Minister Wiersma wil beter onderwijs!

Op 18 april heeft minister Wiersma een uitgebreide kamerbrief gestuurd als reactie op het onderzoek ‘Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid’ (Interdepartementaal BeleidsOnderzoek). De minister legt uit dat er onderzoek gedaan is naar mogelijkheden ‘om de sturing op onderwijskwaliteit en kansengelijkheid te verbeteren in het funderend onderwijs’.

BON is enthousiast over deze brief. Het is veel tekst maar wel klare taal. Minister Wiersma presenteert een herijking van het besturingsmodel voor het funderend onderwijs, maatregelen vanwege de dalende prestaties en de toegenomen invloed van sociale achtergrond op het onderwijssucces van leerlingen en een gerichte inzet van mensen en middelen om ‘de basis op orde’ ook echt te bereiken. Dat zal niet meevallen in tijden van het lerarentekort, maar de minister stelt ook dat dit ‘geen excuus mag zijn om niet te zoeken naar manieren om de onderwijskwaliteit te verbeteren’.

Minister Wiersma wil:
A. Heldere en gedragen doelen, waar iedereen in het onderwijs ook een helder beeld bij heeft en waarbinnen de basisvaardigheden een nadrukkelijke plaats innemen. Bij concretere kerndoelen mag de lat omhoog. Goed onderwijs betekent directe instructie, evidence-informed, afstemming op de ontwikkeling van leerlingen en feedback (geven én vragen). Dat betekent dat het curriculum van de lerarenopleidingen aangepast moet worden.
B. Zicht op prestaties van leerlingen, waarbij zowel op basisvaardigheden als op zachtere indicatoren (zoals sociaal-emotioneel welbevinden) beter gemeten wordt, en men door onderlinge vergelijking voor de eigen school een beter zicht krijgt op wat wel en niet werkt. Benut de (toets-)informatie die er al is beter en doe mee aan peilingsonderzoek. Hier past volgens BON ook een kanttekening: de leraren moeten niet overladen worden met administratieve taken!
C. Juiste prikkels vanuit beleid (bekostiging, toezicht) zodat geld vooral daar komt, waar de invloed het grootst is en toezicht leidt tot een algehele verbetercultuur. Hij bepleit herbezinning op (te veel) autonomie: ‘Ik denk dat het Rijk de plicht en het recht heeft om in te grijpen als niet gewaarborgd is dat alle leerlingen onderwijs van goede kwaliteit volgen’. Inspectietoezicht op bestuursniveau geeft te weinig direct zicht op school- en klasniveau. Daarom keren ook onaangekondigde bezoeken terug.
D. Voldoende en goed toegeruste actoren: Naast bestrijding van het lerarentekort wordt ingezet op betere voorwaarden (o.a. groepsgrootte, verlaging van de werkdruk, meer faciliteiten voor professionalisering, goede leermiddelen (evidence-informed, van voldoende kwaliteit en gebaseerd op de meest recente inzichten), ruimte voor ontwikkeling en betere beloning). Nevendoel is dat de beste mensen ook op de juiste plek komen en daar ook blijven (het bekende lerarenlek).

Er wordt ruim een pagina gewijd aan de lumpsum, met zicht op een financieringsinstrument dat voorwaarden stelt aan bekostiging en verdeling van het geld (oormerken), evenals een versterking van de financiële zekerheid voor kleine scholen (waar nodig) en voor de meest kwetsbare leerlingen.
De minister is eveneens van plan om ‘transparantie van de lumpsum te verhogen’ en om meer inzicht te eisen in de besteding van de gelden.

Met het streven naar één CAO voor het funderend onderwijs zouden ook onderwijsbestuurders (weer) daarin opgenomen moeten worden en de (min of meer*) gedichte loonkloof nu goed dichtgehouden worden.

Al met al zet minister Wiersma met deze brief een ferme stap voorwaarts in het beleid dat hij links en rechts al meermalen had geuit. Deels sluit dat aan bij de punten die BON presenteerde in juli 2021, en dat verheugt ons. Toch zou het voorgenomen beleid aan kracht winnen, als hij met zijn team ook de andere hoofdzaken die wij daarin noemen (effectieve leertijd/hoger niveau opleidingen/NL-taalbeheersing docenten/waardig beroep) nog eens weegt.
Als hij dit voornemen, en onze aanvullingen, ook allemaal van de grond krijgt, is het her en der in het veld wel even ‘riemen vast’, maar gloort in zware tijden toch een goede kans om weer eens daadwerkelijk substantiële verbeteringen in ons onderwijs tegemoet te zien, in voorwaarden, in arbeidsomstandigheden en bovenal natuurlijk in opbrengsten.

* Deze kloof is nog niet werkelijk gedicht. Personeel in PO en VO heeft nu wel hetzelfde loongebouw, maar in het PO zit men (nog) veelal in lagere schalen dan in het VO.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter