BON over rapport schoolfinanciën

 

Inspectie van het Onderwijs onderzoekt helft van de te rijke schoolbesturen
 
Naar aanleiding van het rapport van de Commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen in 2009 heeft de Inspectie van het Onderwijs in juni 2012 een rapport uitgebracht met de titel: “Onderzoek naar de financiële positie van schoolbesturen in po en vo. Het onderzoek vloeide voort uit een toezegging van de minister van OCW aan de Tweede Kamer om bij 400 van de rijkste schoolbesturen te onderzoeken hoeveel middelen zij teveel in bezit hebben.
 
Aan de hand van jaarrekeninggegevens over 2009 zijn in totaal 409 besturen geselecteerd. De selectiecriteria waren:
 
1. Alle besturen met een kapitalisatiefactor boven de signaleringswaarde en één of meer (zeer) zwakke scholen;
2. Alle besturen met een kapitalisatiefactor hoger dan 1,5 maal de signaleringswaarde.
 
Van de oorspronkelijk 409 geselecteerde besturen bleven er uiteindelijk 296 over in het vervolgonderzoek. Opvallend is dat waarschijnlijk een groot aantal besturen met een kapitalisatiefactor boven de signaleringsgrens, maar onder 1,5 maal die grens en zonder (zeer) zwakke scholen buiten het onderzoek bleven. Hoe groot dit aantal werkelijk is kan worden afgeleid uit cijfers die de Inspectie zelf in de bijlage van het onderzoek geeft. In de bijlage hanteert de Inspectie een ander criterium namelijk de financiële buffer. Dit is een afgeleide van de kapitalisatiefactor en geeft volgens de Inspectie een beter zicht op mogelijk overtollige middelen die in het onderwijs geïnvesteerd kunnen worden. Eind 2010 waren er in po en vo samen 632 besturen met een financiële buffer van meer dan 1,5 maal de signaleringswaarde. Gaan we uit van de signaleringswaarde dan loopt het aantal op tot ongeveer 750. De conclusie is dus gerechtvaardigd dat de Inspectie veel minder dan de helft van de daarvoor in aanmerking komende schoolbesturen daadwerkelijk heeft onderzocht.
 
Bij de 296 wel onderzochte besturen constateert het onderzoek na correcties een overwaarde aan financiële buffers van in totaal 462 miljoen euro. Het totaal voor po en vo als geheel zal dus wel ergens rond één miljard euro liggen. Dit zijn alarmerende cijfers maar de Inspectie tracht ons tegelijk gerust te stellen. In de jaren 2008, 2009 en 2010 vertonen de financiële buffers een dalende lijn. In 2008 waren er meer dan 800 besturen met een financiële buffer groter dan 1,5 maal de signaleringswaarde. De Inspectie maakt afspraken met de betrokken schoolbesturen om de reserves
verder te verminderen. Naar verwachting zal in 2013/2014 nog “slechts” 172 miljoen euro aan overwaarde overblijven.
 
Wat houden de afspraken met de Inspectie in, waardoor de overwaarde daalt?
 
Er wordt voor 105 miljoen euro besteed aan investeringen in gebouwen en terreinen. De Inspectie merkt terecht op dat in vo en po investeringen in gebouwen en terreinen niet uit de publieke middelen mogen worden gedaan. Hoewel de 160 miljoen euro privaat vermogen al in mindering is gebracht op de berekende financiële buffer, gaat het onderzoek er gewoon vanuit dat deze 105 miljoen in mindering gebracht mogen worden op (het teveel aan) financiële buffer. Afgezien hiervan is het op zich al schokkend dat ook hier weer onderwijsgeld bij voorkeur aan gebouwen wordt besteed.
 
Een relatief klein bedrag van 28 miljoen euro wordt besteed aan uitbreidingsinvesteringen. Gaan we er vanuit dat het hier gaat om investeringen in digiborden, andere ict en gewone leermiddelen dan is hier weinig op aan te merken.
De grootste bijdrage aan de daling van de financiële buffers van 161 miljoen euro komt voor rekening van onttrekkingen aan voorzieningen. Voorzieningen zijn bedragen op de balans die dienen ter dekking van toekomstige verplichtingen. Daarbij valt te denken aan wachtgeldverplichtingen, BAPO-regelingen en voorzieningen voor toekomstig (groot) onderhoud.
 
Via de resultatenrekening daalt de overwaarde per saldo slechts met 13 miljoen euro.
 
Conclusie: Er is geen sprake van een extra investering in het onderwijs door middel van het extra inzetten van middelen voor docenten, dat zou je immers moeten zien in de resultatenrekeningen. Wel wordt er een relatief gering bedrag van 28 miljoen euro extra geïnvesteerd in materiële activa.
 
Reikhalzend kijken wij uit naar de cijfers over 2011 die binnenkort beschikbaar zullen komen. Daaraan zullen we kunnen aflezen wat er daadwerkelijk van de afspraken met de Inspectie terecht komt.
 
30 oktober 2012
Hans Duijvestijn
Bestuur Beter Onderwijs Nederland

4 Reacties

  1. Het volgende moet je toch

    Het volgende moet je toch even toelichten Hans:

    De Inspectie merkt terecht op dat in vo en po investeringen in gebouwen en terreinen niet uit de publieke middelen mogen worden gedaan.

    Is dit omdat de gemeente en niet het schoolbestuur in het vo en po verantwoordelijk is voor de gebouwen en terreinen?

  2. Het po is sinds het

    Het po is sinds het regeerakkoord ook zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van de buitenzijde van hun gebouw(en). 

    Wat ik een beetje mis is de grootte van de besturen. Een éénpitter, die een buffer moet hebben voor onvoorziene calamiteite, bijvoorbeeld een vervanging van het dak of cv, zal dit grotendeels ook uit eigen zak moeten betalen. Gelukkig is daar later, bij het bepalen van een signaleringsfactor, dacht ik ook wel rekening mee gehouden, maar dat zou ik moeten opzoeken. 

    In een bestuur dat ik ken is ook een grote financiele buffer, waarvan de jaarlijkse rente voldoende is om 3 leerkrachten parttime in dienst te houden en zo speciale vakleerkrachten te kunnen aanbieden, oa. muziek, maar ook handvaardigheid. In dat geval is deze buffer dus een manier om het primaire proces te verbeteren.

  3. Waar is dat rapport in te

    Waar is dat rapport in te zien of te lezen ?

    Uit het bovenstaande leid ik niet af, dat de Inspectie bezorgd is over hoe de verdeling van middelen binnen een school of -organisatie is. Eerder, dat de Inspectie op zoek is naar ongeoorloofd uitgegeven geld, en, per implicatie, naar overbodig geld zoekt ; besparing dus.  Dat moge argwanend klinken, maar deze argwaan is niet misplaatst t.o.v. de Inspectie (die immers een verlengarm van de minister is  – degene die ultimo ratio over het onderwijs-budget gaat, en in een kabinet zit dat bezuinigen nastreeft. De Inspectie had deze soort argwaan kunnen voorkomen door een enkele opmerking dat teveel geld (ergens anders dan in het primaire onderwijs-proces) in [principe aan het primaire proces (klas, leerlingen, les, leraar) ten goede dient te komen.  

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    dat

  4. Nog bij mijn voorgaande

    Nog bij mijn voorgaande reactie :

     

    Het rapport

    ( www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2009/11/04/bijlage-rapport-commissie-vermogensbeheer-onderwijsinstellingen.html  )

    is niet van de Inspectie. Het is bovendien rijkelijk gedateerd ("definitieve versie" 29 sept 2009 ; wat betekent dat al eerder proef-versies van het rapport hebben gecirculeerd ; plof versies dus). Ik ben benieuwd waar het Inspectie-rapport is, waar het quintessentieel over gaat en wie de opdracht heeft gegeven en waarom.

Reacties zijn gesloten.