cowboys en indianen onderwijs wild west

Onderwijs in Nederland: kennis centraal stellen

Hierbij betuig ik mijn adhesie aan de oproep van de stichting 108+ en het algemeen nederlands verbond om een eind te maken aan de infantilisering van het middelbaar onderwijs. In plaats van vaardigheden dient kennis weer centraal te komen staan. De onderwijsprogramma’s dienen weer stabiel te worden. De faciliteiten en de arbeidsvoorwaarden voor leraren dienen na een jarenlange afbraak weer verbeterd te worden. De regelgeving vanuit de landelijke overheid (Zoetermeer) dient sterk teruggedrongen te worden. Ook het aantal mensen dat werkzaam is in de leerplanproductie bedrijven dient verminderd te worden
Mijn pleidooi wordt ook gesteund door de werkgeversorganisatie nvo

Omdat mijn mening gevormd is door een jarenlange praktijkervaring als docent wil ik ook iets over mijzelf vertellen.

In januari 1989 studeerde ik af aan de universiteit Utrecht na het afleggen van het doctoraalexamen wiskunde en natuurkunde. Toen ik in 1974 begon aan mijn studie was er sprake van een andere tijdsgeest. De studieduur was onbegrensd, de samenstelling van het pakket min of meer vrij en de kollegezalen waren overvol met honderden studenten. Kollegegeld was er nog niet geweest maar dreigde ingevoerd te gaan worden. In totaal heb ik negen en een half jaar gestudeerd, eerst 5 jaar voor behalen van mijn kandidaatsexamen waarnaast ik een bijbaan had als studentenassistent wiskunde op de universiteit Utrecht en aktief lid was van de FJG later JS in de PvdA. Daarna heb ik mijn studie een aantal jaar onderbroken waarbij ik politieke funkties vervulde en soms ook journalistiek bezig was. Toen ik alsnog besloot mijn oude studie af te maken was er een onderwijshervorming doorgevoerd (de tweefasen structuur, niet te verwarren met de tweede fase in het huidige middelbaar onderwijs (studiehuis)) De studieduur werd teruggebracht tot maximaal 6 jaar, de eindscriptie werd ingekort van een jaar naar een halfjaar, de kleine scripte verviel, vakken werden ingekort en er werd een propedeuse ingevoerd (het eerste studiejaar) waar door het kandidaats verviel. Helaas had men geen afdoende overgangsregeling gemaakt voor degenen die van het oude stelsel moesten overstappen naar het nieuwe stelsel. Wie overstapte naar het nieuwe systeem met een kandidaatsexamen moest toch propadeuse afleggen hoewel dit veel minder vergaand was maar wel andere eisen stelde. Ik koos ervoor om het volgens de oude stijl af te maken. Zo kon het gebeuren dat ik na het behalen van mijn diploma erachter kwam dat het behalen van de bijbehorende lesbevoegdheid praktisch onmogelijk was geworden.

In het oude systeem was er tijdens de studie de mogelijkheid om het MO-B examen af te leggen waarmee de lesbevoegdheid verkregen werd, er waren in mijn geval ook gecombineerde groepen voor het behalen van mijn lesbevoegdheid wiskunde en natuurkunde, hetgeen als bijvak in 3 maanden geregeld kon worden. Hierbij wil ik nog aantekenen dat voor 1955 er in het geheel geen apart didactiek onderwijs nodig werd geacht en dat het behalen van een universitair diploma toen automatisch lesbevoegdheid inhield.
Helaas kon het allerlaatste MO-B examen in Utrecht in 1988 worden afgelegd en werd daarna iedereen doorverwezen naar de nieuwe tweede fase leraren opleiding die één tot anderhalf jaar fulltime per vak ging duren. Bovendien was toelating alleen mogelijk voor die nieuwe stijl studenten die al tijdens hun studie een onderdeel didaktiek hadden gevolgd, genaamd de predoktorale lerarenopleiding. Deze module stond gelijk aan twee maanden fulltime werk en ging uitsluitend over didaktiek, maar werd veelal over een periode van een half jaar of een jaar gegeven en kwam dan in de plaats van een echt vakinhoudelijk onderdeel. Degenen met een oude stijl diploma moesten zich dus na het afstuderen opnieuw gaan inschrijven bij hun oude studie, het didaktiek onderdeel gaan doen alvorens toegelaten te kunnen worden tot de eigenlijke, postdoktorale lerarenopleiding hetgeen dan nog eens een tot anderhalf jaar per vak ging duren. In mijn geval gingen de eisen omhoog van drie maanden naar drie jaar, terwijl de vakinhoudelijke eisen in het nieuwe diploma beduidend minder waren geworden. Aanvankelijk had ik weinig belangstelling voor het onderwijs, maar als vader van twee kleine kinderen met een werkende vrouw besloot ik na een half jaar tevergeefs solliciteren in de research om toch het onderwijs in te gaan, waarbij ik tegen bovengenoemde barieres opliep

Toen ik het ging proberen bij de naast de Universiteit Utrecht gelegen HBO leraren opleiding kwam ik er bovendien achter dat er wel allerlei vrijstellingsregelingen bestonden voor de doorstroom van HBO naar WO maar dat andersom niet kon. Mij werd indertijd op de SOL (de HBO lerarenopleiding) mede gedeeld dat voor het behalen van de door mij gewenste lesbevoegdheden wiskunde en natuurkunde zeven jaar gerekend moest worden, eerst moest namelijk een tweede graads lesbevoegdheid behaald worden, en dan nog twee maal drie jaar voor een eerste graads bevoegdheid, vrijstelling kon niet worden verleend.

Via de publikaties van het Ministerie van Onderwijs kwam ik er achter dat er nog wel enkele jaren een gelegenheid was om een staatsexamen MO-B wiskunde af te leggen, zodat ik kontakt opnam met de betreffende examenkomissie bestaande uit een aantal gepensioneerde wiskundehoogleraren

Tot mijn verbazing ontving ik een brief waarin mij werd meegedeeld dat ik toelaatbaar was voor het examen wiskunde MO-B op grond van mijn behaalde kandidaatsexamen wiskunde. Hoewel ik het MO-A examen (de tweede graads lesbevoegdheid) niet had afgelegd gold mijn kandidaatsexamen als voldoende voor toelating. (het doctoraalexamen dat ik ook had telde niet mee!)
Het examen bestond uit twee delen: een vakinhoudelijk deel functietheorie, meetkunde en analyse en een didaktisch deel , bestaande uit een boekenlijstje, een opstel van drie kantjes A4 en een mondeling. Er zat ook nog een deel praktijkervaring bij, maar omdat ik inmiddels onbevoegd was gaan lesgeven had ik daar meer dan voldoende ervaring in opgedaan.

Voor het vakinhoudelijke deel werd geen vrijstelling verleend, het bestond uit een schriftelijk en een mondeling examen. Omdat het staatsexamen was waarbij geen enkele les gevolgd hoefde te worden, de kosten gering waren en de tentamens in de zomervakantie plaatsvonden heb ik mij ingeschreven – onder protest. Hierbij speelde ook nog een vakinhoudelijk punt. Ik had bij mijn studie een kleine scriptie geschreven over het onderwerp differentiaalmeetkunde, waarbij ik door mijn begeleiders gedwongen was het oorspronkelijke manuscript te herschrijven. Ik had daarvoor een aantal door hen als verouderd bestempelde boeken gebruikt, en was na veel diskussie overtuigd van de noodzaak van de moderne differentiaal meetkunde. Tot mijn verbijstering moest ik voor het MO-B examen toch weer volgens de oude boeken tentamen afleggen. Een door mij verstuurde protest brief aan de examenkomissie werd niet ontvankelijk verklaard, zodat ik enkele maanden later in een zaaltje van het congrescentrum den haag met twee lotgenoten dit tentamen deed . Er was ook nog een nieuw onderdeel bij (projektieve meetkunde ) waar ik aardig mee moest worstelen . Bij de eerste poging behaalde ik net een punt te weinig om het gehele MO-B in één keer af te leggen, het jaar daarop kon ik met een tweetal hertentamens het vakinhoudelijke deel afsluiten en mij aanmelden voor het didaktiek examen. Dit examen was in handen van een vakdidaktikus aan de VU Amsterdam, toen ik mij wilde aanmelden en het verhaal vertelde weigerde hij mij toe te laten omdat hij vond dat ik gewoon het nieuwe programma tweede fase lerarenopleiding moest doen. Na bemiddeling door de examenkommissie ontving ik een handgeschreven briefje op het formaat van een achtste A4 met daarop een plaats en tijd voor het mondeling examen. Na een gesprek van drie kwartier over mijn werkervaringen en het door mij geschreven opstel ontving ik het bewijs van pedagogische en didaktische bekwaamheid behorend bij het examen MO-B en was ik bevoegd – voor het vak wiskunde.

Inmiddels was ik al jaren werkzaam in het onderwijs, steeds met tijdelijke kontrakten. Toen ik eraan begon was er nog geen basisvorming in de eerste drie klassen van het middelbaar onderwijs. Op de HAVO bovenbouw werd het vak wiskunde gegeven 5 uur per week van een redelijk niveau. Het natuurkunde onderwijs op Havo en VWO was ook nog best pittig te noemen. Al snel werd bij wiskunde het vak wiskunde A (en B) ingevoerd , en de meeste leerlingen kozen het gemakkelijke wiskunde A dat volgens mij nog maar weinig met wiskunde te maken had en waarin formules uit den boze waren maar docenten zich moesten gaan inspannen methodes te doorgronden waarin met raden, proberen en schatten naar het antwoord toegewerkt moet worden. Alle opbouw is eveneens verdwenen, de leerstof is opgedeeld in hapklare brokken zonder samenhang die in willekeurige volgorde verwerkt kan worden. In plaats van deduktieve wiskunde spreekt men onder pedagogen wel over intuitieve wiskunde.

Een leerling in 6 VWO wiskunde A die verder wil leren kan alle studies gaan volgen maar heeft in zijn gehele middelbare schooltijd geen enkel bewijs, definitie of stelling meer gezien. De opgaven vallen op door een gebrek aan formules of abstracties en een overvloed aan tekst, ludieke illustraties en krantenartikelen . Zogenaamd in het kader van realistisch rekenonderwijs worden volstrekt buiten de werkelijkheid staande voorbeelden gebruikt als:
• Een autotunnel in de vorm van een parabool
• een waterplant die elke dag het bladoppervlak verdubbelt
• een weg in de vorm van een exponentiele funktie waarover een auto rijdt met zijn licht aan

In de praktijk blijkt ook elke onderwijsvernieuwing met aanloopproblemen te kampen te hebben. Boeken zijn niet op tijd klaar, antwoorden boekjes zitten vol fouten en al snel worden er aanpassingen gemaakt in het programma waarbij steevast nog meer inhoud verdwijnt

Bij het natuurkunde onderwijs waren er ook enkele verschuivingen binnen het examenprogramma, maar over het algemeen bleef het programma hier wel op peil. Omdat ik halverwege de jaren 90 een uitgebreide ervaring had opgebouwd als natuurkunde docent wilde ik ook nog steeds deze bevoegdheid halen zodat ik mij niet lang na het behalen van mijn lesbevoegdheid wiskunde aanmeldde bij de universitaire leraren opleiding natuurkunde van de Universiteit Utrecht. Inmiddels was er een mogelijkheid om deze opleiding in deeltijd te volgen en bovendien werd mij op grond van mijn behaalde lesbevoegdheid wiskunde vrijstelling verleend voor de predoktorale leraren opleiding en een deel van het algemene didaktiek deel, zij het dat dit nog een hoop moeite kostte mede in verband met de steeds wijzigende regelgeving op dit gebied

Eind jaren 80 was de wet HOS aangenomen waardoor in het voortgezet onderwijs de salarisschalen aanzienlijk teruggebracht werden. Waar vroeger een eerste graads leraar begon in salarisschaal 10 en doorgroeide naar einde schaal 12 werd door de HOS het hoogst haalbare salaris het einde van schaal 10, terwijl de beginschalen ook verder naar beneden gingen. Begin jaren 90 probeerde de toenmalige regering op voorstel van de PvdA iets te doen aan de salarisachterstand en werden de beginschalen iets opgetrokken terwijl er een zogenaamde NAHOS-kompensatieuitkering aangevraagd kon worden. Dit laatste betekende in mijn geval dat ik bij alle salarisadministraties van scholen waar ik parttime een deel van het jaar had gewerkt een verklaring moest opvragen en laten ondertekenen, dat ik een enorme hoeveelheid formulieren moest invullen en dat ik uiteindelijk 150 gulden extra ontving, hetgeen niet opwoog tegen de hoeveelheid werk om de aanvraag in te dienen. Later ontving ik ook nog een brief dat het verkeerd was berekend maar dat het niet teruggevorderd zou worden behalve in geval van accountantscontrole. In feite is de situatie in het onderwijs nu zo dat vanaf kleuterschool tot en met voortgezet onderwijs en zelfs deels HBO en WO onderwijs voor zover gebaseerd op middelbaar onderwijs de salarisschalen gelijk zijn (schaal 10) . Voordat het eindnivo bereikt wordt volgt eerst nog een driejarige stop voordat de laatste twee salarisverhogingen geschieden en verdere groei onmogeliojk is, terwijl na jaren onderwijs overstappen naar ander werk niet gemakkelijk is.

In het kommercieel onderwijs golden minder formele beperkingen voor een dienstverband in verband met al dan niet hebben van een lesbevoegdheid . Ik kwam er al spoedig achter dat in die sektor andere problemen golden. Bij een sollicitatie bij instituut Blankenstein te Utrecht kwam tijdens het gesprek geheel onverwacht een dertig tal rechercheurs van de fiscale opsproingsrecherche de boekhouding in beslag nemen en het pand verzegelen, waarbij ik via een nooduitgang aan de werf van de gracht nog net kon ontkomen in gezelschap van iemand van de direktie die mij later de baan aanbood. Vanwege dit voorval en de berichtgeving in de kranten over fraude bij de examen’s besloot ik het aanbod af te slaan en te gaan werken bij de internationale school Beverweert, een engelstalige kostschool gevestigd in een kasteel te Werkhoven.
Bij het begin van het schooljaar ging de zaak failliet en konden de salarissen niet meer betaald worden. Na dat een aantal ouders van leerlingen een nieuw bestuur had gevormd werd na 6 weken een nieuwe school opgericht. Intussen kregen wij een 100% uitkering van de bedrijfsvereniging, die later verrekend werd met het uitbetaalde salaris zodaig dat het kostenneutraal leek voor het personeel. Zo was het bij een eerder faillissement ook gegaan, maar dit keer werd kort voor de zomer van het jaar daarop deze uitkering teruggevorderd door de bedrijfsverniging, zodat wij in feite geen salaris hadden gehad over 6 weken (bij mij 8 weken) Omdat tegen het eind van het schooljaar de helft van het personeel ontslagen was durfde de andere helft er niet tegen te protesteren, terwijl degenen die weggingen slecht georganiseerd waren, verdeeld raakten of al op vakantie waren. zodat de direktie er mee weg kwam. Enige tijd later kwam ik terecht bij Luzac college, waar lidmaatschap van een vakbond verboden is. Hier is het de gewoonte het gehele personeel in de zomermaanden te ontslaan en daarna weer aan te nemen. Leerlingen hadden het recht onbeperkt te herkansen terwijl alleen betaald werd per gegeven les ( niet in geval van ziekte of verhindering). Een schoolonderzoek maken leverde dus niets op, maar nakijken werd betaald met f 2,50 bruto per tentamen, waarvan de helft werd ingehouden. Tussen iedere les zat twintig minuten (onvergoede)pauze, terwijl er ook maar een klein deel van het jaar werd lesgegeven ivm tentamenperiodes
Nadat ik had uitgerekend wat ik daar verdiende 1000 gulden per maand en bijna de hele week bezig heb ik enkele dagen voor het begin van het nieuwe schooljaar opgezegd, ik was immers toch al ontslagen.

In verband met het aantal leraren met een wachtgelduitkering werd door de regering besloten dat bij vakatures in het onderwijs wachtgelders voorrang hadden. Toen ik echter een wwuitkering had van de internationale school beverweert kon ik dus niet meedoen. Ook had ik een wachtgeld van de universiteit utrecht (waar ik wiskunde a kursussen had gegeven voor studenten met een tekort aan wiskunde vooropleiding). Toen ik gebruik makend van deze regeling als docent werd voorgedragen bij het Bonifatius College Utrecht werd ik aanvankelijk aangenomen, maar toen de rector begon door te vragen over mijn wachtgeld en erachter kwam dat het van de universiteit was werd ik onmiddelllijk ontslagen omdat de regel alleen gold cvoor wachtgeldebn van USZO Groningen en niet voor USZO Zoetermeer. Ik had dus twee uitkeringen maar anderen gingen voor omdat ze een wachtgeld uit Groningen kregen. Later kwam ik toch op een school in Amsterdam terecht waar ik een zieke leraar verving vanaf de herfstvakantie . Bij het begin van iedere schoolvakantie raakte ik een deel van mij uren kwijt omdat hij dan weer meer ging werken. Dit fenomeen had ik ook meermalen meegemaakt in het volwassenen onderwijs waar ik soms voor 10 dagen een arbeidskontrakt kreeg .

Toen ik mij in 1996 aanmeldde bij de universitaire leraren opleiding natuurkunde werd in eerste instantie mijn toelating geweigerd omdat ik een aantal studiepunten tekort zou komen voor het onderdeel trillingen zo zou uit mijn tentamenbriefjes gebleken zijn.
Na een protest bij het kollege van bestuur werd ik alsnog toegelaten. Overigens was ik afgestudeerd op een wiskundige beschrijving van resonante trillingen in watregolven maar in Utrecht viel fluidmechanika onder de fakulteit wiskunde zodat de lerarenopleiding natuurkunde hier geen rekening mee wilde houden. Afgezien daarvan voldeed ik wel degelijk aan de eisen van de toenmalige studie. Later konstateerde ik dat er ook studenten waren toegelaten die op het HBO een tweede graads lerarenopleiding hadden afgerond.
Na anderhalf jaar behaalde ik bij de interfakultaire voortgezette leraren opleiding van de Universiteit Utrecht de eerste graads lesbevoegdheid natuurkunde. In die tijd volgde ik wekelijks een middag vakdidaktiek , aangevuld met enkele avondbijeenkomsten. Van mijn lessen maakte ik regelmatig verslagen, die ik per mail opstuurde en regelmatig bespark met mijn docent, die af en toe ook kwam kijken in de les. Ondertussen was ik ook nog aan het solliciteren , eerst werkte ik in Schiedam en later in Hilversum en bovendien had ik nog wiskundelessen aan het volwassenenonderwijs in Gouda. Een baan in Ede en een in Almere moest ik afslaan. Toen ik in de zomer van 1997 mocht blijven op de school in Hilversum waar ik werkte als natuurkunde docent op zowel de havo vwo afdeling als de internationale school kreeg ik het dringende advies om dit altijd aan te nemen. Gezien de drukke tijd had ik ook weinig tijd om te sollicirteren zodat ik het gedaan heb. Er was weliswaar één bezwaar: de baan die mij werd aangeboden was voor twee derde ingevuld met scheikunde. Door de onderwijshervormingen in de basisvorming was het vak scheikunde aanzienlijkteruggebracht en deels ondergebracht bij natuurkunde, op sommige scholen was sprake van één geintegreerd vak NASK (natuur-scheikunde) genaamd, terwijl op de international school in de onderbouw het vak science gegeven werd. Hoewel ik sinds de middelbare school nooit meer iets aan het vak scheikunde had gedaan, had ik dus via mijn natuurkunde bevoegdheid automatisch een tweede graads bevoegdheid scheikunde verkregen. Aangezien kennis in het voortgezet onderwijs steeds minder van belang is bleek het voor mij niet eens al te moeilijk om het vak te geven, ondersteund door een amenuensis die de proefjes klaar zette, een kant en klare proefwerkbundel en wat extra voorbereiding. Reaktievergelijkingen bleken in de basisvorming nauwelijks voor te komen, het ging bijvoorbeeld over de natuurwetenschappelijke methode en het maken van een verslag op het nivo van: “ het is groen en het borrelt”. Opvallend was ook de nadruk op het maken van herkenbare produkten zoals tandpasta, zeep en shampoo die dan vervolgens mee naar huis genomen mocht worden. Omdat in het onderwijs geldt dat een tweede graads leraar ook eerste graads uren mag geven (zolang niet meer dan 10% van het totaal van de school zo ingevuld wordt) was ik dus bevoegd geraakt voor scheikunde zonder dat ik daar ooit iets voor geleerd had sinds ik zelf de middelbare school had verlaten.

Inmiddels was de tweede fase hervorming van het voortgezet onderwijs in aantocht: het studiehuis. Wekelijks werd er over vergaderd. Dit soort aktiviteiten waren in feite kostenloos omdat er geen vergoeding voor de uren tegenover stond terwijl de feitelijk toegekende urenvergoeding voor lesgeven en wat daar uit voort vloeit aan vergaderingen, ouderavonden, korrektie en voorbereidingswerk vaak al te krap is. Als scheikunde leraar voelde ik mij niet helemaal in mijn element. Het jaar daarop solliciteerde ik opnieuw bij een groot aantal scholen, hetgeen een drietal aanbiedingen opleverde waarvan ik er voor koos om te gaan werken voor het Merewade College in Gorinchem. Dit was een openbare school en mij was beloofd dat ik een aantal klassen 3, 4, 5 vwo en havo wiskunde zou krijgen waaronder een examenklas. Nadat ik getekend had en de overige aanbiedingen en uitnodigingen had afgeslagen was de ontgoocheling dan ook groot toen ik begin juli mijn rooster ontving waarin geheel tegen de afspraken in uitsluitend uren vermeld waren op de MAVO. De school was in verband met de vakantie al gesloten en onbereikbaar., zodat ik na een dag beraad besloot de baan maar op te zeggen in verband met geschonden vertrouwen voordat hij zou ingaan per 1 augustus 1998. Nadat ik alsnog een wachtgeld uitkering had aangevraagd ging ik op vakantie, en nadat ik terug kwam werd ik al weer vanzelf gebeld door twee scholen waar van ik op de eerste meteen werd aangenomen – met terugwerkende kracht per 1 augustus. 1998

Tijdens het sollicitatiegesprek op het reformatorisch college Blaucapel te Utrecht kwam het gesprek al gauw terecht op de evolutietheorie, waar ik mij behendig door heen wist te werken maar onderwerpen als big bang en evolutie blijven op protestant chritelijke scholen uiterst beladen onderwerpen zoals ik al eerder had gekonstateerd. Bij het dagelijks ritueel op een christelijke school hoort ook de zogeheten dagopening : oftwel een stichtelijk woordje aan het begin van de dag. Een van de mogelijkheden is dan een stukje voorlezen uit het blad “de zoutkorrel” waar elke dag drie verhaaltjes staan waarvan er altijd één is waar Jezus of God niet rechtstreeks in voorkomt en dat door mij als humanist dan ook steevast gekozen werd.
In verband met de vele werkzaamheden was de introductie van het studiehuis met een jaar uitgesteld.

Na 4 weken lesgeven werd ik met opzet door een leerling met een laserpen in mijn oog geschenen. Het betrof een zwaar model (klasse 3, P=4,5 mW) en hierdoor had ik drie en een half jaar last van pijn in mijn rechteroog. Aanvankelijk was ook de gezichtscherpte rechts minder (visus 60%) maar na een jaar of twee was dit weer terug op 100% . zie web.inetr.nl.net/hcc/Groenenberg.M
Terwijl ik inmiddels dus volldig bevoegd was geraakt zat ik arbeidsongeschikt thuis en werd aan het eind van het jaar mijn kontrakt niet verlengd zodat ik ging solliciteren naar een 50% baan om weer te beginnen

Inmiddels was de langverwachtte tweede fase ingevoerd, toen ik bij het Comenius College in Capelle werd aangenomen kwam het erop neer dat in de bovenbouw een derde van de lesuren natuurkunde waren verdwenen (dit gold ook voor scheikunde en wiskunde). Het vak was behoorlijk uitgehold, in mechanika werd bijvoorbeeld alleen nog maar de vertikale val zonder beginsnnelheid behandeld waar vroeger op de havo nog een willkeurige vrije beweging werd behandeld, of bijvoorbeeld ook draaibeweging. De derde wet van Newton(vroeger derde klas stof) was geheel verdwenen, alleen wet 1 en 2 werden nog gedaan. De lesstof was ook veel minder samenhangend geordend en versimpelt. De boeken zaten vol fouten en waren nog niet af, evenals de antwoordenboekjes. Het leerlingenlaboratorium moest nog verbouwd worden, en om de computers in de mediatheek was een roodwit lint gespannen want er waren problemen mee. Met stensils en eigen gemaakte antwoorden werden de eerste lessen gegeven.

Het ministerie van onderwijs had ook nog een nieuw vak uitgevonden: algemene natuur wetenschappen ANW. Het had meer iets van maatschappijleer over exacte vakken . Mij werd verteld dat alle leraren natuurkunde scheikunde biologie dit nioeuwe vak moesten gaan geven en verplicht waren om een nieuwe lesbevoegdheid te behalen. Hoewel de voorwaarden hiertoe wel soepeler waren dan wat ik had meegemaakt op dit gebied heb ik vanaf het begin geweigerd om nog weer een lesbevoegdheid te gaan halen voor ANW. Tijdens de lessen kwam ik er al snel achter dat het vak weinig om het lijf had. Leerlingen moetsen veel groepswerkstukken maken, die veelal van elkaar en van internet gekopieerd werden. Hele lessen werden besteed aan zaken als: teken een keuken, een werkstuk over chinese astrologie of surinaamse voodoo afgewisseld met vingerafdrukken praktikum en spijkerbroeken verven. De proefwerken waren heel voorspelbaar en vergden nauwelijks leerinspanning. Nadat we enkele maanden bezig waren kwam de regering met de mededeling dat het vak niet meer meetelde omdat het studiehuis zo zwaar was. In totaal henb ik dat eerste jaar studiehuis 4 wijzigingen meegemaakt, bijvoorbeeld ook het afschaffen van een profielwerkstuk over twee vakken. Daarna bleef het rommelen in het studiehuis, natuurkunde 1 en 2 werd toch weer gewoon natuurkunde, de talen kregen andere eisen maar inmiddels heb ik het onderwijs verlaten en werk ik in de IT waar ik me bezig houd met databases. Momenteel ben ik betrokken bij een projekt voor het ministerie van Onderwijs. Wat opvalt is dat op het ministerie de arbeidsvoorwaarden heel wat beter zijn dan op school: kanytine met warme maaltijden, zelfs was strijk en reparatieservice, kom daar maar eens om op een school…
Inmiddels hoor ik dat er weer een derde van de exacte vakken geschrapt dreigt te worden en dat er sprake is van plannen voor voortgezette algemen natuur wetenschappen. Mijn mening: NIET DOEN!

3 Reacties

  1. Veranderen om te veranderen
    Beste Maurits,
    Wat mij opvalt in jouw betoog is dat de regels en methodes etc. nogal zijn gewijzigd in de loop van de tijd. Ik had er geen idee van dat het zo veelvuldig is geweest en vaak ook zo ingrijpend. Zelf loop ik ook al heel wat jaren rond in het onderwijs en ik ben nog steeds van mening dat onderwijs managementtechnisch gesproken een uitermate simpele activiteit is. Feitelijk zit het werk vooral in de inhoudelijke aanpassingen binnen de vakken. Naast contacturen is vakbijhouden in mijn visie dan ook het meest wezenlijke voor een docent. Toch zie je steeds weer de hele school overhoop gehaald worden qua methodes etc. Er zijn momenten genoeg geweest waarin er geen een jaargang binnen het instituut was waar ik werkte waarvoor dezelfde regels golden. Bij het personeelsbeleid zag je soortgelijke ontwikkelingen. Dit alles brengt mij tot de volgende stellingen:
    A
    Veranderen gaat te gemakkelijk en te vlug.
    Er wordt veel veranderd binnen het onderwijs zonder dat men de consequenties daarvan begrijpt. Dit leidt dan weer tot veel reparatieveranderingen.
    B
    Als een systeem niet goed wordt uitgevoerd{om welke reden dan ook} wordt het systeem weggegooid.
    B
    Er zijn teveel mensen actief binnen het onderwijs wiens activiteiten alleen voortkomen uit het veranderen. { Vergeet hierbij vooral ook niet al die adviesbureaus}Zij initiëren veranderingen omdat organisatorische{management} stilstand baanverlies betekent voor hen. {Hoeveel geld kun je hier uithalen?}
    C
    Er dient veel meer organisatorische stabiliteit in het onderwijs te komen omdat rust{zowel innerlijk als in de omgeving} een essentiële voorwaarde is voor een goed didactisch klimaat.
    Tevens behoeven er dan ook veel minder mensen beschadigd te worden.

    Ik nodig iedereen uit hierop te reageren.

    Corgi

  2. Wiskunde i.p.v. scheikunde
    Dit is ook voor mij nieuw: met een eerste-graads bevoegdheid voor natuurkunde heeft men ook een tweede-graads bevoegdheid voor scheikunde.
    Zou het niet logischer zijn om scheikunde te vervangen door wiskunde ?
    Ook ik heb helemaal geen scheikunde meer gehad sinds het VWO.
    Met de wiskunde die men opgedaan heeft in de natuurkunde-studie steek men ver uit boven het VWO-niveau.

    • Vóór de Tsunami van het nieuwe leren
      Toen ik op de huidige TUE afstudeerde als natuurkundig ingenieur volstonden 2 extra vakken van 2 college-uren per week gedurende een half jaar om een eerstegraads bevoegdheid wiskunde te halen. Van een lagere bevoegdheid voor scheikunde heb ik toen niets gehoord. Die extra wiskunde was overigens wel wenselijk want de mammoet-wet met leerstof over verzamelingen en functies kwam er aan en daaraan was bij de vele wiskunde die je als student natuurkunde kreeg niet veel aandacht besteed.

Reacties zijn gesloten.