e pluribus unum

Te weinig BONners blijken er zich van bewust te zijn dat huidig onderwijs uit twee principieel scherp te onderscheiden componenten bestaat. Onderwijs is net als kinderbijslag een hulpmiddel voor ouders bij de opvoeding van hun kinderen. Zo worden kinderen van arme of laagopgeleide ouders zo min mogelijk benadeeld t.o.v. kinderen van rijke of laagopgeleide ouders. Daarnaast vervullen kinderendoor het volgen van onderwijs een dienstplicht t.o.v. de maatschappij zodat de welvaart en het welzijn ervan geborgd worden. Dat veel BON-leden dit onderscheid niet maken is is des te merkwaardiger omdat een aantal BONleden wel scherp onderscheid wil maken tussen school en na- en tussen-schools opvang in een schoolgebouw met  recreatieve voorzieningen.
BON richt zich tegen de inefficiency en de niveauverlaging van het onderwijs. Maar doet zij dat alleen maar om een einde te maken aan het wan- en mis-bruik van onderwijs als dientplicht of strijdt zij ook tegen het toenemend inperken van de ouderlijke macht door de overheid? In het laatste geval zou zij veel heftiger hebben moeten reageren op de sleutelpositie die de juffen van de basisschool hebben gekregen bij de toelating van leerlingen tot een bepaald niveau van secundair onderwijs. Tegen het oordeel van de juffen is geen beroep mogelijk en het secundair onderwijs is een onbetrouwbare congsie met een monopoliepositie.
Zo nu en dan komt bij de politiek ter sprake dat de burger het recht zou moeten krijgen om wetten en besluiten te toetsen aan de grondwet. De meeste parlementariërs vinden het wel gemakkelijk dat dat niet mag. Speciaal voor het onderwijs heeft dat verstrekkende gevolgen. BON zou meer steun van de bevolking kunnen krijgen als zij daar de politiek op zou aanvallen. Haar beperkte doelstelling van één type toegestaan onderwijs grotendeels in dienst van de economische belangen van de samenleving beperkt haar invloed meer dan een verruiming van haar doelstellingen tot een zaak van burgerrechten.