Binnenkort: een eerstegraadsleraar Duits die driekwart jaar Duits gestudeerd heeft?

Onlangs verscheen het beleidsplan van de universitaire lerarenopleidingen 2012-2016, ‘Academische kwaliteit in het onderwijs’. In dit rapport van de Interdisciplinaire Commissie Lerarenopleidingen (ICL) wordt het nieuwe beleid dat de lerarenopleidingen de komende jaren gaan uitvoeren, uit de doeken gedaan.

Deze nieuwe koers is noodzakelijk vanwege een groeiend tekort aan academisch opgeleide leraren in het voortgezet onderwijs. Daarnaast volgen steeds meer studenten brede bacheloropleidingen en interdisciplinaire masters waardoor deze steeds minder aan de instroomeisen van de lerarenopleidingen voldoen.

De commissie stelt een scala aan oplossingen voor. Sommige hiervan liggen voor de hand zoals het mogelijk maken voor promovendi om al tijdens hun promotietraject een eerstegraads lesbevoegdheid te behalen.

Een andere ‘oplossing’ zou voorstanders van beter onderwijs zorgen moeten baren. ‘Een academisch gevormde docent kan verwante maar ook nieuwe vakinhouden zelfstandig verwerven op basis van die kwaliteit’, stelt de commissie. Daarom wil ze het mogelijk maken om studenten met een niet-verwante bacheloropleiding binnen twee jaar op te leiden tot eerstegraadsleraar in een bepaald schoolvak. Slechts 45 studiepunten hiervan, oftewel driekwart studiejaar, zouden besteed worden aan het inhalen van vakkennis tijdens de zogenaamde ‘vakspecialisatie’. Dit is volgens de commissie geen probleem. Sterker nog, het is wenselijk, omdat ‘multidisciplinair universitair opgeleide docenten […] goed vanuit contexten kunnen werken, ontwerpexpertise inbrengen en bruggen slaan tussen van oudsher monodisciplinaire vaksecties.’ Multidisciplinariteit klinkt als een loffelijk streven, maar in de praktijk gaat het om een docent die van veel vakken een beetje weet, en van het vak dat hij geeft te weinig om het goed aan zijn leerlingen te kunnen overdragen.

Stel nu dat een student communicatiewetenschap na zijn bacheloropleiding ineens besluit leraar Duits te willen worden. Onder het nieuwe regime zou hij zich al na een tweejarige lerarenopleiding, waarvan slechts driekwart jaar daadwerkelijk aan Duits besteed wordt, eerstegraadsleraar Duits mogen noemen. Zo’n leraar kan onmogelijk even goed zijn als de huidige leraar Duits. Die heeft zich minimaal vier jaar lang op universitair niveau in de germanistiek verdiept. Straks krijg je een leraar die slechter Duits spreekt dan zijn leerling.
 
Dat studenten steeds vaker kiezen voor brede bachelors en steeds minder vaak voor één discipline zoals wiskunde of Duits, is ontegenzeggelijk een probleem voor het middelbaar onderwijs. Maar het laten vallen van de eis dat leraren een volwaardige academische opleiding gedaan moeten hebben in het vak dat ze geven, is hiervoor niet de oplossing. Het helpt ons van de regen in de drup.

6 Reacties

  1. Deze ontwikkelingen worden

    Deze ontwikkelingen worden veroorzaakt door de sluipende herdefinitie van leraarschap.

    Je moet vooral competent zijn in pedagogiek, onderwijskunde,  zelfreflectie enz enz. O ja, en je moet ook nog wat weten van het vak dat je zogenaamd geeft. Maar het management moet je natuurlijk wel kunnen inzetten voor elk willekeurig ander vak anders krijg je de spretsjeets niet gevuld.

  2. Hier tekent zich een evident

    Hier tekent zich een evident patroon af.

    Als we onvoldoende vakdeskundige academici kunnen werven voor het leraarschap, dan verklaart OCW de onderbouw havo-vwo maar tot tweedegraads gebied (HOS-nota).

    Als we onvoldoende vakdeskundige academici kunnen werven voor het leraarschap, dan laat OCW werkloze academici toe met een vakinhoudelijke stoomcursus (zij-instromersregeling).

     

    Als we onvoldoende vakdeskundige academici kunnen werven voor het leraarschap, dan laat OCW de hbo's op eigen gezag academische programma's opstellen en eerstegraads diploma's afgeven, zonder universitaire borging (hbo-eerstegraads opleidingen).

    Als we onvoldoende vakdeskundige academici kunnen werven voor het leraarschap, dan laat OCW tweedegraads docenten ongemerkt lesgeven in de havo-vwo bovenbouw (wet-BIO).

    Als we onvoldoende vakdeskundige academici kunnen werven voor het leraarschap, dan rekent OCW halve academici met 2,5 jaar vakstudie tot academische instroom (educatieve minor-regeling).

     

    En dan nu: als we onvoldoende vakdeskundige academici kunnen werven voor het leraarschap, dan geeft OCW niet-vakdeskundige academici een stoomcursus en een eerstegraads diploma.

    Hoe kunnen opleiders nu nog tegen de rode-loper-studenten die gewoon netjes hun master Nederlands, biologie, wiskunde of geografie halen, zeggen dat ze bepaalde vakken in hun studieprogramma moeten opnemen omdat die relevant zijn voor hun leraarschap, terwijl langs de achterdeur steeds talrijker niet-rode-loper-studenten binnenkomen en hetzelfde diploma halen zónder dat ze aan de vakinhoudelijke eisen voldoen?
     
    Hoe kan OCW de waarde van het eerstegraads diploma, en de daarmee gepaard gaande status van de eerstegraads docent, versterken terwijl die via de achterdeur wordt ondermijnd?
     
    Hoe wil OCW met een lagere vakinhoudelijke en economische waarde van dat diploma en een lagere status van de eerstegrader, ooit nog voldoende vakdeskundige academici werven om het tekort te dempen? 
     
    Ik vrees dat OCW en ICL hiermee in hun eigen voet schieten. Tenzij de aanwas van studenten het belangrijkste criterium is. Er zijn zat studenten 'Communicatiewetenschap', 'Maatschappijstudies' en 'Brede beta's', en elke student is er één. Kassa.
     
  3. Een onvolledig plaatje

    Een onvolledig plaatje

    In de tijd dat ik nog op het Gymnasium was en het Gymnasium nog (terecht!)  tot het hoger onderwijs hoorde bestond het eindexamen voor de 3 moderne vreemde talen enkel en alleen uit het vertalen in goed Nederlands van een beschouwelijke of geschiedkundige tekst in de betreffende taal. In de loop van het schooljaar werd ook nog wat aan de in die taal geschreven literatuur gedaan en sommige leraren lieten je nog een gedicht uit je hoofd leren maar literatuurkon maar moeilijk gedijen in de schaduw van de eindexamenvertaling. Er was geen schoolonderzoek dat meetelde voor het eindexamen. Ik denk dat toen een leraar een goed ontwikkeld gevoel voor woordnuances moest hebben en zeer goede kennis van zowel de brontaal als de doeltaal. Ook kennis van geschiedenis van het land waarvan hij de taal onderwees met de bijbehorende literatuur was voor goed lesgeven noodzakelijk alsmede een goede algemene culturele kennis. Tegenwoordig is het beantwoorden van vragen in de tekst van de onderwezen taal  de hoofdschotel van het eindexamen. Naar mijn gevoel is daarvoor minder kennis en vooral minder verfijnde kennis van de vreemde taal nodig. Een beschouwer van de huidige eindexamentoetsing heeft als zijn mening uitgesproken dat bij deze wijze van toetsen niet zo zeer de kennis van de Duitse taal getoetst wordt als wel vaardigheid in dit soort toetsen en intelligentie. Iemand die het bij dit soort toetsen in het Nederlands er goed vanaf bracht zou dat al bij geringe kennis van de Duitse taal ook bij Duitstalige toetsen doen. Ik denk dat er daarom in de huidige tijd minder zware eisen aan de opleiding van een leraar Duits gesteld hoeven te worden dan vroeger. Natuurlijk betreur ik deze conclusie want ik had liever gehad dat onderwijs in en toetsing van Duits zo gebleven zou zijn als ze waren vóór de Mammoet alles vertrapte.

  4. Bij een opleiding tot

    Bij een opleiding tot vakdocent kan men de leervakken die een docent daarbij onder de knie moet krijgen verdelen in leervakelementen (voor een natuurkundeleraar bij voorbeeld thermodynamica, elektriciteitsleer en steunvakken zoals wiskunde) en interactievakken die de contacten tussen leraar en leerling betreffen (bij voorbeel didaktiek en pubertijdspsychologie maar ook het in elkaar zetten en beoordelen van proefwerken). Het tweede type kreeg in de tijd van vóór de mammoetwet bij van de universiteit afkomstige leraren weinig aandacht. Toch waren de onderwijsresultaten vroeger goed. Het is daarom nuttig om bij het vergelijken van de verschillende wegen waarlangs iemand een bepaalde bevoegdheid haalt altijd duidelijk te maken om welk soort vakken het voor die persoon gaat, Bedoelt Couzijn met “bepaalde vakken” voor “rode loper studenten”, vakken van het eerstgenoemde type of van het laatstgenoemde type? “Vakinhoudelijk”is immers ook een onduidelijke term. Is het leraarschap in algemene zin je vak of is het vak dat je doceert je vak?

  5. Ik had destijds in de derde

    Ik had destijds in de derde een wiskundeleraar die niet eerstegraadsbevoegd was, en die in het kamp als leraar begonnen was om te overleven. Een verhaal dat hij op de laatse schooldag vertelde. De eerste les was geeindigd met de opdracht de kwadraten tot en met 900 uit het hoofd te leren. Een van de vele goede leraren die ik gehad heb. In de vierde had ik een leraar die vliegtuigbouwkunde had gedaan. Ook dat was een goede leraar. Leraren die konden bouwen op eigen gezag, kennis, maar ook op fatsoenlijke boeken. In die tijd was Moderne Wiskunde nog wiskunde. Ik typ dit met in het achterhoofd een discussie met mijn onderwijsdirecteur over de bespreking van het rapport hierboven. Moet men na een brede beta bachelor een snelle toegang krijgen tot het eerstegraadsleraarschap voor wiskunde op school? 

Reacties zijn gesloten.