Strategische beschouwingen

De oogst aan beter onderwijs die BON heeft binnengehaald sedert haar stichting is teleurstellend. Passend onderwijs gaat gewoon door en de filosofie die er achter steekt biedt voorstanders van de middenschool een nieuwe kans om dat wangedrocht in te voeren. Passend onderwijs is een nieuwe aanslag op de keuzevrijheid van de ouders wat betreft het onderwijs aan hun kinderen, een verdere denaturalisatie van de onderwijzer en mogelijk later de leraar in de richting coach. Voor alle scholieren wordt het onderwijs slechter tenzij een reddingsactie met ICT succes zou hebben en de rol van de lumpsum neemt toe. De daardoor toegenomen macht en rijkdom van de schoolbesturen, onderwijsadviesbureaux  en paedagogische centra zou volgens de mensen die zich in onderwijsland aan de top bevinden wegens hun toegenomen verantwoordelijkheden tot uitdrukking moeten komen in vrijstelling voor  hun van de balkenendenorm. De overheid gaar dus door met de ombouw van onderwijsland tot een jachtterrein van geldwolven die op zoek zijn naar het grote geld. We hebben een ministra van Onderwijs die gehoorzaam is aan de onderwijslobby in Brussel en zo de genoemde wolven bijstaat in hun zoektocht naar Leckerbissen. De macht van de “onderwijsmaffia” is zo groot dat de Nederlandse parlementariërs door nu, ineens en zonder uitproberen,  het passend onderwijs in te voeren de conclusies van hun eigen commissie Dijsselbloem naast zich neer leggen.

Bon heeft zich te lang laten leiden door de schone akademische gedachte dat wie laat zien dat hij gelijk heeft ook gelijk krijgt. Maar de waarheid interesseert de hapgrage wolven niet. Alleen maar dat wat er te happen valt. BON stopt te veel energie in waarheidsvinding en heeft voor zo ver mij bekend geen strategie. We hebben een Ho Chi Min nodig; wij moeten listig worden in de strijd tegen de duidelijke overmachtige tegenstanders. Het bestuur van BON moet aangevuld worden met generaals.

Het komend minisymposium van BON ter viering van haar dies natalis zou niet over het onderwijs zelf moeten gaan maar over het ontwerpen van een strategie. Burgerlijke ongehoorzaamheid uitlokken of het zoeken van bondgenoten. Een dag van het schoolzieke kind uitroepen om te kijken hoeveel ouders achter ons staan doorhun kind op die dag thuis houden. Soms wordt op de website van BON een karikatuur van “de ouder” beschreven. De school als bewaarschool voor de grotere kinderen zodat de ouders beide kunnen werken. Een school moet leuk zijn. Als hun kind maar een “hoog” diploma haalt is het goed en wanneer een diploma geflatteerd en geinflateerd is merken ze dat helemaal niet. Ouders zouden gemakkelijke slachtoffers van de infantiele propaganda van de schoolbesturen zijn.

Maar er zijn ook ouders die vinden dat kinderen op school hun tijd verdoen. Maar ze hebben niet altijd tijd, geld of energie om de strijd met de schoolbesturen aan te gaan. Want net zoals bij dissidente leraren worden ontevredenen met juridische middelen bestreden. Ook al zit een schoolbestuur helemaal fout, zijn advocaten zullen bij de rechter proberen om aan te tonen dat zwart wit is. BON zou kunnen proberen om ontevreden ouders met elkaar in contact te brengen in de hoop dat ze zich gaan verenigen en zich en masse gaan opstellen tegenover de schoolbesturen en hun medeplichtigen.

Misschien is er een politieke partij die in samenwerking met BON een mogelijkheid ziet om sterker te worden. Het dogma dat BON om de kans op beter onderwijs te maximaliseren het beste politiek neutraal kan blijven moet op zijn eeuwigheidskarakter onder de loupe genomen worden.

BON zou zich kunnen concentreren op de Nederlandse grondwet alsmede de Europese en mondiale verdragen over mensenrechten die ouders in het kader van hun opvoeding het recht geven eisen te stellen aan het onderwijs dat door de overheid wordt opgelegd. BON zou de politieke partijen kunnen vragen om het subsidiariteitsbeginsel voor het onderwijs leidend te verklaren zodat ouders de beslissingen over het onderwijs aan hun kinderen mogen nemen die door de overheid per geval moeten worden goedgekeurd. Veel Nederlanders vinden het niet acceptabel dat “Brussel” ons van alles voorschrijft en deze Nederlanders zouden misschien ervan overtuigd kunnen worden dat het net zo min aanvaardbaar is dat “Den Haag” de ouders voorschrijft hoe het onderwijs aan hun kinderen gegeven moet worden en wat de inhoud ervan zou moeten zijn. Principieel liggen beide zaken hetzelfde.

Is er een kansrijkere strategie voor BON mogelijk?

Op deze vraag zou het volgende BON-mini-symposion misschien een antwoord kunnen worden gegeven!