderbouwing niet van vinden. De term proactiviteit is in deze kwestie feitelijk helemaal niet te volgen omdat proactiviteit juist erkent dat je keuzes moet maken en dat je respons niet deterministisch bepaald is. Terwijl je door het blijven cirkelen in wat je wel weet op lange termijn op zijn minst deterministisch overkomt. Positivisme laat je het maximum halen uit wat je al weet en het leidt niet vanzelf tot een verruiming van wat je al wist of kon en het vervangt zeker geen talent.

Corgi

1 Reactie

  1. Hoe weet je wat je niet weet
    Bij de leerstadia van Maslow vind je een overeenkomstige opvatting.
    Hij deelt de ontwikkeling van de student als volgt in:

    a) onbewust onbekwaam,
    b) bewust onbekwaam,
    c) bewust bekwaam,
    d) onbewust bekwaam
    In het eerste stadium bevindt zich de student, die tegenwoordig zelf moet uitmaken wat belangrijk is, zonder geleerd te hebben wat belangrijk is.
    Hij weet niet wat hij niet weet en hij weet daardoor ook niet wat hij nodig heeft.
    Geleidelijk aan leer hij wat hij nodig heeft tot hij bewust bekwaam wordt. Tenslotte wordt zijn bekwaamheid een automatisme en is hij zich er niet meer van bewust.
    Vanaf het allereerste begin in het verleden van het onderwijs en in alle culturen is een ‘aanleerpersoon’ nodig, een ‘onderrichter’, die boven het proces staat en de leerling op de meest effectieve wijze kan begeleiden naar kennis. Nu gaan wij echter weer het wiel uitvinden…..
    Hoe is het toch mogelijk dat het nieuwe leren zonder wezenlijke onderbouwing algemeen geldend wordt? En we wilden toch juist een kenniseconomie worden….

Reacties zijn gesloten.