Minister beschermvrouwe van de onderwijsraden

Trouw bericht over de plannen van minister Bussemaker zoals ze die verwoordt in een Kamerbrief over de lerarenagenda. De belangrijkste plannen zijn:

  1. Beginnende leraren worden eerst juniorleraren
  2. Leraren moeten de mogelijkheid krijgen om zich verder te ontwikkelen door naast hun leraarsberoep een andere baan aan te nemen, bijvoorbeeld ondernemer.
  3. Lerarenopleidingen gaan strenger selecteren. Niet alleen op taal en rekenen, maar ook op karakter en motivatie
  4. Het lerarenregister en voortdurende nascholing worden verplicht. Voor opname in het lerarenregister is het niet nodig bevoegd te zijn

BON ziet in het geheel niets in deze plannen. Elk van de genoemde punten versterkt de positie van de sectorraden en verzwakt de professionele ruimte van de leraar. Hoe kan de minister menen dat het mooiste beroep van de wereld aantrekkelijk gemaakt kan worden door carrière te maken buiten het onderwijs. De redenen dat het mooiste beroep onaantrekkelijk is geworden, zijn van geheel andere aard. Naast de slechte betaling en de zware werkdruk is hierbij vooral de steeds verder ingeperkte professionele ruimte de voornaamste reden om uit het beroep te stappen.

Dat de kwaliteit van de lerarenopleidingen omhoog moet, vindt BON ook, maar het is niet evident dat aan de poort te selecteren de juiste manier is. Als je al selecteert, doe dat dan op basis van objectieve criteria zoals de eindexamencijfers voor relevante schoolvakken. Selecteren op motivatie is uiterst twijfelachtig en zal in de praktijk onmogelijk blijken, selecteren op karakter is ronduit eng. Hoe kan een medewerker van een lerarenopleider het karakter van een aankomend student beoordelen en welke karaktereigenschappen zullen dan worden gewogen? Wellicht kan een waag hier uitkomst bieden, maar we hopen dat de minister die weg niet op wil.

BON heeft zich ingezet voor een lerarenregister van en voor bevoegde leraren. Nu dreigt een lerarenregister van en voor de sectorraden te worden ingevoerd waardoor de schoolbesturen steeds meer grip krijgen op hun docenten en er van de professionele ruimte in het geheel niets overblijft. Bevoegdheid wordt vervangen door een door de raden gedomineerd register. De sterke nadruk op nascholing maakt de positie van de vakscholing ook zwak. Een leraar met onvoldoende vakkennis kan dat alleen uiterst moeilijk met nascholing ophalen. Nascholing voor het gebruik van een nieuw ICT-speeltje of de introductie van een nieuwe onderwijsvorm kan wel via traininkjes worden bewerkstelligd.

De minister heeft zich sinds haar aantreden laten kennen als een minister die de leraar met mooie woorden overlaadt, maar door haar daden telkens opnieuw de leraren schoffeert en de macht va de schoolbersturen en hun raden verder versterkt. Het belang van de leraar is voor de minister een vlag om zich mee te tooien, maar die leraar moet dan wel braaf doen wat de baas zegt. Academische en kritische leraren worden op deze manier buiten het onderwijs gehouden of verjaagd. Wat is het belang van het kind hierbij?

19 Reacties

  1. Kan BON geen eigen register

    Kan BON geen eigen register opzetten, voor iedereen die het vertikt zich in dat Bussemakerregister in te schrijven? Je legt dan eventueel een eed af, voor mijn part in je eigen woonkamer of op YouTube, en dan zit je in het goeie register, en niet in het foute. We moeten echt baldadig gaan worden en wat meer risico's gaan nemen; dat braaf meepraten in de polder leidt nergens toe.

  2. Als het register van, door en

    Als het register van, door en voor de leraar is, dan zullen leraren dat, net zoals ze met allerlei onzinnige plannen van bewindslieden in het verleden hebben gedaan, gaan boycotten. En dan zullen degenen die al ingeschreven staan, dat weer ongedaan maken.

  3. Er is ook een bijbehorende

    Er is ook een bijbehorende propaganda website.

    De minister zegt te streven naar een sterke beroepsgroep met een sterke beroepsorganisatie. Haar manier om dat te bewerkstelligen is via dictaten van het ministerie…..

    Op de laatste pagina van de lerarenagenda staat een "greep uit de gesprekspartners die ons bij het opstellen van de lerarenagenda inspireerden". Het was handig geweest als de functie van deze mensen bij hun naam had gestaan. De lijst doorlezend kwam ik 3 medewerkers van het Freudenthal Instituut tegen…..

  4. @Philippens

    @Philippens

    En wat nou als je bijvoorbeeld van je schoolleiding geen vaste aanstelling of hogere schaal krijgt als je je niet in dat register inschrijft? Wát als scholen verplicht gaan worden het percentage geregistreerden te publiceren? Mijn school zal dat register zoveel mogelijk boycotten en eromheenwerken, maar ik weet hoe dat elders gaat.

     

    Verder:

    Ik heb me gisteren doodgeërgerd aan dat NOS-journaal-item waarin Bussemaker de prijs voor beste leraar van het jaar uitreikt, en ook dat verslaggevercommentaar erbij over technologie: niet te teren.

     

    Als BON zelf een register opricht, moet dat puur gericht zijn op verzet tegen het Bussemakerregister; verder moet het vooral niet te ingewikkeld zijn; het is puur dat je ermee verklaart dat je niet in van bovenaf opgelegde docentenregisters gelooft. Je mag dan ook bijvoorbeeld niet tegelijkertijd in het BON en in het Bussemakerregister staan. Als er zich genoeg docenten inschrijven, kan BON zelfs een scholenranglijst gaan publiceren, met percentages BONners die op scholen werken (moeten de docenten het totaal aantal collega's doormelden; elk jaar bij verlenging). Het is maar een idee.

     

    BON zou, als er daartoe middelen zijn, sowieso wat meer op de communicatie moeten letten; altijd ons zwakke punt.  Zoals Denise ook al terecht opmerkte: veel docenten kénnen BON niet eens, laat staan ouders en studenten. 

     

    Nog wat ideeën:

     

    – BON kan een jaarlijkse prijs in het leven roepen voor een persoon, organisatie of school die zich effectief heeft ingezet voor beter onderwijs.

     

    – BON kan óók een prijs in het leven roepen voor de onderwijsminister in Europa (of de wereld) die wél zijn of haar verantwoordelijkheid heeft genomen: De onderwijsminister van het jaar.

  5. @Em70. We zullen met de AOb

    @Em70. We zullen met de AOb en andere partners de leraren moeten wakkerschudden. Als ik naar de uitgangspunten van de Onderwijscoöperatie kijk, moeten we in de samenstellende groepen die de leraren vertegenwoordigen, massale steun kunnen krijgen. Want zij hebben die uitgangspunten onderschreven: het register van van, voor en door de leraar. 

    Weliswaar heeft het CNVOV het Nationaal Onderwijs Akkoord onderschreven, maar ik moet nog zien dat de bij haar aangesloten leraren daar in het licht van nieuwe manipulaties van de bewindslieden, geen verzet zullen aantekenen.

  6. Wat mij als ouder hogelijk

    Wat mij als ouder hogelijk verbaast (Ik ben, geloof ik, het enige BONlid dat ook met de ogen van een ouder naar het onderwijs kijkt) is dat leerlingen sommige vaardigheden als maar bijgebracht moeten worden zonder dat het er iets toe doet of hij die vaardigheden al (in voldoende mate) heeft. Ik denk aan dingen als leren leren, leren samenwerken leren zelfstandig te werken etc. Niemand zegt tegen een kind dat goed kan fietsen dat hij door moet gaan met leren fietsen en dat hij als voetballen op zijn programma staat hij maar fietsvoetbal moet bedrijven. Maar in het onderwijs wordt zoiets heel gewoon gevonden. Men wil een leerling die sneller wiskunde leert door goed klassikaal onderwijs of juist door solitair studeren de mogelijkheid ontnemen om daarvan gebruik te maken, zelfs al zijn zijn sociale vaardigheden enorm en is hij de pijler waarop een groep steunt bij het maken van een gezamenlijk werkstuk. Het voorschrift  dat een leraar zich MOET laten bijscholen is absurd. Als een leraar didaktisch voldoet, gemiddelde resultaten boekt en degelijk in zijn leervak opgeleid is is er geen reden om hem bijscholing op te leggen. Als er leerstofvernieuwing plaats heeft gevonden (bij voorbeeld in het vak Natuurkunde omdat voortaan alle elementaire natuurkrachten voor leerlingen begrijpelijk onder één noemer gebracht kunnen worden) kan een school natuurlijk vrijblijvend bijscholing aanbieden en beslist de leraar of dat voor hem nodig is of dat hij beter op eigen kracht zich in de veranderingen kan inwerken. Maar het idee dat een leraar bijgeschoold moet worden past goed bij de wensen van de onderwijsconxi om de leraar te declassificeren en hem de status van expert lopende band werk te geven. Als ouder maak ik me zorgen dat het steeds “onmogelijker” voor ouders wordt om een stelletje leraren bij elkaar te zoeken waarmee snel een gesubsidieerde school gestart kan worden. De nieuwe regelgeving gaat samen met oudere regelgevingen nog meer als een ondoenlijk te lopen hordenveld voor eigenwijze ouders fungeren.

  7. Weet Bussemaker zeker wat een

    Weet Bussemaker zeker wat een aankomend leraar wil?

    Jaren geleden was een akademische studie vrijwel de enige eis waaraan iemand moest voldoen om als bevoegd eerstegrader aan de slag te kunnen gaan. Toen kwam er een didaktisch paedagogische opleiding van twee jaar bij. En nu moet een startende leraar ook nog als onvolwaardig leraar, namelijk junior-leraar, beginnen. Bussemaker gelooft toch niet echt dat een aankomend leraar daar zo blij mee is! “Veel” is een rekkelijk begrip en om in het onderwijs functiedifferentiatie aan te brengen zul je vindingrijk moeten zijn want de bulk van het onderwijs is “onderwijzen” en de rest hoort bijzaak te zijn. Bussemaker denkt dat het gewone lesgeven gemakkelijk is en dat een docent met lesgeven en alles wat de schoolbesturen daaraan toegevoegd hebben nog wat ruimte overlaat om ondernemertje te spelen. Hebben we echt een minister van onderwijs die alleen maar verstand heeft van politicologie? 

  8. Waar haalt de PvdA die

    Waar haalt de PvdA die Netelenbussemakers vandaan?
    Het leek even goed te gaan toen Plasterk als minister van onderwijs zijn ideeën ontvouwde.

    Maar nu is het de partij van de werkgevers (pvdw). De leraren hebben het nakijken. (Daar hebben ze overigens hun handen vol aan).

    Het wordt tijd het politieke landschap opnieuw te definiëren.

  9. Ik ken definiëren alleen in

    Ik ken definiëren alleen in de betekenis van beknopt iets beschrijven en het daarbij af te grenzen t.o.v. dingen die met een andere naam worden aangeduid. Beschrijven wat IS. Jij gebruikt het woord blijkbaar in omgekeerde, scheppende, betekenis en beschrijft met dat woord wat er moet komen, wat zal WORDEN.

  10. In Trouw vandaag een artikel

    In Trouw vandaag een artikel (zie ook de NRC) over een niew opgerichte "Amsterdamse Onderwijs Inspectie": stichting Beter Primair Onderwijs Amsterdam. Uit de NRC:

    De stichting wordt opgericht door de samenwerkende schoolbesturen (BBO) en wordt voor 75 procent door de gemeente gefinancierd.

    Uit Trouw:

    bestuursleden [van de stichting worden] voorgedragen worden door gemeente en schoolbesturen.

    Ook uit Trouw:

    in de komende vier jaar moeten álle scholen onder de loep genomen worden.

    En nog een citaat uit Trouw:

    Anders dan de landelijke onderwijsinspectie gaat dat bureau scholen ook heel concrete adviezen geven over hoe het beter kan – tot op het niveau van afzonderlijke leerkrachten aan toe.

    Hiermee gaat Amsterdam feitelijk naar 1 schoolbestuur (hoezo vrijheid van onderwijs?) dat leraren heel direct op de vingers kijkt (hoezo professionele ruimte voor de leraar?).

  11. @Mark. Juist! Ik sprak er

    @Mark. Juist! Ik sprak er vanmorgen over op de Onderwijscoöperatie. Dat is onacceptabel.

  12. Die Amsterdamse stichting

    Die Amsterdamse stichting gaat dus opgericht worden naast het besturen-samenwerkingsverband dat al bestaat; de samenwerkingsverbanden die verplicht werden gesteld door de Weer Samen Naar School ideologie. Kennelijk is dat WSNS mislukt??

    Blijkt een bureaucratische draak niet te functioneren, wordt er daarnaast een nieuwe bureaucratische draak opgericht. Bureaucratie stapelt zich op bureaucratie en aldus blijven de onderwijslasten maar oplopen richting zulke 'bestuurders'.

    Waar is de kleine verantwoordelijkheid van het kleine bestuur gebleven? Verpletterd onder de overheidsdwang "samen" te werken?? Waar is de verantwoordelijkheid van de schooldirectie gebleven?? Verpletterd onder de voorschrijvende bureaucratie van die "samen" werkende besturen??

    Waar is de verantwoordelijkheid van de leerkracht gebleven?? Totaal verpletterd onder de stormvloed van directieven en neuzen die in je klas komen neuzen, afkomstig van AL die "samen" werkenden bestuurders??

    Het totale failliet van onderwijsverbeteringen door het oprichten van talrijke bureaucratische monsters zou EINDELIJK eens erkend moeten gaan worden. Persoonlijke verantwoordelijkheid op kleine schaal, binnen het concept van de VRIJHEID van onderwijs : DAT leverde topkwaliteit! EN motivatie!

    Nu schijnt jouw succes afhankelijk gemaakt te moeten worden van talrijke vergaderaars. Word je een soort uitvoerend ambtenaar binnen EU-concept.

    Als wij op een kleine succesvolle school werken en ouders de weg naar die school weten te vinden (niet alle, want ook ouderwensen verschillen), WAT heb ik dan te maken met ene PO-raad, ergens ver weg?! Opzouten met die 'raden'.

  13. De crux bij het beoordelen en

    De crux bij het beoordelen en ongevraagd adviseren zit er in dat een rijksinspecteur en een gemeentelijke adviseur bij de start alleen maar zouden moeten mogen vaststellen of het onderwijs aan de kinderen van een school bevredigende resultaten oplevert. Het hoe moet ter beoordeling toekomen aan de docenten en eventueel de ouders als die voor een bepaald soort school gekozen hebben. Pas als de resultaten van een school ondermaats blijken is het acceptabel dat een inspecteur of raadgever ongevraagd advies uitbrengt of in extreme gevallen zelfs maatregelen oplegt. “Daarmee (met een meetlat die de betrokken schoolbesturen samen hebben ontwikkeld) wordt dieper ingegaan op wat er in een klas gebeurt” wekt de vrees op dat de Amsterdamse wethouder daar anders over denkt. Door het grote aantal niet-cognitieve doelstellingen wordt de resultatenmeting natuurlijk erg bemoeilijkt. Om de vrijheid van onderwijs te waarborgen zullen verplichte doelen waarvan niet te meten is of die in voldoende mate bereikt zijn buiten de kwaliteitsbeoordeling moeten blijven. Daarnaast blijft het natuurlijk de vraag of voor hetzelfde geld als  het nieuwe inspectieapparaat kost het Amsterdamse basisonderwijs niet beter af zou zijn met assertievere, duurdere en beter opgeleide onderwijzers.

  14. Ik wil, Philippens als ouder

    Ik wil, Philippens als ouder weten wat de leraren van mijn kinderen aan bevoegdheden en arbeidsverleden hebben. Vandaar dat ik wel wat voor een BONregister voel

  15. Malmaison, ik heb nog niet

    Malmaison, ik heb nog niet bekeken welke informatie over registratie naar buiten komt. In principe is het register in handen van elke individuele leraar. 

    Ik zie een gevaar in het op straat leggen van alle bevoegdheden, als de minister straks ook onbevoegden daar toegang toe geeft. Dan weten de ouders nog niets.

  16. Ik zelf weet, Philippens,

    Ik zelf weet, Philippens, natuurlijk goed dat een mastersdiploma in de discipline die hoort bij het leervak waarin een leraar les geeft hoogstwaarschijnlijk voor het les geven in dat vak meer waard is dan een BIO-diploma van de school voor dat vak of een eerstegraadsdiploma dat via de weg HAVO-HBO-Master gehaald is. Maar misschien weten veel ouders dat niet. Maar als iemand formeel onbevoegd of anders bevoegd is mag ik toch wel aannemen dat dat duidelijk in het bevoegdheidsregister beschreven staat!?

  17. Malmaison, ik zal je vraag

    Malmaison, ik zal je vraag doorspelen naar degenen die zich specifiek met het register bezighouden. Maar in mijn recente ontmoetingen, gisteren en eergisteren heb ik opnieuw gezien dat de standpunten van BON breed gedeeld worden in de Coöperatie en dat iedereen daar door de onthullingen over de boze bedoelingen van de Onderwijsraadsvrouw extra alert geworden is.

  18. Nog even een los idee, alleen

    Nog even een los idee, alleen voor het geval dat BON wat meer bekendheid wil krijgen en dus wat meer aandacht van de media: geef de minister elk jaar een rapport. Dus stel zeven belangrijke categorieën vast, geef cijfers van 1 tot 10, en sluit af met aanbevelingen.

     

    Mogelijke categorieën ("vakken"):

     

    – Meer academici voor de klas

     

    – Bevorderen van kleinschaligheid

     

    – Verhoging van niveau van de lerarenopleidingen

     

    – Oormerking van onderwijsgelden

     

    – In de media de indruk wekken dat de minister goed bezig is, of: optimisme uitstralen

    (toelichting: voor de variatie moet er natuurlijk ook ergens een goed cijfer uitrollen).

     

    Nu nog een geschikte dag vinden om het rapport uit te reiken. De dag van de leraar?

  19. Malmaison, antwoorden kun je

    Malmaison, antwoorden kun je vinden in de volgende publicatie van de AOb, die het allemaal goed op een rijtje heeft:

     

    10/09/2013

     

    Eerste reactie op het concept hoofdlijnenbrief lerarenregister aan de Tweede Kamer van de staatssecretaris

     

    Hieronder bespreekt de AOb enkele onderwerpen uit de hoofdlijnenbrief lerarenregister. De bespreking is noch uitputtend met betrekking tot het aantal genoemde onderwerpen, noch met betrekking tot de bespreking van deze onderwerpen. De reden hiervan is dat de AOb het concept in een zeer laat stadium heeft ontvangen. Dit betekent dat de AOb in een later stadium uitvoerig op de andere onderwerpen ingaat.

    Het moge duidelijk zijn dat de AOb van mening is dat een wettelijke verplichting voor een register voor leraren niet moet worden ingevoerd. De AOb heeft tijdens de onderhandeling over het Nationaal Onderwijsakkoord dit standpunt ingenomen en toegelicht. In deze reactie gaat de AOb daarom niet in op dit onderdeel.

     

    1.   Wie mag onderwijs geven en wat houdt het beroep van leraar in ?

     

    In de hoofdlijnenbrief staat dat alleen degene die geregistreerd staat, bedoeld lijkt te zijn “geregistreerd als leraar”, onderwijs mag geven. Alleen als de leraar geregistreerd is en aan zijn vakbekwaamheid werkt, mag hij zijn beroep uitoefenen. De hoofdlijnenbrief maakt niet duidelijk wat het beroep van leraar nu precies inhoudt. Het was, zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting van de Wet BIO[1], de bedoeling dat zichtbaar zou worden gemaakt waarin het beroep van leraar zich onderscheidt van de andere functies in het onderwijs: de leraar zou eindverantwoordelijkheid dragen voor het primaire proces en voor de bijdragen van de onderwijsondersteunende collega’s. Deze positiebepaling van de leraar blijkt niet uit de hoofdlijnenbrief. De leraar lijkt zich niet van andere functionarissen in het onderwijs zoals instructeurs te onderscheiden doordat hij onderwijs mag geven en de instructeur niet, maar ook op andere punten wordt geen onderscheid gemaakt. Met andere woorden: de hoofdlijnenbrief gaat ervan uit dat iedereen onderwijs mag geven als dit maar onder verantwoordelijkheid van een leraar wordt gegeven. Zou de niet geregistreerde leraar dan ook niet gewoon onderwijs kunnen geven, maar dan net als de andere functionarissen onder verantwoordelijkheid van een leraar? Wat onderscheidt deze leraar van de huidige docent genoemd in artikel 4.2.1 lid 6 WEB  of artikel 33 lid 5 WVO?  

    Artikel 4.2.1 WEB stelt dat deze docent als docent kan worden benoemd als hij gelet op de specifieke kennis en bekwaamheden, samenhangend met ervaringen en werkzaamheden in andere sectoren van de samenleving en het bedrijfsleven, naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende bekwaam is om onder verantwoordelijkheid van een docent vier klokuren gemiddeld per week op jaarbasis les te geven. Kan deze docent zich laten registreren, moet hij ook aan de verplichte bij- en nascholing voldoen of wordt de mogelijkheid deze docent te benoemen in de WEB geschrapt?

    In artikel 33 lid5 is geregeld dat een leraar die vakoverstijgend onderwijs geeft onder verantwoordelijkheid van de leraar die bevoegd is voor een bepaald vak, dat vak mag geven, ook als hij niet bevoegd is voor het vak. Deze situatie komt geregeld in het onderwijs voor. Hoe wordt deze leraar geregistreerd? Dat blijkt niet duidelijk uit de hoofdlijnenbrief. De brief lijkt ervan uit te gaan dat bevoegd en tegelijk onbevoegd niet mogelijk is.  

     

    1. Het lerarenregister geplaatst in het kader van andere beroepsregisters

     

    In de hoofdlijnenbrief wordt het lerarenregister vergeleken met andere beroepsregisters. Allereerst wordt de functie in algemene zin van een beroepsregister beschreven. Daarna wordt het ontstaan van de beroepsregisters besproken. Dit staat in het volgende citaat:” In algemene zin is de functie van een beroepsregister het waarborgen van de kwaliteit en de eer van het beroep. Beroepsregisters zijn er in het bijzonder voor die beroepen die essentieel zijn voor het goed en veilig functioneren van de samenleving en dan vooral in die gevallen waarin de burger in een kwetsbare positie en/of afhankelijke positie verkeert ten opzichte van de beroepsbeoefenaar. Het geeft de burgers de zekerheid dat iemand gekwalificeerd is voor de uitoefening van het beroep. Voorbeelden van zulke beroepsregisters zijn het BIG-register voor de medische beroepen en de registers voor advocaten, accountants en notarissen. Bij deze beroepen is registratie voorwaardelijk voor de uitoefening van het beroep of het uitvoeren van voorbehouden handelingen en soms het voeren van een titel. Het volgen van bij- en nascholing is bij deze beroepen een voorwaarde voor herregistratie. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat alleen door het regelmatig volgen van bij- en nascholing de beroepsbeoefenaar zijn kwaliteit op peil kan houden.

    Alle hierboven genoemde beroepsregisters zijn bottom-up, vanuit de beroepsgroep, ontstaan en hebben na verloop van tijd een wettelijke status verkregen. De overheid heeft deze registers een wettelijke status gegeven vanwege het grote maatschappelijke belang dat met de kwaliteit van de beroepsgroep is gemoeid.” Einde citaat.

     

    De AOb onderschrijft de functie van het beroepenregister in algemene zin. Daarbij acht de AOb het van groot belang dat een beroepsregister de burger ook daadwerkelijk zoals er staat de zekerheid verschaft dat iemand gekwalificeerd is voor de uitoefening van het beroep. Dat houdt volgens de AOb in dat uitsluitend gekwalificeerde beroepsbeoefenaren in het register moeten worden opgenomen en geen beroepsbeoefenaren die nog geen kwalificatie bezitten. Dat is ook bij andere beroepsregisters waarnaar verwezen wordt het geval.

     

    De AOb kan de informatie over de andere beroepenregisters niet volgen. De AOb licht uit deze registers de BIG registers. In 1993 is de Wet BIG in gegaan. De totstandkoming hiervan heeft ongeveer dertig jaar geduurd. Voor de Wet BIG was er beroepenwetgeving waarvan de oudste wet de Wet Uitoefening Geneeskunst is geweest van 1865. Deze beroepenwetgeving verleende aan de verschillende beroepen of alleen titelbescherming of titelbescherming en beroepsbescherming. Uit dien hoofde vond er voor deze beroepen registratie plaats op basis van een wettelijke verplichting. In de Wet BIG zijn acht kernberoepen opgenomen waarvoor publiekrechtelijke registers zijn  ingesteld. Deze kernberoepen zijn voor een groot deel de beroepen die eerder in de oude beroepenwetgeving stonden. Er is voor deze registers, gezien het voorafgaande, geen sprake van bottom-up registers. De kernberoepen zijn: apotheker, arts, gezondheidspsycholoog, psychotherapeut, tandarts, fysiotherapeut, verloskundige en verpleegkundige. Hoewel de registers bij de inwerkingtreding van de wet in 1993 zijn ingesteld, geldt de herregistratie voor verpleegkundigen, verloskundigen en fysiotherapeuten sinds 1 januari 2009 en de herregistratie voor apothekers, artsen, gezondheidspsychologen, psychotherapeuten en tandartsen sinds 1 januari 2012. Daar zit wel een forse tijd tussen. De herregistratie vindt, anders dan in de hoofdlijnennotitie staat, niet plaats op grond van bij- en nascholing. Integendeel. Voor al deze registers is voldoende werkervaring de eis voor herregistratie. Bij –en nascholing is helemaal geen eis. Het gaat erom dat de betrokkene voldoende werkervaring heeft. Scholing komt alleen in beeld als niet voldaan is aan de eis van werkervaring. Er wordt in de registers van de kernberoepen van de gezondheidszorg dus helemaal niet tot uitdrukking gebracht dat alleen door het regelmatig volgen van bij- en nascholing de beroepsbeoefenaar zijn kwaliteit op peil kan houden.

     

    In de Wet BIG is ook de mogelijkheid geopend voor het wettelijke erkennen van de titel van specialisten. Voor de registers van deze specialisten kan de minister eventueel eisen stellen aan de herregistratie. Hierbij moet echter bedacht worden dat de beroepsgroep volledig leidend is bij de inrichting, opleiding en alles wat met het specialisme te maken heeft. De vergelijking van het lerarenregister met deze registers gaat dus volledig mank.

     

    De onjuiste informatie over andere beroepenregisters in de hoofdlijnenbrief schetst naar het oordeel van de AOb een verkeerd beeld van deze registers en daarmee ook van de plaats van het lerarenregister ten opzichte van andere beroepsregisters.  

     

    1. Het lerarenregister als prikkel voor de werkgever de leraar meer ruimte te geven en mogelijkheden te bieden voor professionalisering

     

    In de hoofdlijnenbrief staat dat het register in de eerste plaats een sterke prikkel is voor de werkgever om de leraar meer ruimte en mogelijkheden te bieden voor professionalisering. De leraar moet, zo staat er, immers voldoen aan professionalisering om zich te kunnen registreren. In de hoofdlijnenbrief wordt hieruit de conclusie getrokken dat nascholing een recht is.

     

    Het is volgens de AOb een misverstand dat de leraar een recht heeft gekregen. Een recht houdt in dat de individuele leraar scholing kan afdwingen. Hiervan is geen sprake. Het feit dat professionalisering verplicht is voor de leraar, betekent niet dat hij een afdwingbaar recht heeft op bijvoorbeeld scholing. Het is ook niet zo dat er automatisch in alle gevallen voor de werkgever een belang is dat elke individuele leraar zich laat professionaliseren of er alles aan te doen dathij een benodigde bevoegdheid haalt. Het is en blijft immers mogelijk een andere onbevoegde leraar aan te nemen. Maar de werkgever kan er ook voor kiezen anderen dan de leraar onderwijs te laten geven en deze functionarissen aan te trekken. Onderwijs geven is immers niet voorbehouden aan leraren. Onderwijs kan ook worden gegeven door instructeurs of (technisch) onderwijsassistenten, als het onderwijs maar wordt gegeven onder de verantwoordelijkheid van een leraar. De mogelijkheid het aantal onderwijsassistenten en instructeurs te vergroten en het aantal leraren te verkleinen, kent geen enkele wettelijke beperking. Verschuivingen zijn dus zeer wel denkbaar. Deze verschuivingen zien we nu al in het onderwijs.

     

    De wetgever heeft niet in de hand of er cao's komen en met welke partijen. Cao loze tijdperken, werknemers die niet onder de cao vallen, het sluiten van cao`s door de werkgevers met andere bonden dan die ondertekend hebben. Het komt allemaal voor. Verplichtingen voor een werknemer in een wet opleggen maar voor de facilitering vertrouwen op de totstandkoming van een cao is een hachelijke zaak.

     

    Hierbij wordt opgemerkt dat er geen aanvullende middelen ter beschikking worden gesteld. Uitgangspunt is dat e.e.a. gedekt wordt uit de bestaande middelen voor professionalisering. Dat betekent dus in veel gevallen dat de verplichte nascholing bovenop de huidige werkzaamheden zal komen.

     

    De werknemer wordt in de systematiek zoals die is neergelegd in de hoofdlijnenbrief onder druk gezet een scholingsrecht te claimen. Deze claim op tijd en geld kan conflicten in de hand werken. De systematiek zoals gekozen bij  de lerarenbeurs garandeert niet alleen voldoende tijd en middelen maar is bovendien minder conflictopwekkend. De lerarenbeurs laat zien dat middels zeggenschap en facilitering een grote bereidheid is om aan scholingsactiviteiten deel te nemen.

     

    4. Het lerarenregister: wie is in het register opgenomen?

     

    In de hoofdlijnenbrief worden drie categorieën leraren onderscheiden die zich kunnen laten registreren:

    1. de leraren die een bevoegdheid hebben
    2. de leraren die in opleiding zijn, maar nog geen bevoegdheid hebben. Zij hebben maximaal twee jaar de tijd om hun bevoegdheid te behalen. Zij hebben maximaal twee jaar de tijd om hun bevoegdheid te behalen. Nadat deze leraren hun bevoegdheid hebben behaald en dit in het register is vastgelegd, start voor hen de eerste reguliere periode voor herregistratie met daaraan verbonden verplichtingen.
    3. de leraren die op basis van artikel 33.3 WVO zijn benoemd. Deze docenten zijn nog niet bevoegd en ook nog niet in opleiding en kunnen alleen tijdelijk als leraar worden benoemd in urgente situaties om lesuitval te voorkomen. Zij moeten één jaar na hun benoeming zijn gestart met een opleiding tot leraar. De opleiding moet binnen twee jaar tot het behalen van een bevoegdheid leiden. In uitzonderingsgevallen kan deze termijn met twee jaar worden verlengd. Hebben ze eenmaal hun bevoegdheid behaald, dan worden ze geregistreerd als bevoegd leraar en start voor hen de eerste herregistratieperiode van vier jaar.

     

    De vergelijking met andere beroepsregisters en de algemene opmerkingen over beroepsregisters laat zien dat onbevoegden, leraren die niet aan de eisen voldoen, niet thuishoren in een beroepsregister. Het register is er immers om te laten zien wie wel aan de eisen voldoet. Het register moet namelijk voor ouders, leerlingen en studenten de zekerheid geven dat de geregistreerden aan de vereiste bekwaamheid voldoen. De AOb ziet dan ook niet wat het register bijdraagt aande eer van het beroep als onbevoegden in een beroepsregister worden opgenomen.

     

    De AOb is daarnaast van mening dat de tekst onbegrijpelijk is. Wat wordt verstaan onder leraren in opleiding? Zijn dat de LIO-ers, de Zij- instromers, de leraren die onbevoegd zijn en wel werkzaam zijn als leraar en een opleiding voor leraar volgen? In de huidige wetgeving is voor deze leraren een verschillende maximale opleidingsduur mogelijk. Wordt deze voor elke leraar gelijk gesteld en voor sommige groepen verlaagd? Is het wel zeker dat het mogelijk is de opleidingen in zo’n korte tijd af te ronden? Met andere woorden: leidt een zo’n korte tijdsduur wel op tot een kwalitatieve bevoegdheid? Is er voldoende opleidingsaanbod dat aan voldoende kwaliteit voldoet?

    De hoofdlijnenbrief lijkt er van uit te gaan dat uitsluitend  volledig onbevoegde leraren kunnen worden ingezet op grond van artikel 33 lid 3 WVO. Dat is echter onjuist. Ook bevoegde leraren kunnen worden ingezet in het VO in een vak waarvoor ze niet bevoegd zijn. Ook zij kunnen dan 5 jaar dit vak onbevoegd geven. Er is namelijk geen verplichting deze leraren in te zetten op grond van artikel 33 lid 4 WVO. Er is namelijk geen hiërarchie tussen lid 3 en lid 4 WVO.

     

    Voor de AOb is niet duidelijk of de mogelijkheid die in artikel 4.2.2. WEB is vastgelegd voor de werkgever om zonder enige beperking voor de werkgever twee jaar een onbevoegde leraar te benoemen in bijzondere omstandigheden drie jaar wordt geschrapt. Dat is wel een logisch gevolg van het feit dat alleen in noodgevallen een onbevoegde leraar mag worden benoemd om lesuitval te voorkomen. Deze categorie leraren wordt niet in het register opgenomen, zo begrijpt de AOb.

     

    Voor de AOb is evenmin duidelijk of de leraar die niet over een hbo-getuigschrift beschikt maar wel over drie jaar relevante werkervaring en een pedagogisch didactisch aantekening beschikt en naar het oordeel van de werkgever een hbo werk- en denkniveau heeft zich kan laten registreren als leraar. Hij staat niet als categorie genoemd. Volgens de AOb is dit terecht. Deze leraar is namelijk niet “bevoegd”. Op grond van artikel 4.2.4.2.d WEB moet namelijk elke nieuwe werkgever waar deze leraar gaat werken opnieuw bepalen of hij deze leraar geschikt acht en van voldoende niveau. Het gaat in de wet namelijk nadrukkelijk om een oordeel van de werkgever die deze leraar benoemt.

     

    Het is voor de AOb volkomen onduidelijk hoe de registratie plaatsvindt. Zo is de leraar die bevoegd is voor het vak Frans in het voortgezet onderwijs geregistreerd als leraar. Zijn werkgever zet deze leraar vervolgens gedeeltelijk in voor het vak wiskunde. (Ook al voelt de leraar hier weinig voor. Maar er is sprake van een werkgevers- en werknemersrelatie.) Deze leraar haalt het getuigschrift voor het vak wiskunde niet. De hoofdlijnenbrief suggereert dat deze leraar ondanks het feit dat hij voor het vak Frans bevoegd is en aan de eisen van bekwaamheid voor het vak Frans voldoet uit het register wordt geschrapt. Dezelfde leraar wordt door zijn werkgever (werknemers- en werkgeversrelatie) volledig belast met een vak waarvoor hij niet bevoegd is. Wordt deze leraar nu geschrapt als leraar uit het register ondanks het feit dat hij zijn bevoegdheid voor het vak Frans heeft (en het vak ook nog onderhoudt)?  

     

     

    5.    Andere beroepsregisters in het onderwijs

    Om bedrijfseconomische redenen wordt in het onderwijs, met name het mbo, steeds vaker gebruik gemaakt van andere functionarissen in het primair proces. Deze functionarissen (instructeurs, coaches, begeleiders) zijn veelal niet hbo opgeleid. Door deze praktijk devalueert het beroep leraar. De AOb ziet dat deze problematiek wordt versluierd door gebruikmaking van de verzamelnaam ‘onderwijsgevenden’ voor iedereen die in het onderwijs werkzaam is. Een andere verschijningsvorm van hetzelfde probleem is dat steeds vaker wordt voorgesteld te werken met teams die ‘onder verantwoordelijkheid’ werken van een bevoegde leraar. Het onderbrengen van instructeurs in het lerarenregister kan een zelfde versluierend effect hebben. 

     

    Hierdoor wordt het terrein van de leraar steeds onduidelijker. De AOb wenst een scherpe afbakening van het beroep leraar ten opzichte van de andere beroepen in het onderwijs, met daarbij een duidelijke koppeling aan het primair proces. Een exclusief werkterrein voor de docent is nodig zoals ook andere beroepsgroepen voorbehouden handelingen kennen. Voor de AOb is uitgangspunt dat onderwijstijd verzorgd dient te worden door een bevoegde docent.

     

    Professionalisering van de andere beroepen in het onderwijs is natuurlijk iets waar de AOb voorstander van is. Maar of voor andere beroepen dan de leraar registers in het leven geroepen moeten worden hangt af van de uiteindelijke terreinafbakening. De hoofdlijnenbrief legt terecht een verband tussen registratie en het goed en veilig functioneren van de samenleving, en dan met name in die gevallen waarin de burger in een afhankelijke positie ten opzichte van de beroepsbeoefenaar verkeert. Het zijn dan ook de kernberoepen die gebruikelijk worden afgebakend en middels registratie van de nodige waarborgen worden omgeven. Voor de AOb is de leraar het kernberoep in de sector. De AOb is nog niet overtuigd dat hetzelfde geldt voor de instructeurs in het MBO. Tenminste totdat een duidelijke afbakening van het werkterrein van de leraar en de instructeur in het mbo is tot stand gekomen zou moeten worden afgezien van registratie van instructeurs.      

     

    6.    Het beheer van het lerarenregister

    Aanpassingen, zoals voorgesteld in de hoofdlijnenbrief, betreffende rechtsvorm, inrichting van de rechtspersoon en beheer van het register, zijn aan het bestuur van de coöperatie. De AOb hecht daarbij aan de gemaakte afspraken in het bestuursakkoord beroepsgroep leraren 2012 – 2015 en de afspraken zoals het bestuur van de coöperatie die heeft geformuleerd in de notitie ‘Een uitnodigend lerarenregister’. 

     

    Kort samengevat staat hierin dat het register privaatrechtelijk wordt georganiseerd, en dat de coöperatie inhoudelijk en procesmatig verantwoordelijk is voor het lerarenregister.  Entree tot het register is vrijwillig, voorbehouden aan bevoegde leraren en het gebruik van het register is gratis. De hoofdlijnenbrief gaat met de keuze voor een niet puur privaatrechtelijk register, de betaling van contributie en de rol van werkgevers, voorbij aan deze eerder gemaakte afspraken.

     

    De AOb is daarbij van mening dat weliswaar op regelmatige basis consultatie dient plaats te hebben met de werkgeversorganisaties, maar dat de voorgestelde positie van de werkgeversorganisaties en andere deskundigen bij onder meer de validering niet aan de orde kan zijn. In het kort; De werkgeversorganisaties zijn geen onderdeel van de beroepsgroep. Registratie is aanvullend op de normale arbeidsverhoudingen tussen werkgever en werknemer. Daarin heeft de werkgever een instructierecht, bepaalt de werkgever wie het in dienst neemt en houdt de werkgever personeelsdossiers bij. Het instructierecht strekt zich ook uit tot het volgen van scholing welke de werkgever noodzakelijk acht. Het verlenen van instemmingsrecht van de werkgever op de (her)registratiecriteria, en inzage in het registratiedossier, voegt hieraan niets toe. Wel doet een dergelijk instemmingsrecht afbreuk aan het register als instrument van een beroepsgroep welke zelf de professionele standaarden bepaalt en welke zelf de toegang tot uitoefening van het beroep bepaalt.

     

     

     

     

     



    [1]Kamerstukken II, 2001-2002, 28 088 nr.3, pag.5 

Reacties zijn gesloten.