Onderwijsraad over de overheid na Dijsselbloem

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de Onderwijsraad onderzocht of de commissie-Dijsselbloem (2008) tot structurele verandering van de onderwijspolitiek heeft geleid. Ook beantwoordt de raad de vraag of er aanleiding is voor  veranderingen in het beleidsproces. (pdf)

De onderwijsraad: Aanvankelijk herstelde de commissie-Dijsselbloem het vertrouwen van het onderwijsveld in de overheid door stevige kritiek te leveren op de politiek van de voorafgaande jaren. Dit vertrouwen hield echter geen stand, mede doordat aanbevelingen van de commissie niet in praktijk werden gebracht. De rolverdeling tussen overheid en onderwijsveld is niet wezenlijk veranderd. Nog steeds bemoeit de overheid zich intensief met het onderwijs op de scholen. Uit het voorgestelde toetsingskader voor een zorgvuldig beleidsproces kreeg vooral ‘draagvlakverwerving’ aandacht, maar nog steeds onvoldoende. Sinds Dijsselbloem gaan politici discussies over het stelsel uit de weg, uit angst om (opnieuw) vernieuwingen ‘op te dringen’. Terwijl zij juist voor het stelsel verantwoordelijk zijn.

BON dringt al jaren aan op veranderingen in de sructuur en de financiering. Haal de lonen uit de lumpsum, verminder de invloed van de onderwijsraden, organiseer een werkelijke professionele ruimte voor de docent en verminder de macht van de onderwijsbesturen.

7 Reacties

  1. Gerard Koolstra twittert dat

    Gerard Koolstra twittert dat het opvallend is dat de rekentoets niet aan de orde komt in dit stuk. Toch maar eens lezen of men omdurft te gaan met de niet door vakkennis gehinderde ideologie van de Freudenthal groep die inmiddels het hele betaonderwijs heeft veranderd. Realistisch rekenen, Wiskunde A, NLT, het nieuwe natuurkunde programma, realistisch rekenen in de andere vakken, algebra leidt alleen maar af van de wiskundige denkactiviteiten met de GR, niets meer met de hand,..

  2. Het is toch te triest voor

    Het is toch te triest voor woorden dat Staatsblad 2010 265 nog niet in de prullenbak ligt.

  3. De conclusie bovenaan pag. 29

    De conclusie bovenaan pag. 29  is een voorbeeld van een zo nietszeggend geformuleerde stellingname, dat niemand zich er een buil aan kan vallen: De raad vindt dat het onderwijsbeleid meer moet worden opgevat als een dynamisch proces met (wisselende) belanghebbenden die ook zeggenschap hebben. In zo’n netwerkperspectief moet de overheid investeren in constructieve relaties en haar stelselverantwoordelijkheid nemen.

    Het rapport citeert een belangrijke conclusie van Dijsselbloem “Overeenkomsten met het onderwijsveld werden bereikt met  beroepsvertegenwoordigers van belangenorganisaties die dichter bij de politiek stonden dan bij hun eigen achterban”, maar doet daar verder niets mee. Tenzij we tevreden moeten zijn met aanbevelingen als:  “blijf zoeken naar nieuwe gesprekspartners of “organiseer en waardeer tegenspraak”. Het   blinkt uit in bestuurlijke algemeenheden en schiet tekort waar het de analyse op meso- en schoolniveau betreft. Niets over zeggenschap en professionele ruimte hoewel daar de afgelopen jaren heel wat over te doen is geweest. De raad is hier blijkbaar met een grote boog omheen  gelopen, hoewel het onderwerp voor een macro-analyse als deze niet gemist kan worden. We weten hoe dit door de beleidslieden steeds is afgehouden en overgelaten aan “goed overleg binnen de sector” . Er is een staatssecretaris (VVD) die meer medezeggenschap niet wenselijk vindt omdat “conservatieve krachten” dan de kans grijpen. De liberalen zijn de nieuwe progressieven. Ik heb me laten vertellen dat op hun volgende congres de Internationale zal worden aangeheven.

  4. Sander van Walsum slaat zoals

    Sander van Walsum slaat zoals gewoonlijk in de Volkskrant de plank weer eens mis, hoewel dit keer niet volledig. Op het overheidsbeleid van t.o.v. de scholen sinds Dijsselbloem is zeker van alles aan te merken. Maar dat de kern van de problemen is niet de bemoeienis van de overheid met het onderwijs op zich. Het democratisch gekozen overheidsbestuur heeft immers het recht om het onderwijs bepaalde taken, die zij belangrijk vindt, op te leggen. Als daar kritiek op is dan moet men niet bij zo iets  abstracts als “de overheid zijn, maar bij de politieke partijen, die deze maatregelen hebben goedgekeurd. En politiek is nu eenmaal een proces van meerderheden. Niet het feit dat de maatschappelijke stage verplicht is opgelegd moet object van kritiek zijn, maar de stage zelf en het feit dat na enige jaren de financiering ineens wordt gestopt. De verdediging van de autonomie van de scholen blijft een lege huls als niet goed wordt gedefinieerd wat hiermee bedoeld wordt. We hebben de afgelopen jaren wel wat meegemaakt met die autonomie en de lumpsum. Neem bij voorbeeld het bewust wegwerken van oudere leraren.  Het blijft een probleem dat de schoolbesturen en koepelorganisaties te weinig tegenspel krijgen en dat de desbetreffende bewindslieden daar niets aan willen doen. De aanbevelingen in het rapport van de onderwijsraad dienaangaande zijn veel te mager en algemeen.

  5. Toen de overheid het

    Toen de overheid het onderwijs ging subsidiëren was dat mede om kinderen van arme of minder geletterde ouders via het onderwijs dezelfde mogelijkheden te bieden als die van bemiddelde en goed-opgeleide ouders (1). Daarbij werd zowel aan geestelijke verrijking (1a)als toegang tot hooggekwalificeerd werk (1b), beide gericht op de individuele leerling, gedacht. Een andere reden was dat langs deze weg ook het algemeen welzijn en de algemene welvaart verhoogd konden worden (2).

    Wanneer we naar de mogelijkheid voor elk individu om de culturele wereld van de hogere klassen te betreden (1a) kijken komen we terecht bij het vroegere gymnasium. Iedereen die daarvoor de capaciteiten had zou daar naar toe moeten kunnen gaan, zo was in het begin de opvatting. De overheidsbemoeienissen zijn er op uitgedraaid dat met de afbraak van de Gymnasiale vorming de sociale bovenklassen voor hun eigen kinderen een belangrijk middel daartoe ontnomen is. Door leerplichtverlenging en de daarmee samenhangende winkelnering en door via de belasting opgelegde bijdragen aan het door de overheid bedacht onderwijs waar ze hun kinderen vaak niet naartoe willen sturen is hun recht aangetast om hun kinderen naar eigen inzicht op te voeden. Met het afnemen van schola (vrije tijd) van hun kinderen en geld van henzelf hebben de politici ouderwetse ouders het recht om voor Bildung van hun kinderen te zorgen afgepakt. Als het bij onderwijs alleen maar om politieke partijen en schoolbesturen zou gaan is het vanzelfsprekend dat het democratisch gekozen overheidsbestuur het recht heeft om de schoolbesturen die elke demokratische legitimatie missen bepaalde taken, die het! belangrijk vindt, op te leggen. Maar de discussie gaat er helemaal aan voorbij dat de ouders die via de belastingen  voor het onderwijs geld betalen en hun kinderen naar de door de politici bedachte scholen moeten sturen naar gangbare internationale inzichten ook nog rechten hebben. Het onderwijs zou daarom zo moeten veranderen dat de ouders veel gemakkelijker een gesubsidieerde  school moeten kunnen oprichten waaraan de overheid MEDE taken mag opleggen. Een andere mogelijkheid is natuurlijk om de bestaande scholen te demokratiseren en wel op een zodanige manier dat aan dissidente  minderheden zo veel mogelijk wordt tegemoet gekomen.

    Het lijkt me voor Gymnasiumleerlingen veel leuker om over de opvattingen van Platoon en Aristotelès te lezen dan die bij een sociale stage lichamelijk te ondergaan. Ik vindt dat de staat en voorafgaand daaraan de politici met deugdelijke argumenten moeten komen waarom sociale belangrijker of noodzakelijk is. 

  6. ADDENDUM: Het lijkt me voor

    ADDENDUM: Het lijkt me voor Gymnasiumleerlingen veel leuker om over de opvattingen van Platoon en Aristotelès over de samenlleving te lezen. Het dikgedrukte is het addendum en alleen maar vet gedrukt om dat aan te geven.

Reacties zijn gesloten.