Aangename kennismaking: de Kwekeling

de kwekeling.jpg

 

BON wordt door haar tegenstanders soms geassocieerd met oude docenten die terug zouden willen naar vroeger en niet met de tijd meegaan. Wij weten wel beter, want veel BON-leden staan dagelijks voor de klas en ervaren dat heel veel leerlingen en studenten degelijk onderwijs door hoog opgeleide docenten meer waarderen dan onderwijs waarbij ze al te veel zelf moeten uitzoeken. BON krijgt ook regelmatig bijval van individuele leerlingen of studenten of van hun organisaties. Zo mooi geschreven als de de bijdrage die we kort geleden ontvingen, is het echter zelden. We zijn dan ook trots dat pabo student "de Kwekeling" regelmatig een column voor onze website zal schrijven. Hierbij zijn eerste column.

Van een kwekeling die niet meer kweken mag

Veel studenten beginnen aan de Pabo omdat ze ‘iets met kinderen’ willen doen. Ze vinden kinderen schattig of ze hebben zelf al een aantal kinderen grootgebracht. De Pabo bedient deze studenten op hun wenken. Wij Pabo-studenten mogen kinderen observeren, motiveren, stimuleren, analyseren en over hen reflecteren.
Onderwijzen lijkt van ondergeschikt belang te zijn. Het gaat er vooral om de kinderen de vaardigheden bij te brengen waarmee ze later betere mensen kunnen worden dan wij. Daarom mogen wij de kinderen niet teveel besmetten met onze eigen vastgeroeste ideeën. We moeten vooral veel naast de kinderen staan, nooit erboven. We moeten ze leren zichzelf te vinden, zijn en blijven.

Als je kinderen vervelend vindt moet je geen onderwijzer worden. Het is de meisjes en jongens van achttien ook vergeven dat hun motivatie nog niet verder reikt dan ‘iets met kinderen’. Hetzelfde geldt voor de huismoeders die vrezen dat ze tot weinig meer instaat zijn dan ‘iets met kinderen’.
Het zijn de Pabo’s die zich moeten herbezinnen. Wanneer ze op de lerarenopleiding bij studenten een tekort aan intellectuele interesses constateren zou het hun primaire doel moeten zijn om dat aan te pakken. In plaats daarvan laten ze ons onze gang gaan. Wij moeten ons immers op onze eigen manier ontplooien. Het gevolg is dat wie zonder intellectuele interesses aan de Pabo begint, deze waarschijnlijk in dezelfde staat zal verlaten.

Zelf vind ik kinderen ook leuk. Ze kunnen ontzettend origineel en grappig uit de hoek komen. Het is ontroerend om te ervaren hoezeer kinderen zich aan hun opvoeders kunnen hechten. Toch is dat niet de reden waarom ik onderwijzer wil worden.
Ik heb ‘iets met generaties’. Als kind vroeg ik mij al af: ‘Hoe doe je dat toch, dat groot worden…’ Gelukkig hebben mijn opvoeders er alles aan gedaan om mij in de grote wereld in te wijden. Ik heb zelfs, totdat ik naar de middelbare school ging, prima onderwijs genoten. Voor mij draait opvoeding om het doorgeven van de beschaving aan de volgende generatie.

Groot worden, deelnemen aan de samenleving, jezelf de beschaving van je voorouders eigen maken, dat is geen eenvoudige taak. De school kan dat niet in zijn geheel bewerkstelligen. Daarom moet zij zich specialiseren en zich bij haar primaire taak houden; het overdragen van kennis. Niet zomaar kennis, maar de kennis die ons is toevertrouwd door de generaties die voor ons leefden.
Dat maakt onderwijzer ook tot zo’n mooi beroep. Je komt met alle facetten van het leven in aanraking. Je moet weten welke vissen er in de sloot zwemmen, wat Aristoteles over ethiek heeft geschreven, waarom Mondriaan een groot kunstenaar is, hoe je een schroevendraaier vasthoudt, wat het verschil is tussen een majeur en een mineur akkoord. Je moet weten hoe je deze kennis vertaalt naar de wereld van het kind. De onderwijzer is de brug tussen de tijden, hij draagt de essentie van de kennis van de filosoof, de visser en de timmerman over aan de volgende generatie.  Helaas vind ik dat de Pabo ons niet op deze taak voorbereidt.

Op de Pabo vertellen ze ons dat leren een levenslang proces is. Wij moeten kinderen ‘leren leren’. Kennis, die nemen ze dan vanzelf wel op, als ze er aan toe zijn, als het past bij hun persoonlijke leerweg. Belangrijker is dat wij ze leren om vooral intrinsiek gemotiveerd te handelen, hun eigen weg te gaan, op hun manier. Hoe ze dat doen, dat mogen ze zoveel mogelijk zelf uitzoeken.
Natuurlijk is leren een levenslang proces, maar niet elke vorm van leren staat gelijk aan het opdoen van waardevolle kennis. Dáár moet de school in voorzien zodat de kinderen alles wat ze buiten de school leren in de juiste context kunnen plaatsen.

Ondanks mijn kritische houding wil ik de Pabo bij dezen ook een compliment maken. Ze zijn namelijk wel consequent in hun visie. Ze laten ook mij mijn eigen weg gaan. Op een enkele dogmatische rekendocent na word ik door niemand teruggefloten als ik het opneem voor het traditionele onderwijs. Integendeel, ik krijg vaak veel steun van mijn docenten. Maar lesgeven, mij vertellen hoe je een goede onderwijzer wordt, dat doen ze nauwelijks nog op de Pabo. Daarmee zijn ze trouw aan de onderwijsvisie die ze uitdragen.

Het gevolg is dat wij,studenten, niet voldoende worden ingewijd in het ambacht dat wij moeten gaan uitoefenen.  Het beroep van onderwijzer zal op deze manier steeds meer aan inhoud inboeten. Wij weten niet meer wat we aan de volgende generatie moeten overdragen. De canons zijn ontkracht. Didactische kennis verdwijnt met iedere onderwijzer die met pensioen gaat.

De generatie die ‘iets met kinderen’ wil doen voelt zich nauwelijks verantwoordelijk voor de overdracht van onze beschaving. Dat kan veranderen. Maar als niemand het ons gaat onderwijzen zullen wij het nooit leren.