24 juli 2009
Tweede deel: American Vertigo
Toegevoegd op 28 october 2009 “Unfortunately, too many Business schools are driven by rankings. We all know that ‘points mean prizes’ and in this case the points are 70% weighted towards salary and increase in salary three years after completion with very little recognition given to quality, diversity and research. The sectors with the highest salaries – the financial and banking sectors – were attractive not only to MBA candidates to aspire to on completion but they were courted by some business schools wanting to ensure they hit the top 100” (D. Bradshaw, FT 30 juni 2009).
Het was zeer indrukwekkend hoe het Gaudeamus de volgende dag door de menigte uit volle borst – en uit het hoofd – in de aula gezongen werd, een prachtig effect, al deed het een beetje denken aan een mannelijk slavenkoor. De viriele soberheid van het Latijn en van hun lapidaire schrift hebben iets overweldigends. Het heeft de rijke verscheidenheid en de uitstraling van onze Westerse cultuur mogelijk gemaakt. Burgemeester Aboutaleb heeft ons toegesproken. Het was duidelijk dat hij meer representeert dan een lenige aanpassingsatleet. Met dit soort mensen is de toekomst misschien niet zo somber als men van de overvolte, onrekbaarheid en slechte integratie vroeg of laat moet verwachten. Hoe negatief men ook tegen iets kan aankijken, misschien trekt de ‘invisible hand’ van de samenleving dat weer wat recht en vullen ook ervaring en praktijk de leemten op van de universitaire gatenkaas…
In mijn ex-NEH herken ik me niet meer, NEH klonk als een paukenslag, een wake up call, het was een begrip, zoals de HEC in Frankrijk nu nog, en Harvard en de ETH, goede wijn die geen krans behoeft. Ze hebben er Rotterdam School of Management van gemaakt, wat ‘Nederlands’ was en ‘Hoog’, hebben ze letterlijk en figuurlijk op de mestvaalt gedumpt, niet kwantificeerbaar, weg ermee! De boekhouders en de handelaars hebben de Tempel in bezit genomen. RSM klinkt al even schlemiel als het omgevallen Golden Tulip doorgangshuis, hoewel andere universiteiten het nog veel bonter maken, zoals Groningen: als je daar Duits wil studeren moet je je inschrijven in voor het ‘Department of German Language and Culture’ (sic). Huivert U mee: wat voor soort wanproducten worden als leraren Duits door de strot van het onnozel gehouden Volk geduwd? Heeft men met zo’n betiteling de limiet van belachelijkheid niet overschreden?
De RSM teksten die men kan raadplegen, puilen uit van make-belief, internationale ketelmuziek en ander spierballenjargon. Het weerspiegelt een geestesarmoede, le formatage des esprits, la haine de la pensée non rentable, die wordt geamplifiëerd door een ‘arrogant belief in the unquestionable superiority of free trade’ van alles wat los en vast zit. ‘Rotterdam gateway to the World’. Waarom niet ‘to Heaven’. ‘Act local, think global’. Wat bedoelen ze daar precies mee? Het omgekeerde zal even dom zijn. De onverwoestbare cyborgs die er hun opleiding voltooien, kunnen hun borst nat maken met ‘an unbeatable foundation for a successful career in all areas of the global arena’! Het is duidelijk dat het land, dat de Rotterdamse denkmeesters heeft gevoed, opgeleid en welvarend heeft gemaakt, er niet meer aan te pas komt, ze vinden zich daar nu te groot voor (geparafraseerd uit De Prooi, bldz 390) (1). Zou de aimabele nieuwe teflon ‘dean’ Georges S. Yip, een ‘deep grasp’ hebben van ’Dutch history and an understanding of the Dutch way of life’? Vult U het zelf maar in. Hij lijkt me meer het lijfelijke bewijs ervan dat de managers van de RSM de opleiding intellectueel inhoudsloos hebben gemaakt, la réalité n’a aucune importance, il n’y a que la perception qui compte. Wat heeft een student uit de Peel of Heerhugowaard aan een leider met wie ze zich niet kunnen identificeren en die doet denken dat er een Ahold of ABN Amro Bank scenario in aantocht is?
Het idee heeft post gevat dat om te slagen, men minder hoeft na te denken, je moedertaal niet hoeft te beheersen, culturele binding overbodig is, de Klassieken niet meer hoeft te kennen en talenkennis sowieso te veel inspanning vergt. Kortom dat men de algemene kennis kan verwaarlozen. Algemene kennis is toch absoluut noodzakelijk om de verschillende kennis disciplines met elkaar in verbinding te brengen en zich wederzijds te laten inspireren. Zonder algemene kennis is er geen ‘helicopter view’ en geen intellectuele weerstand. Zonder een goede beheersing van je moedertaal, wordt het kritisch lezen ook problematisch, dat maakt mijn blog (hopelijk) duidelijk. De zware tendens om kennis (in meervoud) toe te vertrouwen aan specialisten, maakt van alle anderen in de samenleving geborneerde uitvoerders, die niet meer in staat zijn de juiste vragen te stellen.
Men zou goed moeten luisteren naar wat Mrs Drew Gilpin Faust (President van de Harvard University, FT video interview van 11 juni 2009) zegt over MBA-opleidingen: ‘Harvard business School is about training people to make a difference in the World, let’s make it a difference for the World’ …’[it] did one of its famous case studies about its own identity and about its relationship to the financial crisis…there has been a tremendous amount of self scrutiny’ …[de Universiteit moet meer doen]…‘training is about moving people into positions where they can be productive immediately, education is about getting a person ready for a Life to follow and also to make them adaptable, make them innovators and give them curiosities, and be able to transcend a particular vocational moment’… ‘It is not enough to have information in their head, we want them to have knowledge, which means they must reflect on information and have understood the implications and foundations of it, and be able to replace it, when new information comes along’(2). Men voelt de zeer grote culturele gebondenheid aan en impliciet is het een hymne voor een gedegen algemene kennis en een zekere bescheidenheid (de merites (?) van de voorgestelde professionele ‘oath’ à l’américaine heb ik er uit gelaten, ik vrees dat ze in Rotterdam al nadenken over een afgrijselijke na-aperij).
De ‘self-gratification’ toon van de Rotterdamse agitprop is heel anders, alles is daar meteen ‘world-class’, ‘global’, ‘executive’, ‘rich plurality’, om nog maar te zwijgen van ‘360-degree feedback sessions’, ‘exceptional peer environment’ en heel veel ander nep-goud. Ze raken er kennelijk van in opwinding, van dat soort ‘volupté qui engourdit la réflexion’, normale mensen krijgen er minder pleizierige pukkels van. It is superficially attractive, but deeply flawed… Om een voorbeeld te geven: ‘As an Executive MBA participant, your corporate network will swiftly comprise the international and talented peers … connections that will become life-long due to the intense nature of the EMBA educational experience. New connections will also be formed with executives from the companies that support RSM in multiple endeavours and events. By the time you graduate from the programme, your personal contacts will span continents, generations, and industries’. En ‘the Moon and the Stars’ hebben ze vergeten er aan toe te voegen. Het is niets meer dan pretentieuze kitsch. Het is ook uiterst merkwaardig dat men in Nederlandse teksten zo vaak ‘het netwerken’ tegenkomt, het schijnt op de Middelbare School te beginnen. In Frankrijk is dat een fluisterend uitvloeisel van je eigen capaciteit, in Nederland een krampachtige manier om je zelf meer inhoud te geven. Het is een groot cultureel verschil. Wat opviel bij het lezen van ‘De Prooi’ was juist de fatale afwezig het van een Nederlandse ‘establishment’, een hogere vorm van netwerk, met passerelles tussen de overheid, de politiek, de universiteit, de ‘haute finance’, de vakbonden, de invloedrijke families enz., en niet noodzakelijkerwijs à l’anglaise ‘invisible, unaccountable and immensely powerful’.
ESSEC, één van de drie beste Franse instellingen zegt dit van zijn MBA opleiding: ‘Son ancrage dans une tradition humaniste forte confère …. toute son ampleur à sa mission et à sa volonté de formation de managers de demain, conscients des enjeux sociaux et politiques actuels et futurs’… ‘Le programme vise à développer leurs capacités d’innovation et d’entrepreneuriat en prônant l’ouverture d’esprit, l’esprit d’équipe, la liberté pédagogique et la responsabilisation d’étudiants issus de tous les continents’. (Vrij vertaald: Onze stevige verankering in een humanistische traditie versterkt onze roeping en onze wil om de managers van morgen op te leiden, die zich bewust zijn van de huidige en toekomstige sociale en politieke uitdagingen…..Studenten uit alle werelddelen volgen een programma dat beoogt hun bekwaamheden te ontwikkelen op het gebied van vernieuwing en ondernemingszin door hun ontvankelijkheid en verantwoordelijkheidsbesef te stimuleren, waarbij gebruik gemaakt wordt van teamgeest en een pedagogische vrijheid). Het is wat wollig, in het Frans klinkt het beter, maar ze zijn duidelijk minder op drift dan in Nederland, en ook hier is er een sterke culturele binding en uitbouw van waar ze goed in zijn.
Het beheersen van het Engels is belangrijk, maar het mag niet ten koste gaan van je eigen taal of van de taal (en interesse ) van de buurlanden (3). Internationalisering is belangrijk, maar moet een middel zijn en geen onderwerping. Rangschikking kan belangrijk zijn, vooral nationaal, en zeker niet ‘Chinees’, en men moet zich bedenken dat de zeer beperkende kwantitatieve criteria van de internationale rangschikking self defeating zijn (impactfactor van publicaties in Amerikaanse tijdschriften, eerste salaris e.d.). Als middels een nieuwe Europese methode Frankrijk en Duitsland hun rang gaan innemen, is niet alleen Leyden in last, maar heel Nêerlands academia… Rotterdam en alle andere Universiteiten hebben er vooralsnog ongeluksmamellen van gemaakt, die vroeg of laat uitmonden in een identiteitscrisis. Rotterdam. Engels! 3000 buitenlandse studenten (de hele Universiteit) ‘from all over the World’! Wat is hun toegevoegde waarde? Hoeveel edelproffen met een ‘demonstrable capacity for realizing publications in top-tier ISI journals’? terwijl zelfs in Amerika men zich bewust wordt van de perverse effecten van het ‘publish or perish’ systeem, dat de vorm heeft aangenomen van een ‘delivering value’ orgie, waar ‘self-serving en self-referrential criteria’ hoog in het vaandel staan (4). Als men zo’n emblematisch artikel moet lezen als Rhineland Exit! van twee topeconomen, die waarschijnlijk de apatride consensusvisie van hun gilde representeren, geloof ik niet dat men een hoge dunk moet hebben van de meeste economische publicaties (5). Ze willen het land uitleveren aan apatride aandeelhouders zonder culturele binding met de (Nederlandse) werkmaatschappijen. Het is hun grotendeels gelukt. Het artikel is bovendien slecht getimed in december 2007 (voxeu.org versie 11 september 2008, in de week van de déconfiture van Lehman Bros). Het is ook emblematisch als een verbale versie van de ‘money illusion’…’people overweight information that confirms their viewpoint’ (6). Als deze ‘paper’ een jaar later zou zijn verschenen dan zou het zijn weggehoond. Ik denk ook niet dat die ‘top tier ISI journals’ geïnteresseerd is in polderverhalen, dus om aan de bak te komen moeten Hollandse ‘top’ economen over Amerikaanse of over modieuze ‘mondiale’ toestanden schrijven, dus geen eigen stem meer (7). Where is the beef? Waar zijn de patenten? Waar bleef het universitair protest tegen de uitkleding van de AEX25? Waar zijn de bedrijven gebleven die nog ‘international careers’ hadden kunnen bieden voor Nederlanders? Wat gaat er gebeuren met de kwaliteit van de werkgelegenheid? Hoe gaat men de belastbare winst definiëren? Gaan ze het dijkenbeheer uitbesteden aan Chinezen omdat ze goedkoper zijn?
De verengelsing van de universiteiten is verre van visionair. Het is uit de lucht gegrepen. Er is geen intellectuele onderbouwing aan te pas gekomen. Het heeft meer te maken met een vermeende statusverhoging dan met kennisoverdracht, la pensée élégante, eruditie, bezieling of het bijbrengen van een kritische geest, een verrijkende talenkennis en een brede algemene kennis, die toch nodig zijn voor een volle intellectuele ontplooiing, for a Life to follow… Het is alsof het land niet meer mee wil doen/denken met de ingewikkeldheid van de geschiedenis en zich collectief als uitvoerder ziet en niet als leider, behalve hier en daar als curieus ‘gidsland’.
Uiteraard moet men het Engels goed beheersen en misschien zelfs één Engelstalige universiteit stichten, maar business stelt niet echt hoge Engelse taaleisen, zelfs de Chinezen kunnen er succesvol mee overweg. De RSM is een off shore boetiek geworden, waar boekhouders apatride geconfigureerd worden met international MBA’s. Alsof hun arbeidsmarkt niet prioritair in Nederland is, althans voor de Nederlanders. Onnozeler kan niet. Probeer zonder talenkennis met zo’n materialistische bagage aan slag te komen in Frankrijk, zoals ik dat ooit zelf heb kunnen doen. Ze hebben niet begrepen dat productie, kennis, financiën nomade zijn en opleiding, cultuur, taal honkvast, daar wordt in Frankrijk veel beter over nagedacht (8). Ondanks de druk om ‘universele’ business modellen uniform toe te passen, geeft ieder land/cultuur er fors zijn eigen draai aan (9). Het is daarom ook niet juist iemand met MBA-diploma te beschouwen als een robot die overal profijtelijk kan worden ingezet om Amerikaanse methodes in de praktijk te brengen. Iedereen die een beetje internationale ervaring heeft, weet dat. Bovendien lijkt mij het onverantwoordelijk zo plat een ‘a swift and tangible return on [your] investment’ te suggereren binnen het kader van ‘multinational companies worldwide’. Zo soepel werkt de internationale arbeidsmarkt niet. Het is toch een groot verschil om met een Harvard MBA het Amerikaanse business imperialisme te dienen, en grotendeels in de VS zelf, dan met een Rotterdamse MBA succesvol te zijn in Italië of Vietnam zonder ’s lands taal of cultuur machtig te zijn. Zoiets lukt gewoon niet. Het lijkt er op dat ze in Rotterdam en in de andere universiteitssteden nog moeten ontdekken dat ‘internationalisering’ meer is dan ‘amerikanisering’.
Men zou al die buitenlandse studenten tegen het licht moeten houden. Zou het kunnen dat Nederland de 4e of 5e keus was van al die knappe (?) Chinezen? Alleen al in Frankrijk zijn er 18.000 die overigens een Franse taaltest moeten doen, daarmee krijgen ze een groot stuk motivatie voor terug en toekomstige ‘ambassadeurs’. En hoe kan het dat 12.500 Duitsers, waarvan er veel in het eigen land niet aan de bak konden komen, in Nederland met gejuich worden binnengehaald, terwijl ze in Wenen een plaag zijn? En dat er maar 1000 naar Denemarken gaan? Zouden de Deense eisen misschien veel hoger zijn? Het is waar dat om Heidelberg kunstgeschiedenis te gaan studeren, men 2 vreemde talen moet kunnen lezen. In Leiden kan je dat doen zonder de minste notie van het Frans.
Misschien is hun veeltalligheid een geldkwestie, want Nederland is een prijsvechter op academisch gebied. Met een MSc in Management dingt de RSM mee met de FT-rangschikking. Het is een opleiding van 18 maanden (nummer één HEC idem) die € 2.307 kost, HEC € 16.400. Daarmee zijn ze in een paar jaar van de 25ste tot de 10e plaats opgeklommen, ongeveer in de zelfde liga als EMLyon en Vlerick Management School (Ooit van gehoord? Die doen er 10 maanden over en het kost € 8.250). De RSM profileert zich daarmee, een fraai resultaat. De Duivel verschuilt zich in de details die aangeven hoe bedrieglijk rangschikkingen kunnen zijn. ‘Enrolment’ is geen rangschikkingcriterium (bij de ‘Chinezen’ wel), maar HEC heeft 647 eerste jaars in die veredelingscursus (niet te verwarren met de ‘grande école’ die hogere eisen stelt), Rotterdam 47, terwijl er plaats is voor 60. Denkt U eens na over het cumulatieve effect van dat numerieke verschil. Met zo’n klein cohort blink je ook makkelijk uit met zulke modieuze criteria als vrouwvriendelijkheid, aantal internationale studenten enz. En ja, beginsalaris, dat ook een rangschikkingcriterium is. Tussen die 47 zitten 28 buitenlanders (60%). Daar zijn ze volledig misplaatst trots op. In mijn ogen is het zielig voor een faculteit dat het zoveel moet opscheppen, zich opblazen en ‘focussen’ om tot dit schrale resultaat te komen. Wat worden de andere 5.702 studenten (2007/08) er wijzer van. Dat men over internationalisering ook anders kan denken, blijkt uit Stockholm. Van de 300 eerste jaars zijn 3% buitenlanders.
Het is waar dat om in business te slagen men niet zo geleerd behoeft te zijn, maar voor de uitstraling, de toekomst en de Eigen Stem van het Koninkrijk in het ‘débât d’idées’, moeten de universiteiten veeleisend zijn, uitbreiden en verdiepen waar het land goed in was, reiken naar wat subliem is, de besten stimuleren en een sterke culturele binding met het eigen land onderhouden en zeker niet met oogkleppen, dwaas pronkend met grauwe TOEFL650 veren, de internationale hort op gaan.
(1) De Prooi/Jeroen Smit. De debriefing van de ABN Amro Bank affaire. Het geeft ook prachtig inzicht hoe taai culturele waarden zijn en hoe onzinnig het is bepaalde elementen van het Amerikaanse savoir faire klakkeloos over te nemen.
(2) Financial Times, view from the top, Harvard video interview: www.ft.com/cms/8a38c684-2a26-11dc-9208-000b5df10621.html, wel naar beneden uitrollen.
(3) Het Verdriet van de Kosmopoliet, de inaugurele rede van D. Draaisma, Groningen, 2005. Citaat: ‘Schakels tussen talen zijn ook schakels tussen tijdperken. De beperking tot Engels zal langzaam het deksel laten zakken over een uitwisseling over grote historische afstanden. Meer Engels opent niet alleen nieuwe werelden, maar sluit ook oude af. Het gevolg daarvan mag je wel bijna georganiseerd geheugenverlies noemen. Als we voor het gemak het geheel van publicaties in een wetenschap en de inhoud van wetenschappelijke archieven opvatten als het collectief geheugen van die wetenschap, komt verlies van toegang op hetzelfde neer als vergeten. De sporen zijn er wel, latent, maar zijn niet meer te activeren.
(4) een heel goede, hilarische, analyse vindt U hier: contretemps.eu/interventions/petits-conseils-enseignants-chercheurs-qui-voudront-reussir-leur-evaluation Dès lors que des indicateurs bibliométriques sont pris comme des indicateurs de performance et des outils de décision, ils cessent d’être une mesure pour devenir une finalité qui oriente le comportement des acteurs. Il s’agit là d’un cas remarquable dans lequel l’observation scientifique a totalement perturbé le milieu soumis à observation. C’est la performance bibliométrique qui devient un objectif prioritaire, et non plus la découverte scientifique. L’évaluation quantitative produit une perturbation généralisée de la morale scientifique. Le règne des indicateurs de performance exacerbe des valeurs de concurrence et de compétition. De ce fait, il concourt à ruiner ce qui devrait être au contraire les valeurs centrales de la recherche scientifique : le partage, la collaboration et la critique éclairée au sein de communautés bienveillantes.
‘JBHE’s Annual Citation Rankings of Black Scholars in the Social Sciences and the Humanities’ is ook een mooi voorbeeld van ongewilde perversie: www.jbhe.com/news_views/55_citation_rankings_ss.html
(5) L. Bovenberg (adviseur van Balkenende) en C. Teulings, december 2007. Binnen het kader van een mondiale apatride visie waar arbeid en kapitaal fongibele koopwaar moeten zijn, is het artikel is overigens goed geschreven, maar het houdt geen enkele rekening met culturele- en taalverschillen. ‘Free international trade in corporate control, free international competition, and the associated creative destruction become more legitimate’. Voor zover ik het goed begrepen heb, voorondserstelt het artikel de ‘efficient markets hypothesis’(EMH). Zo’n soort theorie waarvan Keynes zei: ‘practical men are usually the slaves of some defunct economist’. EMH ‘has left us obsessed with performance measurement [and benchmarking]’…’ The EMH also lies at the heart of risk management, …. the concept of shareholder value, and even the regulatory approach (markets know best), all of which have inflicted serious damage on all [ of us]’. (James Montier in de FT van 24 juni 2009). De aanleiding van het artikel: ‘The globalisation of capital markets and the recent surge in takeovers involving hedge funds and private equity have given this old debate (= ‘Rhineland’ versus ‘the interest of the shareholders’) new impetus’ lijkt me al verkeerd, omdat ‘globalisation’ en ‘recent surge’ niets met elkaar te maken hebben, het is eerder een verklaarbare coïncidentie. Met ’the benefit of hindsight’ kan het artikel terug naar waar het thuis hoort: de prullemand. Men kan alleen maar gissen hoe groot de invloed van de schrijvers is geweest op regeringsniveau tijdens de ABN Amro Bank affaire.
(6) Uit ‘The Science of Bubbles and Busts/Gary Stix’. Een ‘behavioral economics’ artikel in de Scientific American van deze maand. Ja, ja, ons biologische conditie en onderbewustzijn speelt ons parten. Dat voelt U toch aan? Dat is toch de charme van ons Leven? Daar wordt in Nederland niet voldoende over nagedacht. En ook ‘hindsight bias, the feeling that something was known all along, can be witnessed post crash, homeowners and economists acknowledge that the signs of a bubble were obvious’. Zonder ‘hindsight’ kan dat men nu op de Nederlandse universiteiten toepassen.
(7) Artikel van Pierre Koning: Waarom de kloof tussen wetenschap en beleid steeds groter wordt: www.mejudice.nl/node/63 ‘Onderzoekers vuren massaal hun papers af op een beperkt aantal toptijdschriften, meestal in de ijdele hoop op succes. Misschien dat gemiddeld per jaar één Nederlandse econoom per toptijdschrift publiceert… dan doemt het perspectief op van wetenschappers die alleen elkaar nog vermaken met allerlei hoogstandjes, in een welhaast virtuele wereld. Het gevolg: beleidsmakers krijgen geen kritische feedback meer van de academisch economen en het beleid zal zijn eigen weg gaan’.
(8) Régis Debray: Un Mythe Contemporain: le Dialogue des Civilisations (2007)
(9) Philippe d’Iribarne: Penser la Diversité du Monde (2008)
De vaderlandslozen
Deze bijdrage stelt ook de vraag naar de zin van een vaderlandsloze universiteit met dito studenten en medewerkers. Wie heeft er baat bij die ont-Nederlandsing en wie betaalt de rekening? Volgens Wilmont zijn er eigenlijk niet zoveel baten. Wellicht blijven bepaalde studierichtingen beter overeind dankzij buitenlandse promovendi, maar hoe ver moet je daarin gaan?
Waartoe heeft een land eigenlijk universiteiten? Zijn dat vaderlandsloze instituten die gewoon werkgelegenheid bieden, zoals het filiaal van een multinational? Een centrum van kennis, maar net zo makkelijk te verplaatsen naar Breslau, Phoenix of St. Job-In-het-Goor?
Ik vind dat universiteiten in Nederland behalve hun werkgelegenheid nog meer waarde voor de Nederlandse samenleving moeten hebben. Ze moeten de samenleving een goede opleidingsfaciliteit kunnen bieden. Bij die faciliteit hoort dat het onderwijs in de taal van die samenleving wordt aangeboden. Daarnaast moeten ze een cultureel bindende functie hebben, zoals een bibliotheek dat ook kan hebben, of zoals een winkel ook een sociale functie kan hebben. Een universiteit onderneemt, naast haar gewone wetenschappelijke en educatieve taken ook activiteiten ‘voor de omgeving’, bv. een algemeen toegankelijke lezing. Ik kan me ook voorstellen dat de historici zich wat sterker met de lokale geschiedenis bezighouden, de biologen zich wat meer met de lokale natuur, de veterinairen meer met lokale dieren en zelfs de geneekundigen met lokaal voorkomende kwalen. Natuurlijk, heel veel wetenschap is helemaal niet lokaal, maar het leggen van lokale accenten geeft binding met de samenleving.
Een universiteit kan zonder bekrompen te worden een Nederlandse universiteit zijn en daarmee haar eigen karakter behouden. Zelfs de meest overspannen globaliseerders gaan naar Venetië voor de Venetiaanse dingen en niet voor de plaatselijke McDonald’s.
inspirerende gedachten
Je observatie dat weinigen er iets aan gelegen hebben laten liggen om het Nederlandse eigene te waarderen en in stand te houden (ik gebruik mn eigen woorden maar, wellicht is dat een andere interpretatie) maakt me één en ander duidelijk over het verleden van het onderwijsbeleid.
Als ik het onderwijsbeleid van Nederlands politiek links, rechts en midden wat generaliseer, dan heeft geen van die richtingen een speiciale verantwoordelijkheid voor Nederland ten toon gespreid.
Links is van oudsher georienteerd op internationale solidariteit met arbeiders en minder bedeelden. Rechts is van oudsher georiënteerd op het niet gebonden individue en wellicht op de wereld van het internationale bedrijfsleven en midden is bij ons vooral het CDA, en daarmee georienteerd op de geloofsgemeenschap en dus met een klein deel van het Nederlandse tafreel.
Niet zo verrassend dat geen van die groepen het onderwijs ook hebben gewaardeerd om het onderwijs zelf of om de functie als overdrachtsinstrument van het Nederlandse. Links wilde, ik chargeer, liefst zoveel mogelijk kansarmen uit buitenlanden op de universiteit, wilde studies die aan ongelijkheid een einde zouden maken en die het kapitalisme zouden ondergraven (Marxistische economne bv). Rechts wilde vooral, ik chargeer opnieuw, medewerkers en managers genereren voor de economie van de internationale wereld en het CDA zag/ziet, denk ik bovenal een opvoedende taak, maar dan wel in de Christelijk of andersgelovige richtingen.
En zo heeft het ook uitgewerkt: (hoger) onderwijs dat barst van de toevallig gehypte studies voor toevallige banen, waarin gogen achterstanden analyseren en basis en voortgezet onderwijs met een artikel 23 dat de invloed van kerken blijft garanderen. Helaas: niemand garandeert het onderwijs zelf.
er is meer aan de hand
Nederland heeft een lange traditie van minachting voor eigen taal en cultuur. Alles draaide om de handel. Amsterdam is altijd een multiculturele en verdraagzame stad geweest want ruzie is slecht voor de nering. Taalpolitiek zou als assimilatieaandrang gevoeld kunnen worden. Het vroegere voorschrift dat ambtenaren in diensttijd alleen Nederlands mochten praten bestond niet om de positie van onze taal sterker te maken maar om het nederlandse staatsgezag uit te stralen. De eilanden van de Indische archipel werden bezet om te voorkomen dat onze Europese concurrenten die zouden inpikken maar het was nooit de bedoeling om de Inlanders de Nederlandse taal en Nederlandstalige scholen op te leggen. Voor Frankrijk heeft de verspreiding van de Franse taal en cultuur altijd deel uitgemaakt van zijn koloniale politiek.
Seger Weehuizen