Het ‘innovatieve’ flexrooster

De redactie ontving het betoog “Minder contacttijd, beter onderwijs?: het innovatieve flexrooster” dat we graag een plaats op onze website geven. De auteurs zijn bij de redactie bekend, maar willen dit, zoals helaas vaker geschiedt, niet onder eigen naam publiceren,

 

“MINDER CONTACTTIJD, BETER ONDERWIJS?”: het ‘innovatieve’ flexrooster

 

De laatste anderhalf jaar mag het zogenaamde ‘flexrooster’ zich in een grote belangstelling verheugen. Het al jaren geleden door de Rotterdamse schoolleider Alfred van der Heijden bedachte lestijdensysteem dat een drastische reductie in de hoeveelheid contacttijd behelst, blijkt ineens een succesvol verkoopproduct. Alleen al in de zomer van 2017 stapten zes instellingen voor middelbaar onderwijs over op het nieuwe rooster; minimaal acht scholen zullen hun voorbeeld aankomend schooljaar volgen. Rectoren krijgen in diverse media volop gelegenheid enthousiaste verhalen te vertellen, maar de kritische noot ontbreekt tot dusverre. Is dit flexrooster wel echt zo vernieuwend; en is het de opmaat voor kwalitatief hoogstaand onderwijs dat leerlingen beter toerust op de maatschappij, zoals voorstanders beweren?

 

Het flexrooster is door Van der Heijden in 2003 voor het eerst ingevoerd op de school waar hij destijds rector was, de Rotterdamse Roncalli-mavo. Per dag worden drie of vier lesuren gegeven van tachtig minuten, elk gevolgd door een pauze van twintig minuten. Voor en na de lesuren zijn er zogenoemde ‘flexuren’ van veertig minuten die de leerlingen zelf mogen invullen; het gaat hierbij om ‘vakgebonden studietijd’ en ‘algemene studiewerktijd’. Er is één flexuur voorafgaand aan de reguliere lesuren, en twee na afloop ervan. Leerlingen zijn verplicht zich voor een minimum aantal van vijf flexuren per week in te schrijven; door middel van stempelkaarten wordt de aanwezigheid gecontroleerd. In vakstudietijd kunnen ze vragen stellen aan docenten over de lesstof; in de andere uren werken ze aan hun huiswerk. Leerlingen zijn in dit rooster, afhankelijk van de precieze invulling, uiterlijk rond half vier ’s middags uit.

 

De juichverhalen

 

Nooit meer huiswerk op het Veurs Lyceum”, kopt een artikel van afgelopen september in het Algemeen Dagblad. De school uit Leidschendam is net overgestapt op het flexrooster en rector Charlotte van Thiel mag uitweiden over de onderwijskundige hemel die binnen handbereik lijkt: “Als leerlingen de flexuren goed plannen, kun je echt naar huis zonder boekentas, zodat je de rest van de dag vrij hebt voor andere leuke dingen”. Onderwijs hoort thuis op school, zo meent ze. Ouders zijn er ook blij mee, vervolgt het betoog, want “geen geworstel” meer “als hun kinderen ’s avonds om hulp vragen bij die lastige sommen. En geen kinderen meer die urenlang op hun kamer zitten te blokken.”

 

Geluiden als deze zijn vaker in de media te vinden sinds het flexrooster zijn vleugels uitsloeg na een positief artikel in het VO-magazine van november 2016, waarin Alfred van der Heijden de kans krijgt een reclameboodschap over ‘zijn’ flexrooster af te steken – een model waarin hij, naar eigen zeggen, “heilig gelooft”. Volgens hem neemt in het flexsysteem de werkdruk onder docenten af dankzij de terugloop van het aantal te geven lesuren; is er meer mogelijkheid tot differentiëren en begeleiding-op-maat in het onderwijs; is er door het geringer aantal leswisselingen minder tijdverlies; en, als klap op de vuurpijl, valt het verschil tussen rijk en arm weg, omdat in dit systeem bijlessen op school in de flexuren kunnen worden gegeven door docenten zonder dat daarvoor door ouders in de buidel hoeft te worden getast.

 

Op het Vlaardingse Groen van Prinstererlyceum, dat eveneens afgelopen zomer op het flexsysteem overstapte nadat de school van de inspectie een ernstige waarschuwing had gekregen over de kwaliteit van het geboden onderwijs, is de directie tevreden. Immers, zo wordt gesteld in een persverklaring, met het flexrooster kan de school “bijdragen aan de ontwikkeling van de leerlingen tot zelfstandige en verantwoordelijke wereldburgers, die hun capaciteiten optimaal ontwikkelen en hun talenten tot ontplooiing brengen. Het invoeren van het flexrooster helpt de school leerlingen nog beter op te leiden voor een plek in een samenleving die permanent verandert.

 

Klinkt goed! Nu de belangstelling voor het flexrooster zo’n hoge vlucht heeft genomen, is er een reclamekaravaan op gang gekomen, waarbij leidinggevenden van het Laurens Lyceum – de huidige school van Van der Heijden – en andere scholen die het flexsysteem hebben omarmd, presentaties houden voor directies en personeelsbijeenkomsten.

 

Enige kritische kanttekeningen

 

Ondanks het enthousiasme alom in persverklaringen en weinig kritische artikelen is het nog maar de vraag of het flexrooster daadwerkelijk beter onderwijs oplevert.

 

Nog afgezien van de kwestie of een huiswerkvrije (of huiswerkarme) school wel zo’n lovenswaardig streven is, is het wonderlijk genoeg op didactisch vlak van de zijde van de ‘flex-adepten’ behoorlijk stil. Veel meer dan opmerkingen als ‘er moet met het hele team over de manier van lesgeven worden gesproken’ en ‘in elk geval moeten docenten niet tachtig minuten achter elkaar klassikaal lesgeven’ valt er uit hun mond niet te noteren. Zo’n les van tachtig minuten, daarover kreeg rector Van Thiel nog wel een nieuwsgierige vraag van de AD-journalist. “De beperkte spanningsboog van tieners was natuurlijk ook bij ouders een bron van zorg”, antwoordt ze. “Daarom hebben we de docenten gevraagd een rustmomentje in te bouwen. Halverwege de les gaat het een paar minuten over de voetbalwedstrijd van de avond ervoor. Of een klein quizje. Daarna kan iedereen er weer tegenaan.” Tja.

 

Natuurlijk is de achterliggende gedachte van Van der Heijden dat leerlingen minder klassikaal onderwijs krijgen; in plaats daarvan komt meer zelfstudie, waarbij de docent een meer coachende rol aan de zijlijn heeft. Klinkt dat bekend in de oren? Met het flexrooster wordt nadrukkelijk teruggegrepen op het Studiehuis dat eind jaren ’90 van overheidswege werd opgelegd aan het Nederlandse voortgezet onderwijs. Dat Studiehuis werd echter minder dan tien jaar later alweer terzijde geschoven vanuit de gedachte dat door de al te grote nadruk op vaardigheden de kennisoverdracht in het gedrang was gekomen. Bovendien bleek dat de leerpsychologie die ten grondslag lag aan het systeem, veel te eenzijdig was gericht op zelfstandigheid – en juist het ter hand nemen van de eigen planning is de meeste puberbreinen in onvoldoende mate gegeven. En dus, zoals de Maastrichtse neuropsycholoog Jolles het stelde: “Als jongeren niet kunnen plannen, moeten we zelfsturing niet het basisprincipe van het voortgezet onderwijs maken”. Deze conclusie trokken wetenschappers al anderhalf decennium geleden, waarna minister Van der Hoeven de enig juiste beslissing nam en scholen van de verplichting ontsloeg zich aan de Studiehuisdidactiek te houden.

 

Het kwalijke van het flexrooster is dat met de invoering daarvan docenten min of meer gedwongen worden juist die failliete Studiehuisdidactiek toe te passen. Immers, met drie (en op sommige flex-scholen soms vier) lessen van tachtig minuten per dag moet er flink de kaasschaaf over het lesrooster van uren van vijfenveertig of vijftig minuten worden gehaald. Alle vakken leveren contacttijd in. Waar in een conventioneel lesrooster elke docent de mogelijkheid heeft de didactische vormen te kiezen die het beste bij zijn of haar vak passen, dwingt het flexsysteem, waarin grosso modo één-derde tot de helft van de contacttijd verdwijnt ten faveure van zelfstudie-uren, de docent tot een benadering waarin leerlingen een groot deel van de stof zelfstandig doorwerken. In het flexrooster is kennisoverdracht weer een besmet woord geworden. Dit valt te kwalificeren als een heftige aanval op de verantwoordelijkheid van de docent als vakman of vakvrouw – immers, niemand beter dan de docent kan de inschatting maken hoe de lesstof het beste over het voetlicht wordt gebracht. In het flexrooster is de docent die vrijheid kwijt. ‘One size fits all’, is het parool; onderscheid tussen vakken – vakken die zich lenen voor een grote mate van zelfstandigheid en vakken waarbij dat in veel mindere mate het geval is –  wordt er daarbij niet meer gemaakt.

 

Met minder lestijd wordt de docent – het is al gememoreerd – opnieuw gedegradeerd tot een veredelde coach. De onderwijsman of -vrouw die de gedachte aanhangt dat middelbaar onderwijs méér is dan leerlingen klaarstomen voor de proefwerkweek of het eindexamen, die gelooft dat onderwijs ook te maken heeft het wekken van verwondering, het bewandelen van zijpaden, het inspireren van jonge mensen, het zoeken naar verdieping binnen het vakgebied, zal zich doodongelukkig voelen in het flexrooster. Geen verminderde werkdruk dus, maar frustratie. Immers, de tot een minimum beperkte contacttijd laat ruimte voor weinig meer dan het hoogst noodzakelijke. En hoeveel ‘beter opgeleid voor een plek in een samenleving die permanent verandert’ is een leerling die zo’n van alle verdieping ontdane opleiding heeft afgerond eigenlijk? Wat een enorme verschraling leggen scholen die voor het flexrooster kiezen zichzelf op!

 

De tegenwerping luidt dan dat in het flexsysteem de teruggang in lestijd wel meevalt, omdat er de vakspecifieke zelfstudie-uren zijn waarin leerlingen vragen kunnen stellen aan vakdocenten. Echter, welke docent of leerling verheugt zich op een situatie waarin de eerstgenoemde veertig minuten heeft om de vragen van twintig, vijfentwintig, wie weet zelfs dertig kinderen uit verschillende jaarlagen te beantwoorden? Navraag leert dat flex-scholen immers geen maximum opleggen aan het aantal leerlingen dat zich voor zulke uren kan inschrijven. Wie durft in zo’n situatie nog van bijles en begeleiding-op-maat te spreken? De vakdocent zal er een hele kluif aan hebben alle vragen van een vol klaslokaal binnen de tijd één voor één te beantwoorden, terwijl de leerlingen hun beurt moeten afwachten.

 

Die zelfstudie-uren moeten uiteraard worden ‘bemenst’, om een favoriet managementwoord te gebruiken. Waar op veel scholen docenten maximaal één uur per week kunnen worden ingezet om een lesuurtje te surveilleren wanneer een collega ziek is, wordt in het flexrooster surveillance de dagelijkse praktijk. Daar sta je dan, als vakdocent met een eerstegraads of universitaire opleiding met een klas voor je neus van dertig zelfstudieklanten in een niet-vakgebonden huiswerkuur. In veel gevallen zul je leerlingen met inhoudelijke vragen niet kunnen helpen; immers, welke docent Frans kan bovenbouwleerlingen helpen met een moeilijke wiskundesom; en vice versa, welke wiskundige is in staat de finesses uit te leggen van het verschil tussen het imparfait en het passé simple uit te leggen? Kortom, vakmensen worden ingezet in situaties waarin ze hun vakkennis nauwelijks kunnen inzetten. Of dat nog niet fnuikend genoeg is, is in plaats daarvan hun taak de boel rustig te houden. Het flexrooster gelooft in de zelfstandigheid van de leerling, maar iedereen die met pubers werkt, weet hoe weerbarstig de realiteit vaak is. In een presentatie door een afdelingsleider van het Groen van Prinstererlyceum over het flexrooster gaf ze toe dat sinds de invoering van het nieuwe lesmodel het gebruik van Netflix via de internetverbinding van de Vlaardingse school explosief is gestegen. Het puberbloed kruipt toch waar het niet gaan kan.

 

Voor schoolleiders kan het terugbrengen van het aantal vakuren nog om een andere reden aantrekkelijk zijn. Op termijn kan het flexrooster een enorme bezuiniging inhouden. Immers, een groep leerlingen surveilleren is een taak waarvoor beslist niet per se een dure LB-, LC- of LD-functionaris hoeft te worden ingezet. Zo heeft een kiene rector de mogelijkheid het salarishuis van zijn school binnen een aantal jaren aanzienlijk goedkoper neerzetten.

 

Niets over dit alles echter op www.flexroostervo.nl, de website van Alfred van der Heijden, die in plaats daarvan op de van taalfouten wemelende voorpagina trots meldt dat het flexmodel ‘brein vriendelijk onderwijs’, ‘geïntegreerde maatwerk ondersteuning’ en nog veel meer fraais mogelijk maakt. Buitengewoon modieuze termen, maar wie zich in zijn uitvinding verdiept, ziet niet veel meer dan oude studiehuiswijn in nieuwe flexzakken. Er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat het flexrooster werkt, terwijl een vergelijking met het Studiehuis leert dat de effecten waarschijnlijk negatief zullen zijn. ‘Minder contacttijd, beter onderwijs’ is een illusie.

 

Pas op uw zaak!

 

Collega’s op scholen waarvan de directie de invoering van een flexrooster overweegt, kunnen zich beroepen op het medezeggenschapsreglement. Voor de invoering van een systeem dat zowel raakt aan de onderwijskundige uitgangspunten van de school als aan de formatietabellen, is de instemming van minstens tweederde van het onderwijzend personeel vereist. Daarnaast is het belangrijk onderling zorg te dragen voor goede informatie over de realiteit die schuilgaat achter de façade van mooi klinkende, modieuze onderwijstermen die het flexrooster is; praat met elkaar en zorg dat iedereen behalve de verkooppraatjes ook over de kwalijke kanten van het flexmodel hoort. Een gewaarschuwd mens telt immers voor twee.

 

Citaten afkomstig uit:

 

Peter Koop, “Nooit meer huiswerk op het Veurns Lyceum”, in: Algemeen Dagblad, regio Den Haag, 24 september 2017.
Maaike Vos, “Het enthousiasme is terug op school”, in: VO-magazine 2, november 2016, pagina’s 36-40.
(redactieartikel) “Hersenen pubers niet klaar voor studiehuis”, in: Trouw, 13 september 2006.
(redactieartikel) “’t Groen is blij met het flexrooster”, op: www.vlaardingen24.nl, 1 februari 2018.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter